Recht voor me ligt een motorkruisertje. Over de reling hangen herenonderbroeken te drogen, zeven stuks. Het zijn opvallend gekleurde XXL boxers met groot geprinte designernamen op het tailleboord - denk aan Hugo Boss en Calvin Klein. De eigenaar is kennelijk fors én gevoelig voor brand names. Terwijl ik dat gegeven op me in laat werken, glijdt mijn blik over de talloze scheepsdekken. Overal zie ik de bruin gebronsde welvaart maritiem in de weer of anders chardonnay pimpelend in de open kajuiten.
En nu komt ook het kruisertje plotseling tot leven. De kajuitdeur opent zich en een log heerschap met het kapsel van een schlagerzanger uit Kutzleben komt te voorschijn. Ik zie hem én zijn zeven boxers langzaam in elkaar overvloeien tot een cartoon van Obelix. De logge man schuifelt naar de reling en voelt aan een van zijn onderbroeken. Nog nat, hoor ik hem denken. Daarna neemt hij plaats op een dekstoel, steekt een sigaret in brand en swipet vervolgens doelloos over zijn slimme telefoontje.
Ooit staarden echte zeebonken al dan niet filosoferend over de golven, of naar de einder, of desnoods naarbinnen. Maar dat is niet meer. Nu dragen zeeschuimers rare merkonderbroeken. En ze swipen. En ze vervelen zich vooral dood.
Pal naast mijn pas geschilderde bankje kletst een grote witte fluim tegen het talud. Ik kijk omhoog en wou dat ik een meeuw was, dan had ik overal schijt aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten