Buuf vindt naaktslakken buitengewoon vies. Heel vaak hoor ik haar over de schutting geërgerd roepen: ‘Getverrederrie weer zo’n smerig beest.’ Daar kan ik me overigens best in vinden. Maar strikt genomen is de
reactie van mijn buurvrouw wel wat vreemd, want zou ze zich net zo negatief uitlaten over het klokkenspel van haar echtgenoot?
Laten we eens proberen onze subjectiviteit en
vooroordelen opzij te zetten, al is het maar voor tien seconden, zodat we los
komen van het aardse waardoor we in een soort transcendente objectiviteit geraken. Mocht zoiets ooit lukken, dan kun je nauwelijks met droge ogen beweren dat naaktslakken
(Pulmonata) er veel smeriger uitzien dan onze primaire geslachtsdelen.
Maar waarom hoor ik de buurvrouw dan nooit hardop over haar
echtgenoot klagen dat hij ‘getverrederrie een smerige pik’ heeft? De reden is simpel: dit
soort af- en voorkeuren is biologisch bepaald. We worden dus niét gestuurd door de goden, sterrenbeelden of onze mental
coach, maar door de neanderthalistische ruis en bruis in onze kop.
Tja, een naaktslak en de pik van de buurman, er zit een mooie roman in. Maar die komt er niet. Onze biologie dicteert dat we het niet willen weten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten