Te voet door Enkhuizen. Pal voor
mijn neus gaat een fotogeniek ophaalbrugje omhoog. Soms kan oponthoud leuk zijn,
zeker als vanaf de Dromedaris carillonklanken
omlaag dwarrelen. Naast mij schuiven twee fietsers aan: een wat oudere vrouw en
een kleine man. Moeder en zoon, schat ik. De man heeft het syndroom van Down.
De vrouw laat een zwaarmoedig ‘Dat hebben wíj weer!’ vallen. De mongool naast
haar lijkt daarentegen zichtbaar gelukkig met wat komen gaat. Met geknepen
oogjes kijkt hij hoe de brugwachter het brugje omhoog liert. Als dat is
gebeurd, pruttelt een zeiljachtje - de Zeerob
- met gestreken zeil onder ons door, op weg naar het IJsselmeer. Erin leunt een
man in een schipperstrui tegen zijn stuurrad. Naast hem, op de kajuitbodem,
ligt een teckel in zijn mand. De mongool roept hoi naar het scheepje maar de schipperstrui
hoort het niet vanwege zijn motorgeluid. En de teckel rolt behaaglijk op zijn
rug.
Zodra het scheepje is gepasseerd en
de brugwachter de twee walkanten weer heeft verbonden, laat de vrouw een bits
‘Kom’ horen en fietst gehaast het neergelaten brugje over. Kennelijk wil ze
verloren tijd inhalen. De mongool fietst achter haar aan, maar op zijn dooie
gemak om de Zeerob zo lang mogelijk
na te kunnen kijken. Als de schipperstrui en zijn teckel het ruime sop hebben
gekozen, valt het carillon stil.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten