In Leeuwarden sta ik in een smal straatje voor een statig
pand dat is opgetrokken uit roodbruine bakstenen. In deze patricierswoning
groeide Griet Zelle op, beter bekend als Mata Hari. Deze jonge schone Friezin
trouwde met een Schotse KNIL-officier (dit verzin ik niet; ze bleek sowieso erg
gecharmeerd van mannen in uniform), hield zich daarna op in de betere Haagse
kringen, reisde vervolgens naar Indië, werd na terugkeer in Europa beroemd als
exotische dan wel erotische danseres in nachtelijk Parijs en verloor daar ten
slotte, in 1917, het leven voor het vuurpeloton na verdenking van spionage voor
de Duitsers, wat erop wijst dat ze ook gecharmeerd was van Pruisische uniformen.
Pittig, kun je zeggen, voor een burgermeiske uit Leeuwarden.
Het straatje waarin ik me nu bevind ligt op het hoogste punt
van de Friese hoofdstad (van oorsprong een groep terpen). Ik probeer me voor te
stellen hoe het leven hier was, zo tussen 1880 en 1890, met name voor een jong
meisje. Speelde ze hier verstoppertje of rende ze achter een hoepel aan? Of flaneerde
ze hier als vroegrijpe deerne en zaaide ze daarmee onrust onder hengstige Liwwadders?
Ach ja.
Mijn ogen dwalen nog een laatste maal langs de scherp tegen
het blauw afstekende gevels van het straatje. Matahari schijnt fel vandaag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten