Steeds als ik braafjes mijn plastic huisafval in de speciale
container werp, denk ik aan een voorval in Indonesië, enige jaren terug.
Gezeten tussen vele tientallen locals
op het achterdek van een veerboot, genoot ik van de hete zon en het steeds wisselende uitzicht: sprookjesachtige palmeilanden,
vissers in hun vlerkprauwen, over het turquoise oppervlak scherende vliegvissen, mauve
vulkaantoppen aan de kim.
Ineens zwaaide de kombuisdeur open en stapten twee in vlekkerige schorten gehulde koks het dek op. Ze droegen grote kartonnen dozen naar de reling. Daar smeten ze hun vracht schaamteloos overboord. Ik keek
omlaag en zag hoe de dozen door de klap op de golven openscheurden waardoor flessen, bakjes, zakken, tubes en ander
plastic verpakkingsmateriaal vrijelijk door het zog van de veerboot de Stille
Zuidzee in dansten. Zowel verbijsterd als verontwaardigd keek ik om me heen, op
zoek naar medestanders. Maar die waren er niet; de locals gingen stoïcijns
verder met wat ze deden en dat was vooral dommelen (op kunststof stoeltjes), mie bakso eten (in kunststof bakjes) of hun Facebookstatus checken (op mobieltjes van kunststof).
Wat ik zojuist zag, was business as usual en het resultaat daarvan vind je terug op de ooit smetteloze stranden in deze archipel.
Ik weet dat je voor wereldverbetering - hoe naïef ook - altijd bij
jezelf moet beginnen. Maar mijn twijfel aan de zin van dit alles wordt met de
jaren groter. Sorry.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten