Nu, zowat een halve eeuw later later, sta ik weer voor het smeedijzeren hek van dit stijfstatige pand in de Haagse binnenstad. Ofschoon de dreiging is verdwenen, voel ik toch maagzuur opkomen. Het hek is gesloten, de kleine parkeerplaats leeg, de klapdeuren hermetisch toe, geen leven te bekennen, een doodstille enclave in de binnenstad. Wie of wat hier resideert kan ik niet ontdekken, nergens een naamplaat of opschrift. De eens zo trage klok lijkt eindelijk tot stilstand gekomen. Na enige tijd, en zonder een spoortje weemoed, keer ik de sombere locatie de rug toe. Ditmaal voorgoed.
dinsdag 5 mei 2015
Buste
Mijn loopbaan begon als jong ambtenaartje in een kleine
dependance van een groot ministerie, ergens tijdens de sixties. Maar van flowerpower
was hier geen sprake want tot mijn afschuw bleek het zo ongeveer het laatste
bolwerk van de muisgrijze ambtenarij. Zo werd ik tijdens mijn eerste werkdag
met klem verzocht naar de kapper te gaan. Een net jasje was verplicht. Op
kamerdeuren moest altijd worden geklopt (en gewacht op het antwoord). Referendarissen
en hoofdcommiezen genoten een speciale parkeerplaats aan de voorzijde terwijl
een lekkende fietsenstalling was gereserveerd voor bureelslaven,
archieflakeien, typsloeries en stempelkoelies. Muziek was een misdaad; slechts
geluiden van ratelende typemachines, ruisende kaartenbakken en bakelieten
telefoons waren toegestaan. Om vijf uur ‘s middags ging een venijnige zoemer ten teken dat
je je hielen mocht lichten - en geen seconde eerder. Was je ’s ochtends een
minuut te laat dan diende je je te melden bij het afdelingshoofd die je zo minachtend
aankeek alsof je zojuist in de vestibule tegen de buste van koningin Juliana
had geürineerd. En dit alles in een aroma van inktlint, carbonpapier en verstofte
paperassen. Kortom, de sfeer was saai, afstandelijk, uiterst hiërarchisch en de
klok tikte verstikkend langzaam. Ik ging er dood. Ondanks dat hield ik het twee
lange jaren vol, wat weinig met standvastigheid maar alles met onvermogen had
te maken. Godzijdank moest ik daarna in militaire dienst, een verademing.
Nu, zowat een halve eeuw later later, sta ik weer voor het smeedijzeren hek van dit stijfstatige pand in de Haagse binnenstad. Ofschoon de dreiging is verdwenen, voel ik toch maagzuur opkomen. Het hek is gesloten, de kleine parkeerplaats leeg, de klapdeuren hermetisch toe, geen leven te bekennen, een doodstille enclave in de binnenstad. Wie of wat hier resideert kan ik niet ontdekken, nergens een naamplaat of opschrift. De eens zo trage klok lijkt eindelijk tot stilstand gekomen. Na enige tijd, en zonder een spoortje weemoed, keer ik de sombere locatie de rug toe. Ditmaal voorgoed.
Nu, zowat een halve eeuw later later, sta ik weer voor het smeedijzeren hek van dit stijfstatige pand in de Haagse binnenstad. Ofschoon de dreiging is verdwenen, voel ik toch maagzuur opkomen. Het hek is gesloten, de kleine parkeerplaats leeg, de klapdeuren hermetisch toe, geen leven te bekennen, een doodstille enclave in de binnenstad. Wie of wat hier resideert kan ik niet ontdekken, nergens een naamplaat of opschrift. De eens zo trage klok lijkt eindelijk tot stilstand gekomen. Na enige tijd, en zonder een spoortje weemoed, keer ik de sombere locatie de rug toe. Ditmaal voorgoed.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten