Ik fantaseerde het. Als kantonrechter moest ik een vonnis uitspreken inzake de school die werd aangeklaagd door de ouders van twee leerlingen. Zij hadden
hun kinderen thuisgehouden in verband met het Offerfeest. En laat nou juist op
diezelfde dag de schoolfotograaf langskomen om de klas te vereeuwigen. Jammer, want je kunt nu eenmaal niet op twee plekken tegelijk zijn, dus ontbraken de kinderen op de klassenfoto. Dat is te bruut voor een tere kinderziel en dus
onaanvaardbaar, meenden de boze ouders. Ook vonden ze dat het Offerfeest hier ondergeschikt werd gesteld aan de openbare beginselen van deze school. Schande! Ze claimden derhalve 10.000 euro schadevergoeding bij het schoolbestuur. Het woord was nu aan mij.
Ik vroeg me stilletjes af of het nou echt wel zo hartverscheurend was voor die twee kinderen. Ik bedoel, kom op! Maar
mijn persoonlijk gemijmer telt niet als ik mijn toga draag en dus besloot ik na lange bestudering van de wetboeken, dat de schoolleiding feitelijk in gebreke was gebleven waarna ik ze naar eer en geweten een passende straf oplegde: 500 euro, te betalen aan de ouders.
De avond na mijn vonnis stortte ik thuis mijn hart uit. Ik vertelde dat Nederland bezig is
zichzelf af te schaffen. En er boordevol schuldgevoel luid snikkend achteraan: ‘en daar
heb ik, stomme, laffe, correcte klootzak die ik ben, vandaag aan meegewerkt!’ Mijn partner legde daarop begripvol haar warme hand in het kuiltje tussen mijn wild schokkende schouders. Dát fantaseerde ik nou.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten