Op een onverhard bospad zie ik een kever
op zijn rug liggen, een zwarte matglanzende mestkever. Zijn drukke pootjes maaien in het niets. Zielig. Waarom zou hij op zijn rug liggen? Een windvlaag, weggetrapt door een hertenhoef, kopjegeduikeld over een konijnenkeutel? Je weet het niet. Wel weet ik dat hij zonder hulp hier met zijn pootjes in de lucht ligt te spartelen tot sint-juttemis. Een groot deel van de mensheid noemt dit geen toeval. Alles is voorbestemd en volgens plan. En als dat
beestje op zijn rug komt te liggen dan is dat niet zomaar, maar de wil van iets.
Er zijn boeken die dit bevestigen, heilige boeken. En er zijn
miljarden die dit soort boeken lezen en ernaar leven. Het staat geschreven en daarmee basta, inshallah en amen.
Terug naar die kever. Ik rol hem voorzichtig om tot hij weer
op zijn pootjes staat. Daarna kruipt het beestje koddig verder, levend in zijn
eigen luchtbel. Hij kent geen heilig boek en ook geen voorbestemming of hiernamaals. Voor hem is het leven een doelloze samenloop van omstandigheden, die bijvoorbeeld bepaalt of je op je pootjes terechtkomt of niet. Hoe op een bospad een koddige kever en een mijmerend mens bondgenoten kunnen zijn. En ook lotgenoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten