zondag 12 oktober 2025

Reïncarnatie

Al heel wat jaren knip ik mijn haren zelf. Dat komt door kappersvrees. Ik ervaar een kappersstoel als dwangbuis. Je zit ingepakt, kunt bij een paniekaanval niet weg en wordt tijdens je knipbeurt min of meer gedwongen tot sociale blabla.
     Knippen is eigenlijk het verkeerde werkwoord. Scheren is het meer want ik gebruik een tondeuse. Bij een tondeuse denk je al gauw aan ultrakort of overal-even-lang. Da's bij mij anders; ik tracht mezelf een heuse coiffure aan te meten. Kuif, bovenkant, flanken, bakkebaarden, een naadloos aflopende achterkant: alles naar believen op lengte en in de juiste verhouding. The full monty. Dat houdt in dat ik druk ben met allerlei opzetstukjes, met een hulpspiegeltje voor achterhoofd en nek, en bovenal door er heel veel gevoel in te leggen. Kunst- en vliegwerk, zeg je dan.
     Natuurlijk is het resultaat verre van perfect. Altijd zijn er onregelmatigheden. Uitschieters of flinke happen in het snoeiwerk zijn eerder regel dan uitzondering. Maar als man van zekere leeftijd met uitdunnend haar maak ik daar geen groot punt van. Je loopt hooguit twee weken voor schut en daarna ziet niemand er meer iets van. Wat meehelpt is dat ik niet zo van een strakke dakbedekking ben; het mag best een beetje nonchalant ogen.
     Plaats van handeling is de badkamer, de meest besloten maar vooral praktische ruimte. De vloer is verwarmd, de belichting goed en de spiegel groot. De klus doe ik in adamskostuum, want alleen al bij het idee aan stoppeltjes en haartjes in m'n goed krijg ik kriebelitis. Ben ik klaar, dan vlugjes met de stofzuiger over de tegelvloer om direct daarna onder de warme douche te stappen en na te genieten, vooral als ik zie hoe al dat jeukerige haarafval via lijf en leden naar het afvoerputje spoelt. Met nieuwe energie én een frisse coupe neem ik even later weer deel aan het leven – ik voel me kortstondig als herboren. Voor reïncarnatie light hoef je niet eerst dood.


zondag 5 oktober 2025

Als God in Frankrijk

Ik zit weer eens te luilakken op een bankje bij de jachthaven. Niemand om me heen en geen wolkje aan de lucht, letterlijk. Bovendien is het zo windstil dat ik het IJsselmeer niet hoor kabbelen, noch het oevergewas ruisen. De rust. Het hoofd lichtjes opwaarts gericht, baad ik met dichte ogen in de lage oktoberzon die recht op mijn toet staat.
     Ineens maakt aan de binnenzijde van mijn oogleden het warme oranjerood plaats voor dreigend donkerpaars. Ik open de luiken, schrik van het silhouet dat pal in mijn zonnetje staat. De blik scherper gesteld, zie ik een heerschap met een aangelijnde teckel.
     ‘Als God in Frankrijk,’ zegt de man met een lachkrulletje. 
     ‘Inderdaad,’ is het enige wat ik zo gauw weet uit te brengen.
     Zijn teckel besnuffelt intussen ongevraagd mijn broekspijpen. Dat mag, ik heb niks tegen honden. Integendeel, zeker teckels. Ik ga verzitten, aai het beestje over zijn kop, zijn nek, zijn lange rug.
     ‘Is hij of zij een ruwharige of een langharige,’ vraag ik om maar wat te zeggen.
     ‘Ruwharig, maar op zijn kop is het inderdaad wat aan de lange kant. Verder is-ie helemaal in orde hoor. Wel heeft hij last van zijn oortjes. Hij luistert gewoon nooit. Oost-Indisch doof, zeg je dan. Maar och, dat typeert het soort.’
     De man praat een tikkie geaffecteerd, net leuk. Hij doet mij in de verte denken aan een jonge Frits Bolkestein, qua uiterlijk maar vooral door zijn dictie. Welbespraakt, erudiet, een en al beschaving. Rechter bij de Hoge Raad, medisch directeur, kasteelheer?
     ‘Kom Dirk, we moeten verder. En u een fijne voortzetting gewenst.’
     Ik kijk het duo na over het smalle klinkerpad langs het water. De een kuiert, de ander trippelt parmantig. Ze verlaten het paadje en dalen trapsgewijs af naar de houten steiger die behangen is met pleziervaartuigen. Ergens halverwege stappen de man en zijn eigenwijze teckel over van de steiger naar het plankier van de Belle Brise, een elegant zeiljacht. Het past ze uitstekend. Bolkestein en Dirk op een patjepeeërig motorjacht zou hebben misstaan.

Frits Bolkestein in 1988                             Foto: Wikipedia






zondag 28 september 2025

Jan Pieterszoon Coen

In koken had ik weer eens geen zin. Dus ging ik naar de Indische toko vlakbij. Terwijl mooie bruine vrouwenhanden mijn bestelling uit de buffetvitrine lepelden, scrolde ik likkebaardend over de roestvrijstalen bakken gevuld met gerechten doortrokken van kruiden en specerijen uit de Gordel van Smaragd. 
     Over specerijen gesproken. Met de nodige fantasie zou je kunnen stellen dat we al dat Indische lekkers te danken hebben aan Jan Pieterszoon Coen. Maar de nationale held is van zijn sokkel gevallen vanwege zijn genocidale daden als brute leidsman van de VOC (Vereenigde Oostindische Compagnie). Volkomen terecht, toch laven we ons nog altijd aan de eetcultuur die voormalige kolonie Nederlands-Indië ons naliet. (Van 'ons' Indië erfden wij de grootste toko-dichtheid ter wereld, buiten Indonesië.) Met andere woorden, we schamen ons voor het VOC-verleden, maar genieten in zekere zin nog van de nalatenschap.
     Wie A zegt moet ook voor B gaan. Dus na de VOC meteen door naar de WIC, de West-Indische Compagnie. Ook in het gebied rond de Caraïbische Zee, denk aan Suriname en de Antillen, hebben Nederlanders vreselijk huisgehouden. We hebben er massaal medemensen als slaaf verhandeld, onderdrukt, uitgebuit. Het is dan ook begrijpelijk dat vooral Nederlanders met West-Indische roots, wiens voorouders zo hebben geleden, ons blijven wijzen op de lelijke geschiedenis die ons land de nodige rijkdom bezorgde. Daartegenover staat dat diezelfde nakomelingen nu meeprofiteren van de Nederlandse welvaartstaat, die mede tot stand kwam over de gestriemde ruggen van hun voorouders. 
     Het punt dat ik hier omslachtig probeer te maken, is dat we ons terecht schamen over de zwarte kanten van onze nationale geschiedenis, maar dat we sans gêne gebruik blijven maken van wat al dat kwalijks ons naliet. En dat de maaltijd van de Indische toko heerlijk smaakte, heel in de verte dankzij de terreur van Jan Pieterszoon Coen & Co.

zondag 21 september 2025

Intelligentie

Arthur Schopenhauer was een uitgesproken pessimistisch filosoof. Voor hem gold in volkstaal: het leven is klote, vervolgens ga je dood. Hij vond wel dat mensen een wil hebben, maar dat die niet vrij was – we zijn kansloze schepsels, doelloos en blind. Daarnaast was hij fel gekant tegen vivisectie op dieren*, en dat in zijn tijd (1788-1860). Voor mij reden genoeg om een buiging te maken voor de zwartgallige Duitser.
     Onlangs zag ik een van zijn andere uitspraken passeren waardoor ik een nóg diepere buiging maak: Een mens kan slechts zichzelf zijn als hij alleen is. Daarmee verband houdend gingen, in zijn optiek, solitair gedrag en intelligentie vaak samen.
     Ik vind het aangenaam alleen te zijn, maar ben ik intelligent? Jippie, volgens Schopenhauer wel. Zijn theorie behelst dat intelligente mensen niet graag opgaan in gezelschap omdat ze niet van vluchtig sociaal contact houden. Intelligente mensen hebben geen behoefte aan kicks of vermaak, intelligente mensen durven zich te vervelen. Intelligente mensen hebben genoeg aan zichzelf, aan hun eigen gelummel, gedachten, ideeën of fantasieën. Alleen al daarom zorgen solitaire, intelligente mensen vaak voor wetenschappelijke of creatieve erupties. Newton, Tesla (niet de autofabrikant), Curie, Van Gogh, Kafka, Nietzsche en Turing waren einzelgängers. Een man als Ludwig von Beethoven leefde vrij geïsoleerd, had geen vrouw of kinderen, bovendien was hij doof vanaf zijn twintigste. In volkomen stilte schreef hij briljante muziek.
     Gezien het voorgaande is het nu, via dit schrijfsel, de kunst om – zonder dat het in de smiezen loopt – een pietsie intelligentie op mijn persoontje af te wentelen. Maar hoe? Door te verkondigen dat ik de feestdagen oprecht het liefst in mijn uppie doorbreng. Dat ik partijtjes en recepties kan missen als kiespijn? Dat ik vaak non-conformistisch denk? Oké, oké. Maar mocht dat op enige intelligentie wijzen, hoe verklaar ik dan de berg ongeëvenaarde stommiteiten die ik op mijn rug meedraag? Wellicht is dat de ware reden dat ik diep buig voor Arthur Schopenhauer.

Kort filmpje zien over Schopenhauers ideeën? Klik HIER

De gelovige, doch sterk rationele denker Descartes zag dieren als 'automaten', als dingen. Hij was dan ook voorstander van vivisectie op dieren om dat te kunnen bewijzen. Schopenhauer zag dat anders. Volgens hem hadden dieren gevoel en verdienden ze mededogen, net als mensen.


zondag 14 september 2025

Carnavalskrakers

Bij Ons Staat Op De Keukendeur zongen De Twee Pinten in 1970, een ongekende carnavalskraker. Vrijwel iedere Nederlander kent deze klassieker. Vreemd is echter wel dat de keukendeur zelve al een poos uit onze wooninterieurs lijkt te zijn verdwenen. Bij wie je ook komt, nergens tref je hem nog aan. In de meeste eigentijdse Nederlandse huizen is de keuken onderdeel van het woongedeelte, niet zelden is het zelfs de centrale open space. Dus adieu keukendeur.
     Iets anders dat ineens foetsie lijkt, is het waterbed. In de jaren ‘80 en ‘90 waren de golvende matrassen niet aan te slepen. Je zou er geweldig op/in slapen, dus iedereen wilde zo’n ding; waterbeddenspeciaalzaken schoten als geysers uit de grond. Het zou me daarom niks verbazen als een flink deel van de millennials – generatie Y – is verwekt op een waterbed. Achter mijn laptop gezeten zie ik subiet ritmisch golvende lichaamsbewegingen op waterbasis voorbij komen, maar laat ik daar niet al te lang bij stilstaan.
     Het waterbedidee is heus zo gek nog niet. Golven brengen rust, zorgen voor regelmaat, bovendien vormen ze drijvende krachten in het aardse bestaan. Eerstens kwamen wij ooit voort uit de golven: zeedieren spoelden aan en evolueerden tot landdieren. Daarnaast hebben we, in prenatale fase, maandenlang meegedeind op golvend vruchtwater. En eenmaal ‘af’ dobberen we, zonder het te merken, braafjes mee op de golven van ons denken wat zorgt voor nieuwe technieken, mores en hypes. Met als resultaat veranderende (wereld)beelden en gebruiken. Dat keukendeuren en waterbedden teloorgingen in Nederlandse interieurs is daar een aardig voorbeeld van. En een paard in de gang is allang taboe. 

zondag 7 september 2025

Lichttherapie

2025 zomert na, maar heel lang zal het niet duren. Het is september, de R zit in de maand, de dagen korten. Weldra denkt menigeen aan extra vitamines. En niet lang daarna aan griepprikken, winterbanden, mogelijk zelfs al aan strooizout. Maar wie in september op het zuidelijk halfrond woont, rent in zijn bermuda naar de regionale Etos om zich sunblock factor 50 te verschaffen. En dan zijn er nog 1,3 miljard Chinezen die septembel zeggen, dus niks geen ‘R in de maand’. Bovendien kennen veel Aziaten een jaartelling die niet uitgaat van halfslachtige Griekse goden als Mars (maart), megalomane Romeinse keizers als Augustus en Latijnse flierefluiters als Aprilis. Ten slotte is er nog een Maya-kalender die beweert dat de mensheid niet meer bestaat, alleen beseffen we het nog niet. Dat is overigens heel goed mogelijk. Plato leerde ons immers dat we niet in staat zijn de werkelijkheid te zien. En dan was daar ook nog ene Einstein met zijn bewijs dat tijd sowieso relatief is.
     Dus wanneer iemand zegt dat de R in de maand zit, dan heeft dat nauwelijks betekenis, het is slechts een lokaal dingetje. En toch word ik er knap depri van.
     Om de komende donkerte een beetje te temperen, heb ik op aanraden van mijn psychotherapeut een zonlichtlamp besteld. Ze zei dat zulk licht mogelijk helpt de stemming te verbeteren. ‘Gewoon thuis elke ochtend een half uurtje aanzetten, terwijl je wat leest of iets anders doet op een vaste plek. Best veel mensen hebben er baat bij, ook volgens de wetenschap. En het is onschadelijk voor de huid, het geeft geen ultraviolette straling. Dus baat het niet dan enzovoort.’ 
     Ik was om.
     De psycholoog is een invoelende mevrouw die mijn kronkels aanhoort en ze becommentarieert. In ruil daarvoor spek ik haar portemonnee – leven is uitwisselen. Het aantal consulten is nog ongewis, want afhangend van wederzijdse bevindingen. Dus wie van ons twee straks het licht uitdoet weet ik niet.



zondag 31 augustus 2025

Radar Love

Het onvatbare is niet te vatten. Dat weet je als je op actieve wijze iemand voorgoed vaarwel zegt. Vooral als je aan de persoon in kwestie nauwelijks merkt dat hij zich op de grens van de eeuwigheid bevindt. Dit trof me tijdens het afscheid van jeugdvriend Paul. Hoewel hij op mij nog steeds erg patent overkwam, heeft hij op moment van schrijven nog zo'n drie weken te gaan. Zijn wens is goedgekeurd, zijn sterven staat gepland. Goddank kan dit in Nederland, mits aan zeer strenge eisen is voldaan.
     Behalve verdrietig en onbevattelijk, voelde dit afscheid ook mooi en intens. We snackten en dronken wat, grinnikten om elkaars grappen, bespraken de actualiteit. We maakten daarna een boswandeling waarbij we herinneringen ophaalden. Over ons verre sportverleden. Over onze Stad achter de Duinen. Over vrienden en kennissen van toen, waarvan velen niet meer onder ons zijn. Over gezamenlijke kampeeravonturen begin jaren '70 langs een Noorse fjord, of een door grimmige soldaten bewaakte camping in Istanbul, of dat aan flarden gereden wiel onder onze VW Kever op een onverharde bergweg in het ruige binnenland vlakbij de Albanese grens.
     En, natuurlijk, bespraken we de naderende dood. De praktische kanten. Locatie: de slaapkamer. Aanwezigen: zijn lieve vrouw en dochters. De arts en de verpleegkundige die 'het' gaan doen. De manier waarop. Datum. Tijdstip. Afhandeling.
     De toon waarmee we dit alles doornamen was licht en luchtig. Zo wilde Paul het graag. Gekscherend had hij het ook over ‘de show’ erna. Hij hoopte op een blije samenkomst, vertelde over zijn muziekvoorkeur. Als Haagse jongen ging die uit naar Golden Earring, met name hun hit Radar Love. 
     Paul: ‘Dat intro: dèwng-dèwwnngg-dèwwwnnnggg…, hartstikke gaaf toch!’ Hij speelde het voor op zijn luchtgitaar. Ja, hij wilde eigenlijk een rockende aula, iets wat zijn naasten enigszins begrijpelijk een tikkie too much vonden. Hoe dan ook, het idee alleen al deed ons puberaal giebelen.  
     Het moment kwam. Het weggaan. De laatste woorden uit verstopte kelen. Laatste aanraking, zoen. Het finale oogcontact. Dichtklappende autodeuren. Zwaaihandjes uit portierramen, tot ver voorbij de bocht. 

Intro van Radar Love beluisteren? Klik HIER.      (Reclame snel overslaan)

zondag 24 augustus 2025

Pleonasme

Tot voor kort was hij mij onbekend, Jim Jefferies. Maar onlangs zag ik op Netflix een show van de man, een grappige komiek. Dat laatste lijkt een pleonasme, maar is het niet. Grappig is subjectief. Ik ken namelijk ook best een aantal niet-grappige komieken of cabaretiers. Voorbeelden? Nee, daar begin ik niet aan. Maar als ik zeg dat ik op oudejaarsavond vaak vroeg naar bed ga, dan heeft men een aardig idee. 
     Oké, grapjas Jefferies weet bij mij dus wél de juiste snaar te raken. Ik vind hem daardoor grappig. Er zit een lekker tempo in zijn shows, hij is bot en grof en dan weer scherp en intelligent, schopt tegen heilige huisjes als religie, gender, bejaarden, gehandicapten, noem maar op. De man is vaak buitensporig incorrect maar dan wel met een vrolijke ondertoon. Hij vergroot de domheid van sommige kerels (denk aan het type redneck/neanderthaler of aan die populistische wereldleider met zijn oranje kuif), steekt in het algemeen de draak met het vrouwelijk deel van de wereldbevolking, zijn seksgrollen zijn nogal expliciet en zijn mimiek en vetlijzige Australische accent, gelardeerd met alle variaties van het woord fuck, zorgen voor de rest. In mijn ogen een grappige komiek dus, en da's geen pleonasme.

Benieuwd naar Jim Jefferies? Klik voor een kort fragment HIER. Of HIER. Maar er is online veel meer grappigs (of niet-grappigs) van hem te vinden.

zondag 17 augustus 2025

Dilemma

Mijn keukenklok loopt achter, en wel een minuut per dag. Mensen die erg aan vaste structuur hangen kunnen daar huiduitslag van krijgen, heus waar.
     Dus.
     Allereerst verving ik het batterijtje. Dat bood geen soelaas. De klok bleef een minuutje per etmaal achterlopen. Wat mij rest is om de haverklap de tijd bijstellen.
     Voor dat laatste heb ik zin, energie en een keukentrapje nodig. Daarbij doet zich meteen de vraag voor of ik het uurwerk op de juiste tijd zal afstellen of een paar minuten vooruit. Als ik kies voor de juiste tijd, dan loopt-ie morgen weer een minuut achter. Dat zou betekenen dat ik dagelijks het keukentrapje op moet om de grote wijzer naar de correcte stand te duwen. Een andere optie is het uurwerk vooruit te zetten, laten we voor het gemak zeven minuten nemen. Het resultaat van deze strategie is dat ik dan slechts één keer in de twee weken mijn keukentrapje op hoef. Nadeel daarvan is dat de klok de eerste week voor- en de tweede week achterloopt. Gedurende die veertien dagen geeft zij dus slechts op één moment de goede tijd aan, en dat is ergens halverwege.
     Kort samengevat moet ik kiezen tussen elke dag het keukentrapje op en de klok bijstellen waardoor ze altijd bij de tijd is. Óf om de zoveel dagen, wat minder fysieke inspanning vraagt maar waarbij ik wel dagelijks rekening dien te houden met het aantal minuten voor- dan wel achterlopen van de klok.
     Het is al met al een flink dilemma voor iemand die zijn ledigheid vult met klokkijken. Alsof hij op iets wacht, maar niet weet waarop.

Wachten op Godot is het beroemde, absurdistische
boek/toneelstuk van de Ierse schrijver Samuel Beckett,
een hoogtepunt in zijn oeuvre. Eigenlijk weet niemand
precies waar het over gaat. Want waar is het wachten op?
En wie/wat is Godot? Een goede vriend, een oplossing,
zingeving, het levenseinde? Of is het heel misschien God?
Fragment zien van een Nederlandse bewerking? Klik HIER

zondag 10 augustus 2025

Siberië

In mijn schooltijd vormden 'stamprijtjes' een beproefde leermethode. Denk aan het klassikaal opdreunen van de rekentafels, en later de Duitse naamvallen. Ook bij aardrijkskunde moest je een rijtje uit je knar kennen: Hoogezand-Sappemeer, Wildervank, Oude Pekela, Nieuwe Pekela, Stadskanaal. Of ik hiermee alle Groningse veenkoloniën heb afgevinkt weet ik niet, maar dit is in ieder geval wat mij is bijgebleven.
     Tijdens een onlangs ondernomen wereldreis toerden we over het Oost-Groningse platteland, onder andere langs de dorpen die ik zonet oplepelde. Het diorama dat zich ontvouwde beviel me zeer. De regio zag er vriendelijk uit, bewoners knikten je toe – nergens zag ik huizen met aardbevingsschade. De Oldambtsterboerderijen blaakten in de zon, de landhuizen (hier borgen geheten) straalden grandeur uit. De lommerrijke dorpjes oogden beeldschoon; glanzende paarden graasden op de velden; een jonge boer met blonde krullen zwaaide vanaf zijn hoge trekker. Op plaatsnaamborden lazen we Kromme Elleboog en Hongerige Wolf, met de Duitse grens op steenworpafstand. We vroegen de weg aan een stoere vrouw in cargoshorts die bezig was frisgewapperd beddengoed van de waslijn te plukken. Stralende mond, roze konen en een dubbele neusvleugelpiercing.
     In tegenstelling tot wat menig Nederlander denkt bij Oost-Groningen – desolaat, een soort Siberië –, zag alles er jaloersmakend welvarend uit. Laten we, in dat licht bezien, ook niet vergeten dat onze welvaart vele decennia voortkwam uit exact deze leegte, en wel uit een veldje nabij het gehucht Slochteren. Zo bezien is het logisch dat anderen hiervan graag een graantje mee willen pikken. En voor dat graan(tje) komen ze van heinde en verre naar weer een ánder Gronings dorpje, Ter Apel. Of deze ontwikkeling ons allen ten goede komt durf ik niet te zeggen.


 

zondag 3 augustus 2025

Stoethaspels

Van acteur Lesley Nielsen was ik groot fan, denkend aan films als Airplane! and The Naked Gun. De scenes bulkten van absurde meligheid. In The Naked Gun speelde hij politie-inspecteur Frank Drebin, een stoethaspel van de buitencategorie, eentje die ook nog 'ns heel slecht kon parkeren (zie filmpje). Ja, als inspecteur loste hij weliswaar menig misdaad op, maar vraag niet hoe.
     Ik durf te stellen dat vooral Nielsens smoelwerk debet was aan het wereldwijde filmsucces. Met zijn uitgestreken mimiek en donkerbruine stem wist hij de flauwheid tot boven de boomgrens te tillen. Sterk waren vooral de terloopse dialogen vol ongein. Aardig voorbeeld is de scene uit Airplane! waarin zijn tegenspeler zegt: 'Surely you can't be serious.' Nielsen: 'I'm serious. And don't call me Shirley.'  Of in The Naked Gun, face to face met zijn geliefde die zwijmelt: 'I'm a very lucky woman.' Waarop hij antwoordt: 'So am I.' Ook leuk was de manier waarop inspecteur Drebin en zijn collega laat in de avond een ongeruste vrouw komen vertellen dat haar man is vermoord. Drebin: 'We are sorry to bother you at a time like this, Mrs Clive. We would have been earlier, but your husband was n't dead then.' En dan was er nog de klassieker met de opgezette bever, oftewel beaver wat plat jargon is voor een rijk begroeide venusheuvel. 
     Helaas is Lesley Nielsen niet meer onder ons, al vijftien jaar niet.
     In de deze maand uitgekomen remake van The Naked Gun wordt de hoofdrol vertolkt door acteur Liam Neeson, die de zoon van de overleden inspecteur speelt. Ook hij heet dus Drebin. Maar acteur Neeson kennen we vooral van ernstige of zelfs bittere (actie)films. Om hem nu ineens in een doldwaze actiekomedie te zien is dan ook wennen. En misschien went het wel nooit, want aan het smoelwerk van Lesley Nielson kan Neeson (heeft zijn haast gelijkklinkende achternaam een rol gespeeld bij de casting?) gewoon niet tippen. Da’s jammer, want de belangrijkste voorwaarden voor succes in dit genre zijn de uitgestreken tronies. Denk daarbij ook aan de Pink Panther-films, met daarin de onvergetelijke Peter Sellers als subliem vertolker van Inspector Clouseau, eveneens een uiterst klunzige misdaadbestrijder met een gortdroog porem.
     Naast genoemde acteurs weet ik trouwens nog een paar beroemde heertjes die de juiste uitstraling hebben om voor stoethaspel door te gaan. Daarbij gaan mijn gedachten direct uit naar nogal wat verknipte wereldleiders, met name naar de president van de natie waartoe Hollywood behoort.

Zin in 7 minuten flauwheid met Lesley Nielsen? Klik HIER  (Evt. beginreclame wegklikken.)

Zin in de trailer van de Naked Gun-remake met Liam Neeson? Klik HIER  (Is helaas minder leuk.)

zondag 27 juli 2025

Tegengas

Op teevee zie ik soms datingprogramma’s voorbijkomen. Ik hoor dan vaak deelnemers (niet zelden dames) zeggen dat ze een partner zoeken die, onder andere, in staat is tegengas te geven. Wat ze daar eigenlijk mee bedoelen is: ik ben een actief, levendig, dynamisch, avontuurlijk, ondernemend, initiatiefrijk, pittig mens wiens/wier dadendrang soms moet worden afgeremd. En dat afremmen, daar moet dus de ander voor zorgen.
     Het is inderdaad jammer dat deze liefdeszoekers nog geen 'tegengasgever' hebben gevonden. Was die er wél geweest, dan had deze kunnen adviseren: ‘Mens, doe niet zo idioot om je op te geven voor dit programma, waar je hele hebben en houden op het scherm wordt uitvergroot: je aanstellerig gedrag, je geschmier, je aandachttrekkerij, je blubberbuik of -armen, je stomme geouwehoer. En dat voor een miljoenenpubliek. Je lijkt wel niet goed wijs. Dus. Doe. Het. Niet.’ 
     Ik kan me zo voorstellen dat deelnemers dit soort tegengas niet graag horen. Welnee, ze willen slechts tegengas wanneer het uitkomt. En dus stromen de aanmeldingen voor deze liefdesformats binnen.
     Zoals ik al aangaf, zie ik datingprogramma’s sóms. Want heus, ik kijk liever naar iets met meer diepgang. Denk aan Zomergasten, Buitenhof, Het Filosofisch Kwintet, dat werk. Logisch, mijn persoontje heeft nu eenmaal behoefte aan meer intellectuele kost, aan iets verhevens. Toch heb ook ík nu en dan behoefte aan een persoon die me daarin afremt. Bijvoorbeeld iemand die tegen me buldert: ‘Stel je niet zo aan. Je bent maar een gewone boerenlul met veel te grote pretenties. Iemand die zich interessanter voordoet dan-ie is, een stuntelende nietsnut. Dus geef nou maar eerlijk toe dat ook jíj graag kijkt naar B&B Vol Liefde of andere shit. Want je bent geen haar beter dan al dat andere domme kijkbuisvolk. Dus boomer, terug in je hok. En af!’
     Och, ondervond ik maar meer tegenwind op mijn lange levenspad. Of tegengas.

zondag 20 juli 2025

Sir David Attenborough

In de lommerrijke, door zonnevlekjes versierde oase achter mijn huis dreven drie zwanen heel parmant. Vader, moeder en kind. Een plaatje, maar ik verwonderde me over drie zaken.
     1. Ze hadden slechts één jong, is dat niet weinig voor een zwanenpaar? Meestal zie ik drie tot zeven jonkies flottielje varen achter twee fiere ouders.
     2. Het was diep in juli. Is dat niet een beetje laat voor zo’n pulletje?
     3. Het zwanenkind was wit.
     Voor de eerste twee vraagtekens waren vast goede verklaringen te vinden, dus dat geloofde ik wel. Maar met verwondering numero drie lag het anders. Zoals we weten hebben zwanenpulletjes een grijze vacht, toch? Pas richting volwassenheid worden ze lichter van kleur. Dus waarom was dit kleintje nu al blinkend wit? vroeg de Sir David Attenborough in mij, met zalvende stem. 
     Ik zocht het naarstig op, las over de zeldzaamheid van een albino-zwaantje. Maar dan zou het rode oogjes moeten hebben, en die had-ie niet. Een andere, iets minder zeldzame optie was dat het een kruising betrof, bijvoorbeeld van een knobbelzwaan en een semi-gedomesticeerde sierzwaan. Zo’n raciale mix schijnt soms ook tot witte kuikens te leiden. Aha, zoiets moest het zijn; vraagstuk opgelost; ik kon weer rustig slapen.
     De dagen daarop had ik diverse ontmoetingen met dit prille geluk. Een keer kwam ik iets te dicht bij het trio, waardoor pa Zwaan met gespreide vlerken woest tegen me begon te blazen. Ik deinsde terug, want ben opgegroeid met de mare dat een boze zwaan je arm kan breken met één krachtige vleugelslag. Nou heb ik nog nooit gehoord over iemand die dat daadwerkelijk is overkomen (jullie vast ook niet...), maar in theorie is zoiets best mogelijk. Dus ben je balletdanser of violist, zoek dan geen ruzie met een boze zwaan, want met een arm in het gips kun je het Zwanenmeer wel vergeten. Het kan zelfs je zwanenzang inluiden. Trouwens, dat geldt ook voor schrijvers die flauwe woordgrapjes verzinnen. Het kan verstopping in hun tekst veroorzaken, als aangekoekte smurrie in een zwanenhals. 

Samen met moeders. Maar nu al net zo sprankelend wit. Bijzonder.
Het gezin houdt siesta op de walkant. Ter voorkoming van
gebroken ledematen, maakte ik de foto van veilige afstand.

zondag 13 juli 2025

Uitroeien

Een mier liep over mijn aanrecht, ongetwijfeld een werkster. Ik drukte haar dood. Toen zag ik een tweede mier, en nog een. Ik drukte ze dood. Daarna ontdekte ik er veel meer, met name rondom een mespuntje jam. Behendig als een videogamer drukte ik alle diertjes met de vingertoppen dood. Ik wist zo gauw niks beters.
     De volgende ochtend ontdekte ik helaas weer enkele mieren op mijn nu jamvrije aanrecht. Ik zocht naar de bron, maar vond haar niet. Dus opnieuw drukte ik ze dood, een voor een. Plezier had ik er niet in, het was gewoon de snelste manier. 
     De daaropvolgende ochtend hetzelfde liedje, ik werd er lichtelijk nerveus van.
     Ergens las ik dat je, naast het opruimen van je eigen zooi, je vooral ook de geursporen van de mieren zélf moet zien uit te wissen, want de diertjes marcheren blindelings achter elkaars geur aan. 
     Snel ging ik aan de gang met een sopje. Dat bleek dé manier. Alle activiteiten rond mijn aanrecht waren per omgaande gestopt. All quiet on the western front.* 
     Maar een dag later zag ik iets bewegen aan het oostfront, bij de deur die naar de tuin leidt. Aha, de indringers kwamen natuurlijk vanuit de tuin; aan een minuscuul kiertje hebben ze genoeg. En ja hoor, buiten zag ik, op de terrastegels pal voor mijn tuindeur, een fikse legermacht krioelen. Daar ergens moést zich het hoofdkwartier bevinden.
     Vlug naar de drogist voor een lokdoosje. Met zo'n doosje trek je mieren aan die vervolgens de giftige stof uit het doosje meezeulen naar hun nest waarna de kolonie uitsterft. Wat zijn wij toch slim!
     Hoe slim bleek snel. Nadat ik het doosje strategisch tussen mijn tuindeur en hun legerbasis had gepositioneerd, zag ik hoe de nijvere infanteristen migreerden tussen lokdoosje en nest. Intrigerend, maar ook droefmakend, want hen wachtte een ellendige dood, dit in de wetenschap dat mieren ons geen kwaad doen. Sterker, dit voetvolk is erg nuttig, ruimt alles voor je op. Helaas soms ook als je er niet om vraagt. 
     Mijn probleem is dus opgelost door uitroeiing van een complete leefgemeenschap. Ik kan nu weer rustig mijn krant lezen. Ik sla haar open, zie foto's van Gaza.

* De Engelstalige editie van het beroemde anti-oorlogsboek van Erich Maria Remarque, Im Westen nichts Neues (1929).



zondag 6 juli 2025

Upper class

Vorig weekend landden we wederom op Texel. Een gelukkige keuze aangezien het vasteland gebukt ging onder een hittegolf. Mijn begeleidster en ik verbleven in ons vertrouwde hotel: een gerieflijk, half in het groen gelegen onderkomen voor modale burgermensjes. Maar toen we na aankomst met onze rolkoffertjes over de parking kuierden, telde ik tot mijn verbazing negen Rolls-Royces en zeven Bentleys. Naast doorsnee volk was deze uitspanning kennelijk ook in trek bij de upper class. Snelle research bracht een plausibeler verklaring: men had hier ergens in de buurt een meeting georganiseerd voor bezitters van deze nobele automobielen vol chroom, notenhout en koeienhuid. Bijzonder wel, om iets exclusiefs te bezitten en vervolgens samen te drommen met hen die dezelfde exclusiviteit koesteren. Aardig voorbeeld van 'ik' die ten diepste naar 'wij' verlangt.
     Vanwege de haast tropische omstandigheden trok ik me met enige regelmaat terug onder een parasol op het riante hotelterras met een koud blond biertje onder handbereik. In die pose hield ik vanuit mijn ooghoeken antropologisch in de gaten wat voor volk er in of uit zo'n Rolls of Bentley stapte. Welnu, het bleken – niet verrassend – vooral seniore, conservatief ogende luitjes. In deze hoogzomerse setting waren hun lievelingstinten opvallend gelijkmatig: lichtblauw en iets dat men ecru dan wel off white pleegt te noemen. Denk aan een lavendelblauwe merkpolo met opstaand kraagje en een zandkleurige zomerpantalon. Meest kenmerkend echter waren hun hoofddeksels. Zowel de heren als de dames waren voorzien van strohoeden die ze in hun limousine ophielden, met dank aan de overvloedige hoofdruimte. En dan bedoel ik niet van die rieten zooi die je in souvenir- of strandwinkeltjes ziet. Nee, het betrof het soort chique zomerhoeden dat je je laat aanmeten in een toko in Blaricum of Wassenaar. 
     Wie geen geld (over)heeft voor een Rolls-Royce of Bentley maar zich wél boven het proletariaat verheven voelt, kan zich evengoed in een pretentieloze Dacia verplaatsen. Maar dan wel met een coole strohoed op de correcte plek, de hoedenplank. Zet dat ding direct na het uitstappen geroutineerd op je knikker. Paradeer vervolgens naar een zomers terras, neem er zwierig plaats en laat, van je uitgespaarde Bentley-money, heel veel koude blonde biertjes aanrukken. Vergeet ten slotte niet – als heer van stand  je (nep-)Borsalino elegant op te lichten voor het plebs dat zoal aan je voorbij trekt. Beeldvorming is alles. 

Voor de liefhebbers kwam ik deze Prestige-Panama-Bogarthoed-by Borsalino tegen.
Hij moest 1899 euro kosten. Da's inclusief BTW, dus goed te doen... 


zondag 29 juni 2025

Big brother

Evolutie is als stromend water dat je meevoert, of je wilt of niet – tegenspartelen lukt maar even. Daarom maakt deze superpositieve voortgangsdenker (of blinde volgeling) steeds vaker gebruik van AI. In een melige bui vroeg ik vandaag letterlijk aan de robot wie ik ben. Nu is mijn digitale voetafdruk niet heel groot, toch wist de bot op een overzichtelijke manier een aantal van mijn wapenfeiten aan elkaar te breien. Jofel, maar ook verdraaid praktisch. Zo vroeg ik hem even later welke hedendaagse inbouwkoelkast voldeed aan de incourante maat van mijn verouderde keuken. De alwetende kwam prompt met fabrieksmerken, types, codenummers, winkels, ja zelfs met op dit ogenblik geldende aanbiedingen. Uiteraard is deze slimmigheid slechts het topje van de ijsberg. Nu of morgen weet AI ook alles over mijn kwalen, verstandelijk vermogen, financiën, reisbewegingen, burgerlijke status, relaties en contacten, politieke voor- en afkeer, interesses, verlangens, krachten, kwetsbaarheden, ja zelfs over mijn toekomst. Kortom: 'hij' somt binnen een seconde meer op dan ik over mezelf weet. En dat kan bij iedereen! Dat zal confronterend zijn, maar wellicht ook handig. Voordat je tot een date overgaat, kun je straks vlugjes checken hoe het zit met iemands IQ of kredietwaardigheid. Bezit jouw kandidaat misschien een strafblad; zitten spataderen, vetzucht en vroege alzheimer in zijn of haar bloedlijn? 
     Soms is het best een veilig gevoel als Big Brother over je schouder meekijkt, je behoedt voor misstappen, denk aan een strandwacht. Maar onder bepaalde omstandigheden – in repressieve of paranoïde samenlevingen – kan zo’n grote broer een terroriserend, zelfs levensbedreigend gezinslid zijn. Is dat te voorkomen? Kan een mens nu nog echt afgeschermd leven, vrij van nieuwsgierige of zelfs dwingende ogen? 
     Ja, zeg ik. Maar dan moet je wél een bestaan ambiëren als geitenhoeder in Cantabrië of de Hoge Karpaten. Zo niet, stap aan boord en zie maar waar jouw scheepje strandt. Dat laatste doet vrijwel iedereen. Waarom? Zie de openingszin. 




donderdag 19 juni 2025

Snoeihard

Er stonden twee kordate, amper volwassen hoveniers voor de deur. Ze kwamen mijn beukenboom snoeien. Eerlijk gezegd weet ik niet of je deze jongelui serieuze hoveniers kunt noemen, laat staan boomdeskundigen. Het leken me eerder knapen met bravoure en lef die, nadat ze een of andere cursus hadden gevolgd, hier goed hun brood mee verdienden. Ze werkten in ieder geval snoeihard en razendsnel. De ene klom aapachtig door het labyrint van takken terwijl hij zijn motorzaag liet janken, de ander duwde het gesneuvelde hout door een lawaaierige shredder die op het voetpad achter de tuin stond opgesteld.
     Ik had ze ingehuurd omdat de boom, zeker in blad, te massief voor mijn tuintje was geworden. Hij overkoepelde bovendien deels het erf van de buren, die er overigens nooit over klaagden. Bovendien stond hij zowat op de grens tussen mijn grond en die van de gemeente, waardoor hij als een paraplu over het trottoir hing, zelfs over het fietspad. Dat kon zo niet langer, vond het burgermannetje in mij.
     Ik weet dat boomsnoeien een hele kunst is. Bij deze beuk is het jaren geleden al eens gebeurd, maar zo onkundig dat-ie er tamelijk misvormd uitkwam. Ik hoopte er daarom maar het beste van toen de jeugdige hoveniers met teksten strooiden als ‘super', 'toppie' en ‘gaat helemaal goed komen’.
     Het eindresultaat was in mijn ogen twijfelachtig. Toen ik de mannen vroeg waarom ze de bovenkant – de kruin – niet hadden gesnoeid, was hun verklaring ‘dat het er dan niet uit zag’ en bovendien dat ‘het toppen alleen in het najaar mocht’. Als leek moest ik het maar van ze aannemen en beloonde ze volgens afspraak handje contantje (we hadden zwart afgesproken). Ter uwer informatie: vooraf ontving ik voor deze klus offertes variërend van 500 tot 1500 euro, exclusief btw.
     Een dag later, tijdens het schrijven van dit stukje, kijk ik vanuit mijn tuinstoel op naar de boom in afgeslankte vorm. Ik vraag me zweverig af of hij gisteren pijn had geleden tijdens de operatie. Ongewild ga ik daarna met zachtheid 45 jaren terug in de tijd, toen ik hem eigenhandig plantte, een jong en spichtig beukje. Vervolgens zakken mijn ogen naar het stukje rulle aarde rechts van de boom. Op die plek verstrooide ik eens de as van onze eerste poes, Tijger (1974-1994), die bijna twintig werd. Het beestje heeft bij leven en welzijn jarenlang liggen dommelen in de schaduw van de wakende, maar gestaag groeiende beuk.
     Uiteindelijk overleeft deze boom ons allemaal, tenminste als de motorzagen zwijgen. 

De beukenboom na de snoeibeurt
De beukenboom voor het snoeien


zondag 8 juni 2025

skûtsjesilen

In een zeldzaam spontane bui zei ik ja tegen een verjaardagsfeestje. Ik mag de jarige graag, een geboren en getogen Friese millennial. Daarbij komt dat Friesland slechts op dertig ontspannen autominuten van mijn thuishonk ligt, althans als op de A6 de Ketelbrug niet openstaat.
     Het werd een gezellig tuinfeest in Lemmer, vooral bevolkt door dertigers met namen als Yde, Sieger, Douwe, Bauke of Tjitte, en die allemaal iets in de muziek doen. Mooi ook om een vleug van de levens, plannen en ambities van generatie Y mee te krijgen. Als luisterende nestor van het gezelschap was ik eveneens gecharmeerd van hun tweetaligheid. Middenin een zin vloog men van zangerig Fries naar statig ABN en weer terug. Ik was instant verliefd op Friesland. Wegdromend zag ik mezelf al mijn laatste levensjaren slijten in zo'n middeleeuws, sfeervol stadje, ergens langs de IJsselmeer- of Waddenkust. Ik hoorde kieviten ki-wiet roepen, robuuste paarden briesen, zwartbonte koeien sappig gras afritsen en het grootzeil van een skûtsje klapperen in de wind. En dan die taal, die zingende taal.
     Ik heb een euthanasieverklaring opgesteld voor als ik – door gemankeerd lijf of verstoorde geest – me niet meer kan uiten en/of mezelf niet meer schoon kan houden. Maar als die wens niet wordt ingewilligd, waardoor tóch iemand mijn dagelijks bevuilde onderlijf moet reinigen, laat dat dan ergens in een verstild, waterrijk, grasgroen deel van Friesland zijn. En laat dat soppen van mijn schootje en bips dan alsjeblieft begeleid gaan door bemoedigende, zangerige Fryske woorden of zinnetjes. Een groter compliment kan ik de provincie niet geven. Of de hardwerkende, maar matig betaalde zorgverleners aldaar blij zijn met mijn specifieke wens is een ander verhaal.



zondag 1 juni 2025

Meisjesmond

Rond half negen 's ochtends leverde ik de auto af voor een onderhoudsbeurt. De garage zou bellen als-ie klaar was. Ook bij onverwachte kosten vanwege technische malheur zou men telefonisch contact opnemen. Als service kreeg ik een leenfiets mee met een iets te hoog zadel en ouderwetse terugtraprem.
     Onwennig op dat vehikel naar huis trappend belandde ik middenin een grote groep fietsende brugklassers onder begeleiding van enkele onderwijskrachten. Een schoolexcursie of zo. De kids waren uitgelaten, produceerden veel decibellen. Op een zeker moment moest de roezemoezerige meute stoppen bij een verkeerslicht; ik zo ongeveer in het midden, in wielerjargon de buik van het peloton genoemd.
     Wachtend in de drukte rinkelde ineens mijn mobiel. Lichte paniek, want ik word eigenlijk nooit gebeld, dus het moést het garagebedrijf zijn. Onhandig grabbelde ik naar mijn diep weggestopte Samsung, drukte op groen, hoorde een mannenstem. De boodschap kon ik helaas niet verstaan vanwege het voorbij razende verkeer én het opgewonden gekwebbel van de jongens en meiden om me heen. ‘Een ogenblik, ik hoor u niet,’ schreeuwde ik tegen mijn schermpje. Ik probeerde daarop van mijn fiets te stappen om te voet een stillere plek op te zoeken. Maar dat ging fout door een combinatie van factoren. Met de ene hand bleef ik de telefoon vasthouden wat voor stuurinstabiliteit zorgde. Vanwege het hoge zadel slingerde bij het afstappen mijn zwaaibeen te ver door waardoor het zwaartepunt buiten het krachtveld van mijn standbeen kwam. En ja hoor, wat volgde leek op een uit het lood staande stapel cornflakesdozen die gestaag tegen de vlakte ging.
     Op slag was het muisstil. Ik, de fiets en mijn mobieltje lagen verspreid op het asfalt. Moeizaam krabbelde ik op, leunde een paar tellen met de handen op mijn knieën en wist me uiteindelijk met een diepe zucht op te richten. Toen ik om me heen keek bleek de hele schoolklas afgestapt; de brugpiepers stonden in een cirkel met geschrokken kijkers om me heen. ‘Gaat het meneer?’ hoorde ik uit een meisjesmond. Ik zei dat het ging, bedankte de kids voor hun bezorgdheid.
     Het licht sprong op groen en de schoolklas verdween kwetterend uit beeld. Met gedeukt ego raapte ik mezelf, de leenfiets en het mobieltje bijeen. ‘Ja, daar ben ik weer,’ zei ik tegen mijn schermpje. Het bleek inderdaad iemand van het garagebedrijf. 
     ‘Wat gebeurde er?’ klonk een verontruste mannenstem die alles auditief moest hebben meegekregen. ‘Ik hoorde ehh... gekke geluiden..., een ongeluk? Bent u oké?’ Ik legde hem uit wat mij zojuist was overkomen waarna de man zich uitte in bezorgdheid. Hij eindigde zich verontschuldigend met: ’En dat terwijl ik u eigenlijk alleen maar belde om te zeggen dat u uw auto al over een uurtje kunt ophalen.’ Vriendelijk bedankte ik de man.
    De Meeste Mensen Deugen is de titel van een bestseller. Deze ochtend zag ik dat bevestigd.

zondag 25 mei 2025

Hellebaarden

Het moest er eens van komen: de Mookerheide. Samen met mijn begeleidster wandelde ik voor het eerst door het natuurgebied dat mede bekendheid verwierf door onze nationale geschiedenis. Lekker boeiend? Kan me geen reet schelen, want ik word er schijtziek van dat onze samenleving in toenemende mate nul interesse toont in het moeizame proces – de harde strijd óm en de zoektocht náár een coherente natie – dat uiteindelijk een vaderlands lapje grond opleverde waarop men elke dag op de blote knietjes ineen mag zijgen uit dankbaarheid dat men juist hier leeft en gebruik (dan wel misbruik) kan maken van de verworvenheden – de Nederlandse verworvenheden. Afijn, ‘onze’ nationale geschiedenis dus. Bent u daar nog?
     Laten we maar gewoon bij het begin beginnen en wel met Willem van Oranje, graaf van Nassau-Dillenburg (1533-1584). Hij en nog wat zielsverwanten namen het op tegen de overheersers geleid door de Hertog van Alva, gouverneur van de Spaanse koning Philips II. Die opstand is beter bekend als de Tachtigjarige Oorlog en duurde van 1568 tot 1648. Willem van Oranje schoof zich, al dan niet bewust, naar voren als de leider van deze opstand. Hij zou dan ook aan de basis staan van onze natie en de annalen ingaan als de Vader des Vaderlands. (Nee, Johan Cruyff was het dus niet.) Als heimelijke moraalridder vind ik dan ook dat iedere Nederlandse burger basale kennis van 'onze vader' moet bezitten, en zo niet dan zonder pardon naar een opvoedingskamp of bij onwilligheid desnoods inname van het paspoort en onder escorte naar een stoffig oord (van herkomst?) waar je mag nadenken over je onaangepastheid en het lak hebben aan Nederlandse waarden en historie.
     Oké, de Tachtigjarige Oorlog dus.
     De strijd tussen Spaanse (katholieke) bezetters en de (protestantse) opstandelingen golfde op en neer, met dan weer succes voor de rebellen (de geuzen bijvoorbeeld), dan weer voor de Spanjolen.
     Op een zeker moment stond opstandelingenleider Willem van Oranje er militair gezien slecht voor. Zijn twee broers, Lodewijk en Hendrik van Nassau, formeerden derhalve een strijdmacht bestaande uit huurlingen en marcheerden vanuit hun vorstendommen in het oosten – nu Duitsland geheten – naar de Lage Landen om de druk op broer Willem te verlichten. De Spaanse generaals kregen dat in de smiezen en trokken ze tegemoet.
     De twee legers troffen elkaar, na veel logistieke wanorde, in 1574 op de Mookerheide. Het werd een debacle voor de broers Van Nassau. Hun troepen werden finaal in de pan gehakt. Daarbij hebben twee aspecten zich blijvend in mijn prefrontale cortex gevestigd. Ten eerste dat zowel Lodewijk als Hendrik van Nassau, samen met het grootste deel van hun manschappen, sneuvelden, maar dat weinigen zijn teruggevonden. Dat kwam doordat ze, op de vlucht geslagen, in een aan de Maas grenzend moeras terechtkwamen en ter plekke werden verzwolgen. Finito broers Van Nassau. Trouwens, ook de bekende romantische trompetter/flierefluiter Jan Klaassen – bekend uit het lied van Rob de Nijs – schijnt hier opgeslokt te zijn. 
     Het tweede aspect dat mij bijbleef, is dat de troepen van de Van Nassau’s waren voorzien van vuurwapens, dat in tegenstelling tot de Spanjaarden. Cool zou je denken, maar met die 16de-eeuwse musketten miste men doorgaans het doel doordat de lopen notoir krom trokken. En ze hadden nóg een nadeel: na het lossen van een schot was je, om te herladen, een stief kwartiertje aan het emmeren met buskruit, vuursteentjes, lontjes en balletjes lood. Deze technische handelingen geschiedden niet heel relaxed vanwege het besef dat fanatiek krijsend Spaans ruiter- en voetvolk op je af stormde met geheven zwaarden, pieken en hellebaarden. Je zou voor minder het moeras in vluchten…
     Het zal duidelijk zijn dat, terwijl mijn begeleidster vrolijk zandhagedisjes en koolwitjes op de kiek zette, ik in gedachten ruim 450 jaar terug in de tijd bivakkeerde, luisterend naar de krijgsmêlee van briesende paarden, trompetgeschal, gerochel der gewonden en de smorende hulproep van hen die tergend langzaam wegzakten in de zuigende modder.
     De Mookerheide is nu paarsachtig lieflijk met zijn wandelpaden, fraaie doorkijkjes en gerieflijke rustbankjes waarop je kunt neerstrijken als een volgevreten lapjeskat op een zonnig tuinmuurtje. Het terrein is opvallend overzichtelijk. Ten tijde van de veldslag was het hier nog een grote onontgonnen ruigte waarin hele legers Stratego konden spelen.
     Waar was ik gebleven? O ja, onze nationale geschiedenis, de Tachtigjarige Oorlog, Willem van Oranje eveneens bekend als Willem van Nassau c.q. Wilhelmus van Nassouwe, onze dappere Vader des Vaderlands die later in Delft werd neergeknald door ene Balthasar Gerards. Volgens zeggen kwam de kogel van rechts, zeg maar, ofschoon dat weer afhangt van het perspectief.
     Tot besluit geef ik hierbij aan voorstander te zijn van de verplichting voor scholen, bedrijven, kantoren, fabrieken en instellingen, de dag in groepsverband te beginnen met het zingen van alle coupletten van het Wilhelmus (van Nassouwe) – uit het hoofd – waarbij men vooraf pet, muts, capuchon of hoofddoek heeft afgedaan. Wie daar niet volmondig achter staat gelieve, zoals ik al eerder noemde, zijn of haar heil elders te zoeken. Maar heus, verder loop ik over van tolerantie.

Gortdroog filmpje over de Slag op de Mookerheide zien? Klik HIER


zondag 18 mei 2025

Coaching

Op het zonovergoten terras aan de jachthaven was het druk: een bedrijfsmeeting of zoiets. Dresscode business casual. Twee vrouwen maakten zich los uit de groep, gingen aan de wandel, mogelijk voor een vlug bilaatje. Ze liepen iets voor me uit, schouder aan schouder. Van de linkse dame (witte blouse, witte jeans, witte Skechers) ving ik een paar zinnen op.
     ‘Je wilt weten wat ik van je vind? Nou, je komt heel openhartig over. Spontaan. En enthousiast. Ja, en je pakt door, wilt er tegenaan...’
     Het vervolg van de witte dame kon ik niet verstaan, maar het leek verdomd veel op een riedel complimenten die zou uitmonden in een ‘maar’.
     De rechtse, de kennelijke vragenstelster, luisterde met hoofdknikjes. Ze had een rossig haarknotje, haar blote armen enigszins gehoekt op de rug, mollige elleboogjes. Lief wel.
     De twee zouden hr-tantes kunnen zijn, hongerend naar evaluatie. Of anders werd de vrouw met de mollige elleboogjes gecoacht door de witte dame gezien het jargon en weeïg begripvolle timbre dat in dat werkveld gebruikelijk is.
     Ooit zat ik tegenover een jonge psycholoog die me net zo weeïg toesprak. ‘U lijkt me een echt mensen-mens,’ zei ze. Een miskleun, want ten tijde van het betreffende consult had ik een bloedhekel aan alle mensen, inclusief mezelf én aan haar met d'r weeïge geneuzel. Toch boog ik toen mijn hoofd in deemoed en verviel in ruisende stilte. Ze was immers nog zo piep, leek net van het psychologenschooltje te komen, dus wist zíj veel. 
     Terugdenkend aan de antwoorden van de witte dame bij het jachthaventerras, vind ik dat ik ook best openhartig kan zijn, hóór. Maar niemand heeft me ooit spontaan en enthousiast genoemd, of gezegd dat ik doorpak en er tegenaan wil. Zo jammer. Goede coaching kan een geweldige steun in de rug zijn, ook als het wezenloos gelul is.



zondag 11 mei 2025

Klatergoud

Cultuurwetenschappen is zowel een stompzinnige als interessante studierichting. Als gesjeesde student mag ik dat best vinden. Ik bedoel, wat is het nut te onderzoeken waarom men in de pruikentijd pruiken droeg? Aan de andere kant kun je ter verdediging opwerpen dat de opgedane kennis beter zicht geeft op ‘dalend cultuurgoed’.
     Niet zo lang geleden was in luxere autokringen vooral Audi hét merk voor mensen die over een gevulde portemonnee beschikten, maar geen behoefte voelden dat uit te stralen. Anders dan Mercedes, BMW of Porsche, stond binnen het Duitse premiumsegment Audi voor ingetogen chic. In relatief korte tijd is die status veranderd doordat het merk inzette op meer expressie; Audi's werden groter en ruiger wat je met name bespeurt in de neuspartij. Gevolg: bezitters zijn nu vaak neringdoende patsers, bumperklevers, plofkrakers of klatergoudgeile Dubai-zeloten.
     Dertig jaar geleden stond een mobiele telefoon voor importantie. Inmiddels is een smartphone een zenuwtrek waar vooral kids, leeghoofden en nooddruftigen aan lijden. Zo liep ik onlangs in een stationshal tegen een morsige kerel aan die luidkeels converseerde met zijn iPhone (!) terwijl zijn vrije hand door alle afvalbakken wroette. 
     Iets dergelijks in de mode. Niet heel lang geleden vertoonde een fijnbesnaarde elite zich met iets van Cartier, Louis Vuitton of Rolex. Heden ten dagen associeer je dit soort brands eerder met protserige domheid. Slimme mensen lopen juist rond in vale T-shirts en afgetrapte gympies, denk aan de nonchalant ogende whizzkids die de wereld naar hun hand zetten en en passant bakken met geld verdienen. Diezelfde nerds hebben ook het heft in handen als het om moderne oorlogvoering gaat. Egoflippende volksmenners of met lintjes behangen generaals doen dat allang niet meer. 
     Cultuurduiders nemen overigens nooit het heft in handen, ze lopen per definitie achter de feiten aan. Alleen al daarom draag ik graag vale T-shirts en afgetrapte gympies. En hoef ik geen Audi. Meer.

Neuzen van Audi's werden patseriger en agressiever. Hun bezitters ook.


zondag 4 mei 2025

Bipolair

Leunend tegen de reling van de veerboot naar Texel zie ik aan stuurboord een fregat. Het ranke oorlogsschip is aangemeerd in de marinehaven van Den Helder. Iets verderop liggen nog een paar marineschuiten zij aan zij verankerd, allemaal in het kenmerkende matte grijs gespoten. Van jongs af aan ben ik geïnteresseerd in dit soort oorlogstuig. Wel is het zo dat hedendaagse marineschepen op mij een stuk minder indruk maken dan de ruige veteranen uit mijn jeugd. Het zijn tegenwoordig vooral sneaky gladjakkers. Logisch, dit moderne spul moet het hebben van radaronzichtbaarheid, stealth in jargon. Het zit dan ook boordevol verborgen techniek en elektronica.
     Wat een verschil met de oorlogsbodems van weleer waar ik écht van smolt. Die oude slagschepen, kruisers en torpedojagers maakten een verpletterende indruk. Zag je ergens zo'n vuurvreter, dan ontwaarde je een wirwar van kanonnen, luchtdoelgeschut, torpedolanceerbuizen, radartorens en stoompijpen. Niks geen sneaky gladjakkers! Ze waren juist zo extravert en overdonderend dat bij het zien van afbeeldingen – of in het echie tijdens vlootdagen – mijn borstbeen een bijkans elektrische optater kreeg. In jonge jaren heb ik dan ook in niet nader te omschrijven staat van opwinding menig bouwpakket in elkaar gelijmd en beschilderd tot in detail.
     Maar goed.
     We laten de haven van Den Helder achter ons en stomen op naar Texel. Het schone eiland met zijn schaapjesweiden, bossen, duinen en oneindige stranden zal komend weekend hopelijk zorgen voor rust en stilte. Vreemd eigenlijk, hoe je zowel van vredige kalmte als lawaaierig oorlogstuig kunt houden. Bipolariteit kent veel gedaantes. 

Een slank, hypermodern fregat van de Nederlandse marine. Saai.
Het logge, ruim 80-jarige slagschip USS Iowa lost met zijn imposante 41 cm geschut
een salvo over stuurboord. De aanblik van zo'n veteraan laat mij nog steeds niet onberoerd.


zondag 27 april 2025

Mensen, feiten en ideeën

Het schijnt dat je onze soort kunt onderverdelen in drie favoriete gespreksonderwerpen: mensen, feiten en ideeën. Zij die het dolgraag over mensen hebben doen dat over kennissen, collega’s, buren of BN’ers (en over zichzelf). De tweede groep praat vooral over feitelijkheden zoals het nieuws, werk, stand der techniek, sportresultaten of beurskoersen. De derde groep gaat liever de diepte in, discussieert over achtergronden, filosofeert over universele waarheden, houdt zich bezig met zijns-vragen.
     Heel strikt zijn we daarin niet. Soepel van geest als de meesten van ons zijn, voegen we ons naar de omstandigheden. Toch, zodra we de kans krijgen, zal de ene graag over een collega roddelen, de ander het liefst over het rendement van Vattenvalls zonnepanelen oreren terwijl een derde zich hardop afvraagt of je een foetus al een mens(je) mag noemen en een bevrucht ei een kuiken. Ik bedoel maar.
     De huidige president van de VS is bij vrijwel iedereen een favoriet onderwerp van gesprek. Maar teruggrijpend naar wat ik zonet schreef, kun je ook hier verdeling aanbrengen. Mensen-mensen hebben het graag over zijn kapsel, zijn Grab 'em by the pussy-proza, zijn vrouw en kinderen. Praktisch ingestelden praten het liefst over zijn decreten en de wereldwijde gevolgen daarvan. Ideeën-mensen bespreken wat zijn presidentschap zegt over het tijdsgewricht waarin we ons nu bevinden en wat de kudde bezielt om achter dit soort leiders aan te lopen. In Donald Trumps casus bestaat echter nog een vierde categorie. Dat zijn de mensen die voor afzondering kiezen, onder een steen leven of op een verafgelegen eiland. Zij hebben nooit van Trump gehoord of houden zich totaal niet met hem bezig. Best mogelijk dat juist zij het beste af zijn.

's Wereld laatste echte jager/verzamelaars leven wellicht op Noord-Sentinel.
Van beurskoersen, zonnepanelen en Donald Trump hebben ze nooit gehoord.
De in afzondering levende volksstam wordt geschat op driehonderd zielen.
Ze zijn niet erg gesteld op vreemdelingen, zacht gezegd.
Bij betreding van dit eiland kunnen bezoekers rekenen op een pijlenregen.
Noord-Sentinel behoort tot de afgelegen Andamanen. Deze eilanden-
groep bevindt zich, samen met de iets zuidelijker gelegen Nicobaren, centraal
in de Golf van Bengalen, een uitloper van de Indische Oceaan. De eilanden
vallen onder Indiaas bestuur, maar staan onder druk vanwege hun strategische
ligging, hun (voor toeristen) idyllische schoonheid én door waterstijging.


zondag 13 april 2025

Badderen

Ergens op mijn landgoed staat op een laag stapelmuurtje een oelekan. Hoe ik aan dat ding kom weet ik niet, maar ik bezit dit familiestuk al heel lang. Velen kennen het woord niet, daarom: een oelekan is een brede, lage natuurstenen vijzel, bekend uit de Indische keuken. Ongetwijfeld is dit exemplaar binnen mijn stamboom dan ook vaak gebruikt bij bereiding van boemboes en sambals.
     Een keukenprins ben ik niet, dus mijn boemboes en sambals komen heel ordinair uit een pakje, zakje of potje. De betreffende oelekan stond zodoende eeuwenlang stof te vangen in de schuur. Tot ik op het lumineuze idee kwam dit werkeloze keukenattribuut te gebruiken als oerstevige drinkbak voor de vogels die mijn tuin aandoen. Het bleek een daverend succes.
     Zeker in dit tot nu toe droge, zonnige voorjaar is het een komen en gaan van vooral mussen, merels, kauwtjes en eksters. Ze komen er niet alleen hun dorst lessen, maar ook om heerlijk te badderen. Zien genieten is genieten, zeker voor een bejaarde luiwammes die doelloos in zijn tuinstoel hangt of vanachter zijn raam naar buiten koekeloert. Dat klinkt wellicht passief, maar ik ben er ook best druk mee, hoor. Met name als de wat grotere vogels een spetterend bad nemen dan raakt de ondiepe oelekan snel leeg. En dus slof ik op warme, zonnige dagen om de zoveel tijd heen en weer om water bij te vullen. Maar dat doe ik graag, het is dankbaar werk. Sterker: het is dankbaarder én nuttiger dan vrijwel alles wat ik tijdens mijn werkzame leven uitvoerde.

Links op de voorgrond de oude oelekan, ook wel tjobek genoemd,
Hij doet dienst als drinkbak en/of badderplaats voor vogels.
Een platte vijzel, in gewoon Nederlands.


zondag 30 maart 2025

Edward Hopper

In filmscènes is een kroeg een geliefde locatie. Iemand komt binnen, hijst zich op een barkruk en er ontstaat 'een situatie', niet zelden een broeierige. De klant bestelt vlotweg een gin-tonic of een vodka martini (shaken not stirred). Even later neemt een ander personage plaats op de kruk ernaast. En bingo.
     Mijn bescheiden kroegervaring is anders, stroever, zeker in praktische zin. Ten eerste: waar laat ik mijn jas? Durf ik hem ergens uit het zicht te hangen of drapeer ik hem over mijn schoot? Ten tweede vang ik niet snel de aandacht van de barkeeper, want die is druk met andere gasten, of met zichzelf. Ten derde weet ik nooit of ik direct mijn drankje moet afrekenen of dat ik dat dien te doen aan het einde van mijn zit? Ten vierde ben ik een matig drinker, bovendien staan de prijzen van iets hartversterkends niet in verhouding tot het plezier dat ik eraan beleef. Ten vijfde zien de meeste cafés en kroegen er te 'gezellig' uit en helaas nooit als in de schilderijen van Edward Hopper. Maar het allerbelangrijkste is dat er nooit een verdwaalde vreemdeling naast me komt zitten die op de een of andere manier iets bij me losmaakt. Iemand die hetzelfde zoekt als ik, wat dat ook mag zijn. Een mooi gesprek, wederzijdse interesse, een door alcohol losgeweekte bekentenis, platvloerse humor of juist iets verhevens, een beetje verleiding, een verlegen glimlach die we beiden terugvinden in de spiegelende wand achter de toog. Helaas heb ik nooit zoiets meegemaakt. In tegendeel, ontheemd voelde ik me altijd. 
     Als toevluchtsoord is de kroeg voor sommigen gewoon bar.

Nighthawks (Nachtbrakers) van Edward Hopper.
Wellicht zijn beroemdste schilderij.
Kenmerkend voor Hopper is zijn weergave van leegte,
isolement of het onvermogen contact te vinden.



zondag 16 maart 2025

Miljuschka

Op een stralende lentedag toerden we over verstilde polderweggetjes naar het schilderachtige vestingstadje Elburg. Mijn begeleidster wil er steevast van een ijsje smikkelen bij Casa Piccola, een tot ver buiten de regio vermaarde ijssalon. Zelfs Miljuschka, 's lands bekendste lekkerbek-influencer, heeft deze ijssalon in haar persoonlijke top drie staan. Dan weet je het wel.
     Bij Casa Piccola aangekomen zagen we een heuse TikTokrij van smachtende ijsliefhebbers. Ze stonden aangelijnd tot op de as van Elburgs autovrije hoofdstraat. Unisono besloten we af te zien van ijs en de massa te negeren.
     Met name TikTok, Instagram en X staan aan de basis van deze gekte, waar vooral de FOMO-generaties aan lijden. Dit soort media duwt de schaapjes richting de hotste burger-, friet-, döner, ramen, matcha, sushi, macchiato, ijs- of stroopwafeltent.
     En wij maar denken dat we van een hogere orde zijn dan, bijvoorbeeld, gnoes. In dat kader bezien is het wel bijzonder dat 'n één dag oud gnoekalf gewoon met zijn moeder meeloopt, terwijl een mensenbaby een sneue stumper is die jarenlang dient te worden gepamperd. Ontegenzeggelijk is een mens veel intelligenter dan een gnoe. De laatste staart dommig over de savanne totdat zijn tijd is gekomen om als voer te dienen voor andere dieren. Terwijl de mens juist extreme slimmigheidjes bedenkt als AI, TikTok, Instagram of X, stuk voor stuk tools die de kudde de weg wijzen naar levensgevaarlijke dictators of foute politici. Of naar de hipste vreettenten, bars, coffeeshops of ijssalons waardoor we massaal gaan lijden aan stress, dichtgeslibde aderen, diabetes, breinrot of gewoon kanker. 
     Nee heus, we zijn van een veel hogere orde dan gnoes. 

De kudde, hier wachtend op Vlaamse friet.
Miljuschka    (Beau Monde - foto: Stef Nagel)

zondag 2 maart 2025

Not in my backyard

Onder mijn ruitenwisser stak een gele flyer. Hetzelfde beeld bij auto's van de buurtbewoners. Op het A4tje een tekst in vette kapitalen: 
Nee niet in Lelystad: Geen en-en-en
     Actievoerders protesteerden met dit vlugschrift tegen plannen voor een luchthaven voor zowel verkeersvliegtuigen als straaljagers én een explosieventerrein. 
     Al jaren bestaan plannen voor een 'vakantievliegveld', maar die waren afgekeurd, vooruitgeschoven, daarna opnieuw geopperd, vervolgens weer afgeschoten en wederom doorgeschoven. Daarnaast willen we de vijand buiten de deur houden en daarvoor lijkt stationering van F-35 jachtvliegtuigen op datzelfde vliegveld een prima middel, aldus Defensie. En de geruchten over een groot explosieventerrein nemen ook toe. Het zou, kortom, tezamen best veel herrie kunnen opleveren in en rond mijn polderstad.
     Typisch gevalletje niet-in-mijn-achtertuin. We willen van alles en nog wat. Vliegvakanties om ons leven op te tuigen. En een adequate luchtverdediging. En militaire oefen- en munitieterreinen. En goede weg- en railverbindingen voor (nog) meer mobiliteit. En denderende popfestivals om uit je dak te kunnen gaan. En zwiepende windmolens om onze energiehonger te dempen. En kerncentrales om minder afhankelijk te zijn van het buitenland. En massieve 'distributiedozen' voor de opslag van onze hebberigheid. En grootse sportmanifestaties waarbij je je held of club middels veel herrie kunt aanmoedigen. En de vrijheid om dagenlang vuurwerk af te steken. En betere handhaving van regels. En minder regels. En datacentra om bij te blijven in de AI-race. En duizenden satellieten boven je kop zodat je altijd en overal verbonden bent met de heisa. En. En. En. Enzovoorts. 
     Ik rukte de flyer los. Op weg naar de papiercontainer kneedde ik hem tot prop.



zondag 23 februari 2025

IJdel

Dagblad De Stentor belde voor een interview naar aanleiding van mijn nieuwe bundel. (Zie vorig blogje.) Met een gestreeld ego gaf ik mijn jawoord. 
     Tijdens het inleidende gesprek vertelde de journalist dat ze zocht naar de verbinding boek-regio. Ze had namelijk begrepen dat nogal wat verhalen zich afspeelden in Flevoland. Hoewel de meeste hoofdstukjes toch heus een universeel karakter hebben, wilde zij juist de focus op de omgeving leggen, mijn provincie.
     Met haar opnameapparaat tussen ons in en haar blocnote op schoot volgde een aangenaam vraaggesprek. Vanzelfsprekend hoopte ik dat ze vooral de spitsvondige uitspraken en interessante wetenswaardigheden des schrijvers zou oppikken en dat ze alle onzin die ik pleeg uit te kramen links zou laten liggen. Tijdens onze conversatie vermeldde ze terloops gebruik te maken van ChatGPT, want anders was ze wel heel veel tijd kwijt aan de uitwerking van een interview. Ik dacht..., nou ja, eigenlijk weet ik niet meer wat ik dacht.
     Twee dagen later ontving ik haar concept met aan mij het verzoek eventuele onjuistheden eruit te filteren, en wel zo snel mogelijk vanwege haar deadline. Ik deinsde terug van wat ik las, vond het een ratjetoe, onlogisch soms, van de hak op de tak. Van mijn o zo briljante quotes en wetenswaardige bevindingen vond ik weinig terug.
     Het liefst had ik het hele concept omgegooid, maar daar was geen tijd meer voor én je maakt er geen vrienden mee in het journalistieke en schrijvende wereldje waar ego en ijdelheid vaak een rol spelen – zie mijzelf. 
     Eén dag later stond ik over een héle krantenpagina afgedrukt, waarbij de helft van de drukinkt opging aan een afbeelding van mijn melige lachsmoel. Ik schrok me het lazarus, kroop weer in mijn schulp. Hoe ego en ijdelheid hun tol eisten.


vrijdag 21 februari 2025

Nieuwe bundel

Niet zo heel lang geleden was een boekenkast een statement. Het vertelde iets over de interesses en mate van belezenheid van de kastbezitter(s). De digitale prachttijd (?) bracht verandering. Bij velen bevindt zich nu hun hele bibliotheek in een e-reader. Aardig wat krantenlezers kiezen eveneens voor digitale berichtgeving. Toch is er nog steeds een hardnekkige groep die gevoel blijft houden voor papier. Net zoals bij tijd en wijle nog immer behoefte bestaat aan de tong van een ander te lebberen, de ribbels van een schelp te bevoelen of je neus te begraven in de pluizige vacht van Pip of Mimi, zo verlangen veel lezers nog naar een ritselende krant of het gewicht, de geur of het uiterlijk van een boek. 
     Veel boeken bezit ik niet meer, de meeste verdwenen naar de kringloop, sommige via Marktplaats. De bibliotheek voldoet prima. Áls ik een boek koop is het een cadeautje voor een ander. Het pakt zo plezant en verwachtingsvol uit, bovendien kunnen ontvangers het – als ze het hebben uitgelezen óf het niks vinden – weer doorgeven aan anderen. Zo heb ik zelf wel eens een uitgelezen pocket bewust achtergelaten in een treincoupé. Maar zo’n minibieb langs de straat is natuurlijk ook een tof idee. 
     Lang verhaal kort: aan een papieren boek is nog steeds niks mis.

Sinds kort in omloop: de verhalenbundel Oude Koeien.
Subtitel: Achter de wagen spannen
Inhoud: 168 pagina's
ISBN: 9789465015811
Prijs: €16,75 
Verkrijgbaar bij Bol.com of via de reguliere boekhandel.







zondag 16 februari 2025

Het systeem

Van huis vertrokken, knorde mijn autootje richting Markerwaarddijk, de verbinding tussen Lelystad en het Noord-Hollandse Enkhuizen waar ik een afspraak had. Pal na de brug over de Houtribsluizen, die vanuit Flevoland het begin van de dijk markeert, stopte ik op de naastgelegen parkeerplaats om mijn winterjas uit te trekken. Uitgestapt voor de verkleedpartij, viel me iets op. Normaal is het hier een geraas van (vracht)autoverkeer, nu was het doodstil. Vertwijfeld checkte ik de verkeersinformatie op mijn schermpje. Ik las dat zich uren eerder een groot ongeluk op de dijk had voorgedaan, dat die daarom was gesloten voor verkeer in beide richtingen. Dat betekende omrijden via Almere, Amsterdam, Purmerend en Hoorn, óf via de Afsluitdijk. Kut! Ik schakelde mijn navigatie-app in, die beval mij inderdaad om te keren en minstens honderd kilometer om te rijden. Kut-kut-kut!
     Maar wacht 'ns effe. Als de dijk al uren is afgesloten voor verkeer, waarom staat dat hier aan het begin nergens aangegeven? En waarom staan de brugbomen omhoog en kan ik vrijelijk doorrijden? Zou heel misschien de blokkade zijn opgeheven?
     Terwijl de satellietnavigatie nog steeds hamerde op een no go (‘Keer hier om ...’, zeurde een metalige vrouwenstem), besloot ik het er toch op te wagen. Mijn wantrouwen jegens 'het systeem' werd beloond: zonder enig oponthoud zoefde ik prinsheerlijk over een bijkans uitgestorven dijkweg naar Noord-Holland. 
     Achteraf bleek inderdaad dat het traject een kwartier voor mijn vertrek was vrijgegeven voor verkeer en dat de meldingen daarover achter de feiten aanliepen. Tsjonge, wat een geluk had ik dit keer
     Uit die twee laatste woordjes blijkt dat mijn glas steevast halfleeg is. Nogal wiedes. Het leven is kut, ook als het meezit.