In oorlogstijd hopen soldaten vurig
er zonder kleerscheuren vanaf te komen. Dit kun je gerust letterlijk nemen,
want velen sterven juíst vanwege die kleerscheuren. Dat zit zo.
Bij het in het lijf binnendringen
van een kogel, sabelhouw, bajonetsteek of granaatscherf verspreiden minuscule
deeltjes gevechtskleding zich met geweld in de onderhuidse puree. Die textieldeeltjes
– altijd vervuild, slagvelden zijn nou niet bepaald steriel - zorgen dan al
gauw voor ontstekingen, bloedvergiftiging, miltvuur en andere sores. Als de
ongelukkige soldaat nog niet ter plekke is bezweken aan bloedverlies, shock of uitvallende
organen, dan sterft hij dagen later wel aan de gevolgen van zijn voort etterende wond. Om die reden ging men, zeker in tijden dat penicilline nog niet
was uitgevonden en er van goed uitgeruste veldhospitalen geen sprake was,
al snel over tot amputaties om erger te voorkomen. Tja, zulks vanwege dat vermaledijde textiel.
Zo bezien waren naakte strijders als Papoea’s, Maori’s, Zoeloes
en Amazone-indianen, die tegen een vijandelijke
speer of pijl aanliepen, enorme geluksvogels. Een typisch gevalletje van:
het glas is half vol.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten