Tijdens een toertochtje rondom de Oostvaardersplassen
besloot ik te pauzeren op een van de uitkijkheuvels die deze polder-Serengeti
larderen. Het betrof een rond plateau waarop enkele ruwhouten bankjes en tafeltjes. Enige aanwezige was een vrouw van middelbare leeftijd met
een creools uiterlijk. Ze knikte me vriendelijk gedag terwijl ik mijn fiets
parkeerde. Wat doet ze op deze afgelegen heuvel, vroeg ik me af, want ik zag
geen fiets, geen rugzak, geen verrekijker, geen wandelschoenen. Het leek alsof ze was afgezet door een passerend slavenschip,
wat gezien haar mogelijke wortels natuurlijk een lelijke gedachte was. Sorry.
Even later fietsten twee mooie tienermeiden met extreem
korte zomerbroekjes de heuvel op. Boven aangekomen genoten ze niet van het
uitzicht. Wat ze wél deden was op hun stuur leunend zij aan zij hun smartphones
bestuderen. ‘Kijk, zulke types krijg ik nou achter me aan,’ zei de ene meid en toonde
haar schermpje aan de andere die terstond ontplofte in een helse geitenlach.
Weer iets later kwamen drie fietsvriendinnen boven. Dertigers, schatte ik. Vrolijk
kwetterend haalden ze picknickmanden van hun bagagedragers. Een tafeltje werd gedekt
middels een kleurige doek waarna bont servies, een thermoskan en lekkernijen het
plaatje compleet maakten. ‘Wat een schattige kopjes,’ zei een van de vrouwen,
‘die had mijn oma ook.’ Gezellig, dacht ik, maar wel verdomd druk hiero.
Nog even genoot ik van het uitzicht: een kudde wilde paarden
en een verdwaalde reiger. Daarna pakte ik mijn ouwe trouwe stalen ros en knikte de vrouw met het creoolse uiterlijk gedag. Ze groette terug door zo sierlijk en voornaam haar hoofd te buigen dat Máxima er boertig bij zou afsteken. De
andere dames hadden het te druk met zichzelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten