zaterdag 14 maart 2020

Majem

Het brood was op, dus fietste ik in de zeikregen naar de supermarkt. Daar bleek het een gekkenhuis. Kennelijk had een en ander met het heersende griepvirus te maken wat zorgde voor hamsterend volk. Ik hoorde er links en rechts klanten grapjes over maken, maar intussen stonden we hier wel met z’n allen te bewijzen wat voor neurotische, bange, ongecontroleerde kuddedieren we waren. Behalve ik natuurlijk, want ik was hartstikke cool. Mijn coolheid ging echter snel over in chagrijn toen twee kwebbeltantes met hun volle karren mijn doorgang versperden. Ze hadden het – natuurlijk – over het virus. Binnensmonds wenste ik de dames de rochelende tering en nam me ter plekke voor een standbeeld van het virus op te richten op voorwaarde dat het de mensheid zou decimeren waardoor moeder Aarde voorlopig weer eventjes vrijuit kan ademhalen.
Weer buiten bleek de zeikregen over te zijn gegaan in een stortbui. Er zat niets anders op dan even te wachten onder het afdak van de supermarkt. Helaas was ik daar niet de enige en al snel stonden we en masse schuilend naar de majem te kijken en – natuurlijk – over het virus te ouwehoeren. Ik hield het daar dan ook snel voor gezien. Toen ik even later drijfnat thuiskwam, moest ik driemaal niezen terwijl ik mijn halfje volkoren op het aanrecht pleurde. Morgen mooi weer, luidt het gezegde. Maar dat werd het niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten