woensdag 26 februari 2014

Bandoeng

Nooit was ik er eerder, maar ineens doemt, vlakbij het gelijknamige dorp, het oude zendstation Radio Kootwijk op. Tussen weidse zandverstuivingen en heidevelden, en omringd door naaldbos, staar ik naar een betonkolos in Art Nouveau-stijl die qua vorm het midden houdt tussen een reusachtige sfinx en een middeleeuwse dôme. De aanblik is surrealistisch - hier lijkt iets niet te kloppen -, gebouw en landschap zijn van verschillende planeten. Ofschoon ik me zowat in het hart van overbevolkt Nederland bevindt, lijkt alles nu, op deze stille maandagmiddag, oneindig ver weg. Geen verkeersgeluiden, nauwelijks bezoekers (althans op dit moment), geen vlagvertoon of horeca. Slechts het geluid van de wind, een tierelierende vogel, een schuwe wandelaar en wellicht straks in de schemering een roedel edelherten. Ofschoon prachtig, oogt deze oude (radio)tempel ook sinister, ja zelfs vijandig. Roest, betonrot en isolement hebben een bevreemdende uitwerking op de bezoeker. Gebouw en decor zouden zo in Bond-film passen als de perfect hideout van een of andere snoodaard. Daarentegen werd, begin vorige eeuw, vanuit dit oude, exentrieke zendstation een van de meest vertrouwwekkende zinnetjes uit Neêrlands koloniale radiogeschiedenis de ether in geslingerd: ‘Hallo Bandoeng*, hier Radio Kootwijk.’
Aardig extraatje is dat mijn wieg er ooit stond. Nee, niet in Kootwijk.

* Het zendstation in toenmalig Nederlands-Indië bevond zich iets buiten Bandoeng, op Java.  

zondag 23 februari 2014

Namibië

Ofschoon sportliefhebber, ben ik altijd blij wanneer een groot evenement als een WK of OS voorbij is. Voor mij zijn dit soort meetings verworden tot een mondiaal potje vaandelzwaaien. Neem de zojuist beëindigde Winterspelen aan de boorden van de Zwarte Zee. Na een aanloop vol ophef, kregen de thuisblijvers een wekenlange puinlawine over zich uitgestort bestaande uit medaillespiegels, nationale hymnen en neurotische kletspraat van sportzeloten als een Wennemars. Schone krachtmetingen werden verbrijzeld door pathetisch geleuter over glorie, drama, achtergronden, toestand van ijs of sneeuw, doping, jury, vooruit- en terugblikken, de sfeer in het Hollandhuis en vooral veel opgeklopte emotie, zoals een gefrustreerde schaatser die kreunde dat hij zich genaaid voelde. Een duizelingwekkende brainwash die menigeen gedrogeerd deed kijken naar curling, een klokvertragende 10 km, joelende koning of knuffelende president.
Wie slim was vertrok tijdens de Winterspelen naar een sneeuwvrij oord. Zo is Namibië a place to be. Althans dat dacht ik, want het schijnt dat inmiddels ook dáar wordt geskied. Op zand. En ze drinken in die oud-Germaanse kolonie ook nog ‘ns Warsteiner Pilsner en kennen straatnamen als Rote Allee, Alte Bahnhof en Bismarckstrasse. Maar gelukkig hebben ze er zwarte buffels in plaats van lila koeien. En zijn de leeuwen niet oranje.  


donderdag 20 februari 2014

Oefening

Ajax is ongetwijfeld onze bekendste voetbalclub, zelfs beroemd tot in alle uithoeken der aarde. Dat komt deels door de in het verleden behaalde resultaten, maar ook door haar (merk)naam. ‘Ajax’ bekt lekker en is ook typografisch bijzonder sterk. Had de club FC Amsterdam of FC Watergraafsmeer geheten dan was de magie een stuk minder. Hetzelfde geldt voor Celtic versus FC Glasgow; Borussia vs. FC Dortmund; Anderlecht vs. FC Brussel; Atletico Bilbao vs. FC Baskenland; Chelsea vs. FC Londen. Een klinkende naam geeft kleur aan de samenleving.
In Den Haag dacht men er gelukkig net zo over. Ooit heette ‘mijn' cluppie gewoon ADO, een acroniem voor Alles Door Oefening. Simpel, mooi en krachtig. Maar na een fusie, in 1971, doopte men ADO om in het zielloze FC Den haag. Veertig jaar later zag men de fout eindelijk in en inmiddels heet de club gelukkig (weer) voluit ADO Den Haag, wat natuurlijk al snel wordt ingekort tot ADO. Iedereen weer blij. Helaas bungelt de club jaarlijks in de staart van de eredivisie – het spelniveau is bedroevend. Gevolg is dat ik vrijwel iedere zondagavond met de pest in m'n lijf naar Studio Sport kijk. Maar het went. Alles Door Oefening.


maandag 17 februari 2014

Textiel

In oorlogstijd hopen soldaten vurig er zonder kleerscheuren vanaf te komen. Dit kun je gerust letterlijk nemen, want velen sterven juíst vanwege die kleerscheuren. Dat zit zo.
Bij het in het lijf binnendringen van een kogel, sabelhouw, bajonetsteek of granaatscherf verspreiden minuscule deeltjes gevechtskleding zich met geweld in de onderhuidse puree. Die textieldeeltjes – altijd vervuild, slagvelden zijn nou niet bepaald steriel - zorgen dan al gauw voor ontstekingen, bloedvergiftiging, miltvuur en andere sores. Als de ongelukkige soldaat nog niet ter plekke is bezweken aan bloedverlies, shock of uitvallende organen, dan sterft hij dagen later wel aan de gevolgen van zijn voort etterende wond. Om die reden ging men, zeker in tijden dat penicilline nog niet was uitgevonden en er van goed uitgeruste veldhospitalen geen sprake was, al snel over tot amputaties om erger te voorkomen. Tja, zulks vanwege dat vermaledijde textiel.
Zo bezien waren naakte strijders als Papoea’s, Maori’s, Zoeloes en Amazone-indianen, die tegen een vijandelijke speer of pijl aanliepen, enorme geluksvogels. Een typisch gevalletje van: het glas is half vol. 

 

vrijdag 14 februari 2014

Standaardvraag

Mijn neusdruppels waren op. Dus sleepte ik me – getroffen door allerlei griepverschijnselen – naar de drogist. Ik maakte mijn keuze en sloot aan bij de kassa. Toen ik aan de beurt was vroeg de verkoopster: ‘Wilt u meer weten over de neusspray?’
‘Neusspray?!’, reageerde ik, ‘Ik dacht dat het neusdruppels waren.’
‘O, had u druppels gewild? Zal ik ze dan even voor u pakken?’, zei ze vriendelijk.
Ik had nauwelijks ‘graag’ gezegd of ze verliet haar plek achter de kassa om de spray om te ruilen voor druppels. Ik zag om en keek verontschuldigend in de gezichten van het rijtje nors kijkende klanten achter me dat inmiddels aanzienlijk was gegroeid.
Teruggekeerd met neusdruppels stak het meisje me een hart onder de riem: ‘De druppels en de spray zitten in vrijwel dezelfde verpakking, dus uw vergissing is begrijpelijk hoor.’ En daarna stelde ze wederom de (bij drogisterijen) standaardvraag of ik meer wilde weten van dit product. Eigenlijk wilde ik haar vragen waarom de pipetjes zo kort zijn, want het kost me altijd moeite om de laatste druppels uit het flesje op te zuigen. Maar ik vreesde dat de rij achter mij niet op mijn scherpzinnigheid zat te wachten.


maandag 10 februari 2014

Kapitalisme

Na uitgebreid empirisch onderzoek ben ik erachter gekomen dat waxinelichtjes met 6 branduren de beste keus zijn. Je hebt ze namelijk ook met 4, 8 en 10 branduren. Die ‘van 4’ branden te kort. Voor die 'van 8 en 10' geldt juist dat ze zó lang branden dat je ze vaak weer moet doven/aansteken, wat de kwaliteit aantast. Zes branduren is daarom precies goed. Het zoveelste bewijs hiervoor kreeg ik toen ik onlangs nieuwe waxinelichtjes wilde kopen. Die met 6 branduren bleken uitverkocht, terwijl die van 4, 8 en 10 nog volop aanwezig waren. We hebben dus massaal dezelfde voorkeur – en terecht. Dat er toch zoveel keuze is, is dan ook niet de wens van de consument, maar van het kapitalisme, dat eiste dat machines werden ontwikkeld die de metalen cupjes in verschillende maten kunnen stansen, lontjes in diverse lengtes afknippen en de was in allerlei diktes persen. Het is een kostenverhogend (dus lucratief) proces dat vanzelfsprekend wordt doorberekend naar de klant die nodeloos keuzes moet maken tussen waxinelichtjes met verschillende branduren.
‘Laat er licht zijn,’ zei God op de eerste scheppingsdag. Hoe lang, vertelde Hij er helaas niet bij. Zes uur dus.  


vrijdag 7 februari 2014

Waldhoorn

Thuisgekomen van de bibliotheek, open ik het leenboek voor de eerste keer. Er valt iets uit, een vergeten boekenlegger, denk ik. Het blijkt een oude foto: een jonge vrouw ligt op haar rug op bed. Ongekleed, op jarretelles en netnylons na. Ondeugend kijkt ze in de lens. Maar haar benen zijn gespreid zodat ik weinig anders zie dan haar foef. Als ik me daar uiteindelijk van los kan rukken, ruik ik de jaren zeventig: het behang, asbakje, beddengoed, de opwindwekker, dieffenbachia, type tuner-versterker, haar Farrah Fawcett-kapsel en rijkelijk gestoffeerde heuveltje. En ik denk aan films als Kom met je waldhoorn tussen m’n Alpen.
Allemaal goed en wel, maar wat doe ik nu met dit intieme plaatje? Het liefst bezorg ik ‘m weer bij de vrouw. Ik zou bij de bibliotheek kunnen informeren wie de vorige lener van het boek was. Maar dan krijg ik vast een waarom-vraag, en dan moet ik de foto overleggen. Beetje gênant. Ik kan de foto natuurlijk ook op het internet gooien, vast wel iemand die haar herkent. Maar dat kan ik het mens - nu zestig- of zeventigplusser - niet aandoen. Verscheuren, besluit ik. Maar eerst gebruik ik haar nog even als boekenlegger, ofschoon ze erg afleidt.

   

dinsdag 4 februari 2014

Ayatollahs

Ze is mooi, heeft donkere kijkers en stelt zich voor als Milad. ‘Is Zareen er niet,’ vraag ik haar. Milad schudt haar hoofd zodanig dat haar lange zwarte haar als in een shampooreclame in slomo door de ruimte golft. Ze zegt dat Zareen al een tijd ziek is, iets met haar nekwervels. Jemig, denk ik, want hoewel Zareen minder mooi is dan deze Milad, was ze voor mij altijd zacht en lief, ging ze uiterst gevoelvol te werk en babbelde ze graag over haar land, het aloude keizerrijk, waar ze ieder jaar naartoe reisde om haar familie te bezoeken, die, volgens haar, ernstig gebukt gingen onder de grillen van de ayatollahs. Vandaag zal mooie Milad mij dus helpen. En dát zal ik weten, want deze mondhygiëniste gaat veel steviger te werk. Met gemene haakjes en krabbertjes pijnigt ze mijn tandvlees en –halzen. Milads schoonheid verschrompelt naarmate ik, godskolere, mijn eigen bloed proef.  
Als ik een klein halfuur later weer buiten sta denk ik met weemoed aan de zachte Zareen met d'r verhalen over haar familie in Teheran. En ik bid tot de ayatollahs dat ze gauw weer beter wordt.




zaterdag 1 februari 2014

Fashionistas

Dronten ligt in landelijk Flevoland en is een prettig, niets-aan-de-hand stadje met een fris gewassen winkelcentrum. Maar als je vanuit het vlakbij gelegen Lelystad naar dat kleine Dronten gaat om te shoppen, heb je wat uit te leggen. (‘Dronten? Wat zoek je in dat gat?’) Wie echter in het grote en supermoderne Almere de trein naar Lelystad pakt om daar leuk te gaan winkelen wordt voor gek verklaard. (‘Lelystad? Ik zou er nog niet begraven willen liggen.’) Amsterdamse hipsters die de PC Hooft links laten liggen en gaan shoppen in Almere zullen niet begrepen worden. (‘Almere? Zo ongezellig en sfeerloos!’) Op hun beurt zullen fashionistas uit modehoofdstad Milaan meewarig worden aangekeken als ze naar Mokum afreizen om aldaar hun garderobe te upgraden. (‘Amsterdam? Mi scusi, ma troppo freddo e triste!’)
Hieraan moest ik denken toen ik ergens Italiaans hoorde praten. Het bleken drie goed geklede, elegante, hooggehakte dames met slanke enkeltjes, draaiende heupen en dure tasjes. Erg Italiaans, zeg maar. Ik verloor ze weer uit het oog toen ze bij Miss Etam binnenstapten. Dat was in Dronten.