zondag 19 juli 2015

Praten

‘Bezwaar als ik erbij kom zitten,’ vroeg de vrouw toen ze van haar elektrische fiets stapte. Ik zat op een eenzaam bankje, in stilte, mijmerend en uitkijkend over het Veluwemeer. Natuúrlijk had ik bezwaar, maar ik zei van niet.
‘Vaak zaten mijn man en ik hier op dit bankje,’ stak ze van wal. ‘Hij genoot zó van het uitzicht.’ Ik dacht, daar begint het gelazer. En jawel, al snel kreeg ik haar larmoyante verhaal over me heen.
Jarenlang stonden zij en haar man met hun caravan op een camping hier vlakbij. Tot hij doodging. Darmkanker. Zij stond nu dus alleen op die camping en dat vond ze ‘best moeilijk’. Drie jaar lang had ze haar man thuis verpleegd. Tot het niet meer ging en hij naar het ziekenhuis moest. Nu deed ze in datzelfde ziekenhuis vrijwilligerswerk. ‘Bedden rondrijden en soms met de mensen praten. Want ja, ik heb dus zelf meegemaakt hoe groot het leed daar is.’
Er kwam een andere vrouw aanrijden, nu eentje op een gewone fiets. Ook zij stopte en vroeg ons vriendelijk of we een beetje wilden inschikken. Zij moest even op adem te komen, had tegenwind. Ik maakte van de gelegenheid gebruik door haar mijn zitplaats aan te bieden. ‘Moet hoognodig verder,’ verzon ik. Daarop zei ik de vrouwen gedag en toen ik op mijn Gazelle sprong hoorde ik achter me: ‘Vaak zaten mijn man en ik hier op dit bankje.’



Geen opmerkingen:

Een reactie posten