Heel traditioneel begint mijn dag met een gezellig rond beschuitje. Helaas word ik chagrijnig van een gebroken exemplaar op mijn ontbijtbord. (Was ik een kerel, dan kloeg ik subiet fokking Bolletje aan.) Maar beschuitjes zijn nu eenmaal zo bros
dat ze makkelijk breken. Dat risico begint al tijdens het verpakken in de fabriek en
zet zich voort bij het vervoer naar de supermarkt. Daarom sta ik altijd voor het schap te dubben voor welke rol ik ga. De beschuitrollen vooraan zijn wellicht al ruw getoucheerd door klanten, maar de
rollen achterin zijn er natuurlijk weer door balorige vakkenvullers ingekeild, dus meestal graai ik er eentje uit het laffe midden. Thuis gekomen komt het grote moment: het teder ontmantelen van de beschuiten. Dit is niets minder dan chirurgie waarbij precisie
en een scherp mes of schaar vereisten zijn. Meestal ontdek ik hier al 1 of 2
gebroken beschuitjes, waardoor somberte op de loer ligt, maar oké, die leg ik apart
voor de vogels. Ten slotte is het zaak om de gave exemplaren in de
cilindervormige metalen beschuitbus te droppen. Ook dit is een riskante operatie, want vooral de eerste beschuitjes vallen diep (zo’n dertig
centimeter), wat breuken kan veroorzaken. Dit hele traject heeft tot
gevolg dat ik ’s ochtends regelmatig oog in oog sta met een gebarsten exemplaar wat dan weer barsten in mijn humeur veroorzaakt. Dat moét ook de reden zijn
waarom zo weinigen mij spontaan uitnodigen des ochtends een beschuitje te nuttigen. Een andere reden
kan ik echt niet bedenken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten