Nou..., ík dus, sinds ik vorige week zo'n broek kocht bij C&A. Dan heb je overigens best wat uit te leggen als je corduroykleding koopt
bij C&A. Welnu, bij deze toko dendert geen kutmuziek uit de speakers, de
verkoopsters giebelen niet, de paskamers zijn ruim, de broekmaten liggen ordelijk
opgestapeld en het eigen merk - Canda - heeft nul status en is dus uiterst betaalbaar. Afijn, toen ik
uiteindelijk in de paskamerspiegel keek, zag ik een bejaarde grijsaard met een comfortabele, perfect zittende, flessengroene corduroybroek. Prima, niets meer aan doen, oordeelde ik. Op
weg naar de kassa griste ik gelijk ook maar een donkerbruin exemplaar mee. Hoe seventies
wil je het hebben? Toen ik met mijn aanschaf voldaan naar huis fietste, hoorde ik ergens Go Your Own Way van Fleetwood Mac klinken.
Maar dat kan ook verbeelding zijn geweest.
woensdag 31 oktober 2018
Fleetwood Mac
Als ik aan de jaren ’70 denk, hoor ik muziek van Neil
Diamond, Fleetwood Mac en Abba, ruik ik pijptabak en herinner ik me biezenmatten,
grote ficussen en kurk tegen de muur. Ook zie ik overal corduroy om me heen: broeken, jasjes, bankstellen.
Die ribstof voelde behaaglijk en zat goed. Iedereen had destijds wel een of
meerdere corduroybroeken in zijn of haar kast. Het was, zeg maar, een coole
en comfortabele tegenhanger van de ordinaire spijkerbroek. De laatste zou
echter niet meer uit het straatbeeld verdwijnen, wat je van corduroy niet kunt zeggen. Wie draagt het nu nog, behalve een paar corpsballen, artistiekelingen of golfkakkers?
zaterdag 27 oktober 2018
Menno Baars
Zeker is dat veel meer mensen zich voor beeldend kunstenaar uitgeven dan er in werkelijkheid zijn. Want ja, de eeuwige vraag luidt: wat
is beeldende kunst en wat niet? Mijn persoonlijke ballotage: iemand die met een
zacht potlood nauwelijks een fatsoenlijke schets kan maken, valt subiet af als serieus beeldend kunstenaar.
Iedere echte schilder, etser, beeldhouwer, mode-ontwerper, choreograaf, (tuin)architect, cineast, et cetera,
kan namelijk, naast zijn eigen specialisme, ook altijd goed uit de losse pols tekenen. Picasso, de jongens van Cobra, Zadkine, Keith Haring en veel andere grote kunstenaars, zij allen konden eerst en vooral goed tekenen. Met dat als basis gingen ze vrij en lustig verder, abstraheren, zich beeldend uitdrukken dan wel een idee vertalen naar vrije expressie. Wie die basale tekenkunst niet beheerst, spéélt voor beeldend kunstenaar, soit!
In Lelystad loopt zo iemand rond. Menno Baars is zijn naam. Tekenen kon hij niet, wat je terugziet in al zijn werk. En dus begon Baars op een mooie dag gewoon met verf wild op een doek te smijten. Mogelijk tot zijn eigen verbazing werd hij er zeer succesvol mee. Wat daarbij wellicht een grote rol speelde was dat hij reeds enige regionale bekendheid genoot als kundig cardioloog in het plaatselijke IJsselmeerziekenhuis. (Een
collega-specialist in hetzelfde ziekenhuis, een psychiater waarmee ik destijds
vertrouwelijk roddelde, vertelde mij eens openhartig - en niet zonder jaloezie - dat deze zelfbenoemde
artiest naar eigen zeggen met zijn kunst meer verdiende dan in zijn functie als
cardioloog.)
Zoetjesaan verscheen Baars’ bonte palet overal. Publiciteitsgevoelig als hij was, reed hij door de stad in een door hemzelf fleurig beschilderd busje waarop met grote letters de tekst 'De Rijdende Kunstenaar' prijkte, een nogal kinderlijke verwijzing naar de destijds bekende TV-serie 'De Rijdende Rechter'. Welke echte beeldend kunstenaar bedenkt zoiets? Maar het werkte kennelijk. Menno Baars smeet verf op wedstrijdboten, gooide vanuit een gehuurde helikopter blikken latexverf op een kunstobject op de grond. Performances, waren het meer. Ondanks de stunteligheid in zijn werk verscheen hij in tijdschriften en galerieën tot in New York, Dubai en Monaco aan toe. Misschien kwam dat ook wel doordat hij zijn werkwijze verklaarde middels vette teksten als ‘ik leg hierin het leed en de ontreddering vast van mijn patiënten.’ Jaja, een smeuïg en lekker verkopend verhaal natuurlijk, waar menigeen dan ook lekker instonk. Ook het Lelystadse ziekenhuis waar hij werkte. Dat bestelde een aantal kleurig beschilderde objecten bij hun 'kunstzinnige' cardioloog en plaatste die theatraal voor de entree van het IJsselmeerziekenhuis. Uit welk potje deze 'kunstuitingen' werden betaald weet ik niet. Maar datzelfde ziekenhuis ging afgelopen week failliet. Waarmee ik niets suggereer.
Zoetjesaan verscheen Baars’ bonte palet overal. Publiciteitsgevoelig als hij was, reed hij door de stad in een door hemzelf fleurig beschilderd busje waarop met grote letters de tekst 'De Rijdende Kunstenaar' prijkte, een nogal kinderlijke verwijzing naar de destijds bekende TV-serie 'De Rijdende Rechter'. Welke echte beeldend kunstenaar bedenkt zoiets? Maar het werkte kennelijk. Menno Baars smeet verf op wedstrijdboten, gooide vanuit een gehuurde helikopter blikken latexverf op een kunstobject op de grond. Performances, waren het meer. Ondanks de stunteligheid in zijn werk verscheen hij in tijdschriften en galerieën tot in New York, Dubai en Monaco aan toe. Misschien kwam dat ook wel doordat hij zijn werkwijze verklaarde middels vette teksten als ‘ik leg hierin het leed en de ontreddering vast van mijn patiënten.’ Jaja, een smeuïg en lekker verkopend verhaal natuurlijk, waar menigeen dan ook lekker instonk. Ook het Lelystadse ziekenhuis waar hij werkte. Dat bestelde een aantal kleurig beschilderde objecten bij hun 'kunstzinnige' cardioloog en plaatste die theatraal voor de entree van het IJsselmeerziekenhuis. Uit welk potje deze 'kunstuitingen' werden betaald weet ik niet. Maar datzelfde ziekenhuis ging afgelopen week failliet. Waarmee ik niets suggereer.
woensdag 24 oktober 2018
Jezus
In het centrum van Zwolle werd ik aangesproken door twee vrome heren. Ze vroegen me of ik de liefde van Jezus voelde. Mijn antwoord zorgde die dag voor onheil, vermoed ik.
Wat later worstelde ik me door de drukte van warenhuis Hudson’s Bay, voorheen V&D. Aldaar werd ik plots overrompeld door een ouwerwetse paniekaanval. Met knikkende knieën zocht ik tussen de massa vlug de buitenlucht op. Zwetend en puffend, maar weer enigszins hersteld, bestelde ik daarna koffie in een rustig hoekje van het respectabele grand café Wientjes. Aan een tafeltje verderop zaten drie gasten waarvan een jonge vrouw in een rolstoel. Zij was meervoudig gehandicapt. Ondanks haar beroerde motoriek en stuurloze tong, trachtte zij een taartje naar binnen te werken waarbij ze kwijlend haar hele toet onder smeerde met slagroom. Bliksemsnel wegkijken voorkwam dat ik moest kokhalzen. Mijn koffie smaakte me dan ook niet meer. Een half uur later bevond ik me in een bomvolle intercity huiswaarts. Platgedrukt stond ik op het balkon tussen een groep donkere mannen die, met hun intimiderend harde stemmen en woestijntaal, dominant gedrag vertoonden tegenover de brave meerderheid die zoals gewoonlijk in alle talen zweeg. De onaangepasten maakten zelfs de NS-controleur belachelijk terwijl hij zijn werk deed. Door deze reeks ellende voelde ik een splijtende hoofdpijn groeien. Wat een ongelooflijke kutdag, hamerde het in mijn kop. En ineens herinnerde ik me mijn antwoord op de vraag van de twee vrome heren in Zwolle over Jezus' liefde. Het zal Zijn toorn zijn geweest. Vast.
Wat later worstelde ik me door de drukte van warenhuis Hudson’s Bay, voorheen V&D. Aldaar werd ik plots overrompeld door een ouwerwetse paniekaanval. Met knikkende knieën zocht ik tussen de massa vlug de buitenlucht op. Zwetend en puffend, maar weer enigszins hersteld, bestelde ik daarna koffie in een rustig hoekje van het respectabele grand café Wientjes. Aan een tafeltje verderop zaten drie gasten waarvan een jonge vrouw in een rolstoel. Zij was meervoudig gehandicapt. Ondanks haar beroerde motoriek en stuurloze tong, trachtte zij een taartje naar binnen te werken waarbij ze kwijlend haar hele toet onder smeerde met slagroom. Bliksemsnel wegkijken voorkwam dat ik moest kokhalzen. Mijn koffie smaakte me dan ook niet meer. Een half uur later bevond ik me in een bomvolle intercity huiswaarts. Platgedrukt stond ik op het balkon tussen een groep donkere mannen die, met hun intimiderend harde stemmen en woestijntaal, dominant gedrag vertoonden tegenover de brave meerderheid die zoals gewoonlijk in alle talen zweeg. De onaangepasten maakten zelfs de NS-controleur belachelijk terwijl hij zijn werk deed. Door deze reeks ellende voelde ik een splijtende hoofdpijn groeien. Wat een ongelooflijke kutdag, hamerde het in mijn kop. En ineens herinnerde ik me mijn antwoord op de vraag van de twee vrome heren in Zwolle over Jezus' liefde. Het zal Zijn toorn zijn geweest. Vast.
vrijdag 19 oktober 2018
Drilsergeant
Ergens in mijn woonwijk brulde een mannenstem: ‘Luna, hieRRR’
Ik keek om me heen, maar zag geen hond. Wel
zag ik een klein meisje weglopen, een blond engeltje van een jaar of vier. Ze stapte
stug door terwijl achter haar nogmaals ‘Luna, hieRRR’ door de buurt schalde.
Toen dat voor een derde keer werd gebruld, versnelde het engeltje haar pas
waarna ze ergens in een achtertuin verdween.
Vader roept kind tot de orde, denk je dan. Maar waarom dat blaffende bevel? Als hij op meer gematigde toon ‘Luna, kom bij pappa’ of ‘Luna, wacht eventjes’ had
geroepen, misschien had het meisje dan wel rechtsomkeert gemaakt. Als niet geheel onbevooroordeelde buitenstaander dacht ik er
het mijne van. Maar ja, misschien was de man wel ten einde raad. Zijn dochtertje
mocht er dan lief en schattig uitzien, wie weet was Luna een onuitstaanbaar secreet
dat naar niets en niemand luisterde? Een derde mogelijkheid was dat ze slechthorend
is waardoor haar vaders gebrul haar ontging. Maar dat geloof ik nou ook weer
niet, daarvoor stond haar gezichtje te angstig. Ik blijf er daarom bij dat sommige mensen gewoon niet aan kinderen moeten beginnen. En ook niet aan een hond. Beter kunnen ze het leger in. Als drilsergeant.
zondag 14 oktober 2018
Chaostheorie
Mijn zonnebril oogt heel cool. Toch droeg ik ‘m tot voor
kort nauwelijks omdat hij altijd scheef op mijn neus stond. Lullig gezicht. Maar
onlangs ging ik per ongeluk op mijn coole bril zitten waardoor hij sterk verboog
- gelukkig zonder te knappen. Gek genoeg zat de bril na dit stomme voorval ineens
wél recht op mijn neus. Geluk bij een ongeluk, maar vooral: puur toeval. Een laf
cliché natuurlijk, want alles is
toeval. Mijn conceptie, de oerknal, mijn kromgebogen bril: een kwestie van chaos.
Een theoretisch voorbeeld.
's Middags, op uur U, ga ik met mijn auto op pad. Even later schrik ik hevig. Door de laagstaande zon zie ik een fietser over het hoofd die, van rechts komend, mijn pad kruist. Gelukkig passeert hij voorlangs, maar het scheelt een haar! Indien ik een seconde vóór uur U in mijn auto was gestapt, dan zouden de fietser en ik elkaar op hetzelfde moment hebben gekruist. Vanwege dezelfde laagstaande zon had ik hem dan wél geschept. Daar zou ik echter weer tegenin kunnen brengen dat de fictieve fietser veel geluk heeft gehad dat ik sinds kort mijn coole zonnebril weer draag omdat-ie weer recht op mijn neus staat nadat ik er heel lullig op ben gaan zitten. Zo zie je maar: zelfs in theorie heerst chaos.
Een theoretisch voorbeeld.
's Middags, op uur U, ga ik met mijn auto op pad. Even later schrik ik hevig. Door de laagstaande zon zie ik een fietser over het hoofd die, van rechts komend, mijn pad kruist. Gelukkig passeert hij voorlangs, maar het scheelt een haar! Indien ik een seconde vóór uur U in mijn auto was gestapt, dan zouden de fietser en ik elkaar op hetzelfde moment hebben gekruist. Vanwege dezelfde laagstaande zon had ik hem dan wél geschept. Daar zou ik echter weer tegenin kunnen brengen dat de fictieve fietser veel geluk heeft gehad dat ik sinds kort mijn coole zonnebril weer draag omdat-ie weer recht op mijn neus staat nadat ik er heel lullig op ben gaan zitten. Zo zie je maar: zelfs in theorie heerst chaos.
woensdag 10 oktober 2018
Businessclass
Bij gunstige windrichting vliegt een enorme witte vogel, tweemaal daags, op vaste tijden over mijn dakpannen. Het is een Airbus A380 van Emirates, 's werelds grootste passagiersvliegtuig. Het toestel vliegt aardig laag, want is reeds met zijn dalende glijvlucht naar Schiphol bezig. Een majestueus gezicht. Soms loop ik zelfs de tuin in om hem beter te kunnen spotten. Dat de
groenen er juist van gruwen deert me niet.
Eerlijk gezegd zou ik graag in die overvliegende albatros
willen zitten. Maar dan wel businessclass, want ik ben inmiddels wel zo ver dat
ik economyclass een veuls te grote aantasting van vrijheid begin te
vinden. Zeker tijdens vluchten van langer dan drie uur, en daar zijn deze enorme
superjumbo’s juist voor bedoeld, onderga je een verstikkende marteldood, althans in mijn beleving.
Maar ja, business
kost pakweg vier keer zo veel als economy.
De verhoudingen zijn daarmee behoorlijk zoek, wat in het verlengde ervan eveneens geldt voor het almaar
groeiende verschil tussen rijk en arm in deze wereld. Maar oké, je wilt, godbetert, bijvoorbeeld naar Bali. Dan heb je twee opties. De ene is ellendig en kost
600 euro, de andere gerieflijk maar vraagt een vette 2400. Gelukkig is er een
slimmere keuze: lekker thuis blijven en van daaruit met veel plezier naar die overvliegende Airbus A380 kijken. Dát is de meest luxueuze klasse.
vrijdag 5 oktober 2018
Homo Deus
Hoog tijd voor een wat langer, maar weer uiterst gezellig stukje over de Eerste
Wereldoorlog. Dit keer een vrijwel integraal overgenomen tekst uit het ietwat provocerende
boek Homo Deus (Goddelijke Mens) van de Israëlische historicus Yuval Noah
Harari, een werk dat - vind ik - eigenlijk iedereen zou moeten lezen,
ofschoon men daarbij het risico loopt finaal van de sokken te worden geblazen door het spervuur aan informatie, ideeën en perspectieven. Indien het je interesseert, lees dan eveneens Harari's voorgaande bestseller, Homo Sapiens, en als toetje ook zijn laatste: 21 lessen voor de 21ste eeuw. Maar oké, dat allemaal terzijde. Hieronder gaan we terug naar mijn 'innig beminde' WO1, maar misschien nog wel meer naar de stupiditeit van onze soort.
-----
-----
Het is bekend dat hoe meer slachtoffers er vallen vanwege
een imaginair verhaal, des te heviger we ons daaraan vastklampen, omdat we zo
wanhopig graag willen dat die offers – en het leed dat we hebben veroorzaakt –
zin hebben. Religie is daar een goed voorbeeld van, maar zeker ook bij
politiek, oorlog, sport, financiën, het zakenleven, de liefde en nog een heleboel andere onderwerpen doet zich dit fenomeen voor.
In 1915 stortte Italië zich in de Eerste Wereldoorlog omdat
het Trento en Triëst wilde ‘bevrijden’, twee 'Italiaanse' gebieden die ‘ten
onrechte’ onder Oostenrijk-Hongarije vielen. Italiaanse politici hielden
vlammende betogen in het parlement, zwoeren dat ze deze historische fout recht
zouden zetten en beloofden een terugkeer naar de glorietijd van het oude Rome.
Honderdduizenden Italiaanse rekruten gingen naar het front met de strijdkreet:
‘Voor Trento en Triëst!’ Ze dachten dat het een eitje zou worden.
Dat viel vies tegen. Het Oostenrijks-Hongaarse leger had een
sterke verdedigingslinie opgeworpen langs de rivier de Isonzo. De Italianen
leverden daar elf bloedige veldslagen, waarbij ze hoogstens een paar kilometer
terrein wonnen en nooit een echte doorbraak wisten te forceren. In de eerste
slag verloren ze 15.000 man. In de tweede 40.000. In de derde 60.000. Zo ging
het meer dan twee afschuwelijke jaren door, tot het elfde offensief. Toen
gingen de Oostenrijkers (met beslissende steun van de Duitsers. R.N.) in de
tegenaanval en in het twaalfde gevecht, beter bekend als de Slag bij Caparetto,
versloegen ze de Italianen grandioos en dreven ze hen bijna terug tot aan Venetië.
Het glorieuze avontuur was een bloedbad geworden. Aan het einde van de oorlog
waren er bijna 700.000 Italiaanse soldaten gesneuveld en waren er meer dan een
miljoen gewonden.
Na het verliezen van de eerste slag bij de Isonzo hadden de
Italiaanse politici twee keuzes. Ze hadden hun fout kunnen toegeven en kunnen
aanbieden een vredesverdrag te ondertekenen. Oostenrijk-Hongarije claimde geen
delen van Italië en had maar al te graag vrede gesloten, omdat het elders vocht
voor zijn eigen leven tegen de veel sterkere Russen. Maar hoe konden de politici de
ouders, vrouwen en kinderen van de 15.000 bij die eerste veldslag gesneuvelde Italiaanse soldaten dan in de ogen
kijken? Moesten ze zeggen: ‘Sorry, dit was een vergissing. We hopen dat het
niet te pijnlijk voor jullie zal zijn, maar jullie Giovanni is voor niets
gestorven, en uw Marco ook’? Ze konden ook zeggen: ‘Giovanni en Marco waren
helden! Ze zijn gesneuveld opdat Triëst Italiaans zou worden en we zullen
zorgen dat ze niet voor niets zijn gestorven. We blijven vechten tot de
overwinning aan ons is!’ Het zal niemand verbazen dat de politici die tweede
optie aantrekkelijker vonden. Dus kwam er een tweede veldslag en verloren ze
nog eens 40.000 man. Enzovoorts. De Italiaanse politici besloten wederom dat het beter was
om te blijven vechten, want ‘onze jongens zijn niet voor niets gestorven.’
-----
Wel dus.
Abonneren op:
Posts (Atom)