We zaten aan de kerstdis: familie en aanhang. Een mens of vijftien, in leeftijd variërend van nul tot 92. Ik – aanhang – was de een na oudste, en zo voelde het ook.
Tegenover mij zat een fotomodel; ook zij is van de koude kant. De hoogbenige schone heeft alles mee. Cinderellalokken, pittige dotjes jukbeen, expressieve mond met een stralend gebit, elegante handen, passende cupmaat en weet-ik-veel. Zelfs haar naam is mooi. Ze is dan ook succesvol, heeft een volle agenda, reist de wereld rond, wordt gevraagd voor schoenmode, lingerie, cosmetica, alles eigenlijk. Daarnaast houdt ze erg van haar vriend (eveneens aanwezig), poezen en haar ouders. Als kers op de taart bezit de beauty een goed stel hersens waardoor ze de perfectie nadert: het biljoenste bewijs dat gelijkheid op fantasie berust. Hoe dan ook, ik keek graag naar mijn overbuurvrouw – misschien iets te.
Tijdens het uitserveren van de kwartel-truffelpasta bedacht ik vileintjes dat je voor het beroep van fotomodel, naast je looks eigenlijk weinig in huis hoeft te hebben. De enige vereiste is er je bed voor uitstappen. (Pornomodellen hoeven zelfs dat niet.) Van, pak 'm beet, een treinconducteur worden veel meer vaardigheden verlangd. Ondanks de vele uitdagingen is deze NS-job lang niet zo gewild als die van fotomodel. Vreemd eigenlijk, want tegenwoordig is het werk van iemand die in een trein kaartjes controleert, meer spraakmakend dan een zoveelste fotoshoot op een zoveelste exotische setting. Ongetwijfeld hebben coole conducteurs daardoor meer spannends te vertellen dan iemand die het puur van het uiterlijk moet hebben.
zondag 29 december 2024
zondag 22 december 2024
Feest
Stads grootste tuincentrum had zichzelf qua kerstversiering overtroffen. Ik waande ik me in een sprookje, een drúk sprookje want aan volk geen gebrek. Overal hadden de sfeermakers van Intratuin besneeuwde droomlandschappen gecreëerd, voorzien van feeëriek verlichte huisjes, kraampjes, draaimolentjes, treintjes, klaterende watervallen, skiënde miniatuurtjes, rendiertjes en vanzelfsprekend de vele dikbuikige, witbebaarde mannetjes in rode jassen. Alles bewoog, straalde, knipperde en maakte geluid.
Ik stond midden in dit Hollywooddecor – resultaat van wekenlange huisvlijt – toen een vader en zijn zoontje om een hoek verschenen. Het kind sloeg subiet op tilt, kon de flonkerende aanblik amper verwerken. Hij wist alleen maar ‘neehhh!’ te roepen en herhaalde dat voortdurend terwijl hij zich tussen de andere bezoekers naar voren drong. Hij stuiterde van de waterval naar het kabelbaantje, naar het stationnetje waar de vele treintjes stopten en weer verder tjoekten. Vervolgens deed hij een greep naar het helikoptertje dat hoog aan een ijzerdraadje over het sneeuwlandschap heen en weer wentelwiekte, trok aan de kunstarm van een swingende, zingende Duracell-Santa, enzovoort. ‘Neehhh! Neehhh! Neehhh!’ Het kind kon het gebodene niet bevatten, het was te veel. De vader probeerde zijn stuiterbal tot rust te manen, maar ja.
Inmiddels vanaf de zijlijn de hele kerstheisa observerend, verbaasde ik me weer 'ns over hoe een diepreligieus feest - ooit gekenmerkt door stilte en bezinning - zo snel kon ontaarden in de heidens-commerciële eruptie waarmee we anno nu de geboortedag van een tot profeet uitgestegen timmermanszoon opluisteren.
Toen ik even later - overprikkeld en jaren ouder - weer buiten op de tjokvolle parking stond, zocht ik op mijn schermpje naarstig naar het dichtstbijzijnde verkooppunt van cobra’s. Voor als de Russen komen, of zo. Heus, ik ben dol op de feestdagen.
Ik stond midden in dit Hollywooddecor – resultaat van wekenlange huisvlijt – toen een vader en zijn zoontje om een hoek verschenen. Het kind sloeg subiet op tilt, kon de flonkerende aanblik amper verwerken. Hij wist alleen maar ‘neehhh!’ te roepen en herhaalde dat voortdurend terwijl hij zich tussen de andere bezoekers naar voren drong. Hij stuiterde van de waterval naar het kabelbaantje, naar het stationnetje waar de vele treintjes stopten en weer verder tjoekten. Vervolgens deed hij een greep naar het helikoptertje dat hoog aan een ijzerdraadje over het sneeuwlandschap heen en weer wentelwiekte, trok aan de kunstarm van een swingende, zingende Duracell-Santa, enzovoort. ‘Neehhh! Neehhh! Neehhh!’ Het kind kon het gebodene niet bevatten, het was te veel. De vader probeerde zijn stuiterbal tot rust te manen, maar ja.
Inmiddels vanaf de zijlijn de hele kerstheisa observerend, verbaasde ik me weer 'ns over hoe een diepreligieus feest - ooit gekenmerkt door stilte en bezinning - zo snel kon ontaarden in de heidens-commerciële eruptie waarmee we anno nu de geboortedag van een tot profeet uitgestegen timmermanszoon opluisteren.
Toen ik even later - overprikkeld en jaren ouder - weer buiten op de tjokvolle parking stond, zocht ik op mijn schermpje naarstig naar het dichtstbijzijnde verkooppunt van cobra’s. Voor als de Russen komen, of zo. Heus, ik ben dol op de feestdagen.
zondag 15 december 2024
Elysium
Je zou kunnen stellen dat religies gekenmerkt worden door geloof in een hiernamaals. Dat gold ook voor de oude Romeinen. Naast de vele goden die ze aanbaden, geloofden ze in het Elysium, een paradijselijk oord waarheen je na je dood verkaste, onder voorwaarde dat je deugdzaam had geleefd. Vooral onder Romeinse soldaten was het cool om vlak voor een veldslag je makkers aan te moedigen naar de Elyseïsche velden af te reizen, waar ze elkaar na het sneuvelen terug zouden vinden in gelukzaligheid. Die gedachte is bij sommige religies nog steeds in zwang, maar dat terzijde.
Aan die Romeinse soldaten moet ik vaak denken tijdens de vele koude, grijze en natte dagen die Nederland kent, zeker deze tijd van het jaar. Ook een groot deel van ons land behoorde pakweg tweeduizend jaar geleden tot het Romeinse rijk, en dus waren ook hier hun legioenen gevestigd. Het moet voor deze legionairs zo ongeveer de meest droevige uithoek van hun enorme rijk zijn geweest. Ik bedoel: kijk uit het raam en zie jezelf lopen als soldaat met je katoenen rokje, ijzer op je kanis en rond je torso en sandalen aan je voeten. Overal grijsheid en een landschap om van te huilen. En dat terwijl je voor hetzelfde geld in Dalmatia, Aegyptus, Aquitania, Macedonia, Syria, Lusitania, Iudaea, Sardinia, Tarraconensis, Gallia, Cappadocia enzovoorts gelegerd zou kunnen zijn, landschappen die je ogen streelden, waar cipressen, olijven en druiven groeiden onder een lazuurkleurige hemel. Maar neen, je missie werd Germania Inferior, zoals de Romeinen onze regio noemden, een oord dat zo ongeveer het tegengestelde was van het hun beloofde, paradijselijke Elysium.
Hoe groot zou het ongeloof zijn onder de alhier gesneuvelde legionairs die nu prinsheerlijk op de Elyseïsche velden vertoeven, wanneer je ze uit zou leggen dat inmiddels achttien miljoen mensen op basis van vrijwilligheid op dit naargeestige vlakke land leven? En hoevelen er nog op de deur kloppen in de vurige hoop toegelaten te worden?
Aan die Romeinse soldaten moet ik vaak denken tijdens de vele koude, grijze en natte dagen die Nederland kent, zeker deze tijd van het jaar. Ook een groot deel van ons land behoorde pakweg tweeduizend jaar geleden tot het Romeinse rijk, en dus waren ook hier hun legioenen gevestigd. Het moet voor deze legionairs zo ongeveer de meest droevige uithoek van hun enorme rijk zijn geweest. Ik bedoel: kijk uit het raam en zie jezelf lopen als soldaat met je katoenen rokje, ijzer op je kanis en rond je torso en sandalen aan je voeten. Overal grijsheid en een landschap om van te huilen. En dat terwijl je voor hetzelfde geld in Dalmatia, Aegyptus, Aquitania, Macedonia, Syria, Lusitania, Iudaea, Sardinia, Tarraconensis, Gallia, Cappadocia enzovoorts gelegerd zou kunnen zijn, landschappen die je ogen streelden, waar cipressen, olijven en druiven groeiden onder een lazuurkleurige hemel. Maar neen, je missie werd Germania Inferior, zoals de Romeinen onze regio noemden, een oord dat zo ongeveer het tegengestelde was van het hun beloofde, paradijselijke Elysium.
Hoe groot zou het ongeloof zijn onder de alhier gesneuvelde legionairs die nu prinsheerlijk op de Elyseïsche velden vertoeven, wanneer je ze uit zou leggen dat inmiddels achttien miljoen mensen op basis van vrijwilligheid op dit naargeestige vlakke land leven? En hoevelen er nog op de deur kloppen in de vurige hoop toegelaten te worden?
![]() |
Elyseïsche velden |
zondag 8 december 2024
Gaza
De vorige keer ging het over energietransitie. Aangezien in het ondermaanse alles onderhevig is aan verandering, blijf ik nog even in dezelfde hoek: de transitie van de oude smartphone naar een nieuwe.
Om de paar jaar is je mobieltje achterhaald, met name als blijkt dat de software niet meer ondersteund wordt door de fabrikant. Je zit dan aan je digitale plafond, wat bijvoorbeeld tot gevolg heeft dat bepaalde apps stagneren.
Om de paar jaar is je mobieltje achterhaald, met name als blijkt dat de software niet meer ondersteund wordt door de fabrikant. Je zit dan aan je digitale plafond, wat bijvoorbeeld tot gevolg heeft dat bepaalde apps stagneren.
Tijdens een betaalactie lieten de Zuidas-gladjakkers van ABN AMRO mij weten dat mijn android-versie te licht was bevonden voor hun om veiligheidsredenen opgeschaalde betaalapp, een tool waar je als homo smartphonicus niet meer buiten kunt. (Hetzelfde kun je natuurlijk beweren over dating-, babbel-, route-, weer-, gezondheids-, verkeers-, overheids-, school-, bestel-, beweeg-, QR-, spelletjes- en noem-maar-op-applicaties.) Aangezien het verouderde apparaat geen upgrade meer bood, was actie vereist.
Monter bestelde ik online een up-to-date mobieltje. Vervolgens moesten simkaart en data worden overgezet en geactiveerd. Het internet onderwees mij middels stap-voor-stap-uitleg en instructiefilmpjes hoe te handelen. Peanuts, leek het. Men voelt ‘m al.
Weliswaar lukte het vrij snel de boel van de oude Motorola naar de nieuwe Samsung te migreren, maar daarmee was ik er nog niet. Het mij visueel zo vertrouwde beeld was veranderd in Gaza – een smakeloos vergelijk, maar toch. Waar waren mijn contacten gebleven, mijn apps, foto’s, accounts? Na zenuwslopend zoekwerk vond ik ze – uren later, schuimbekkend – verstopt achter cloudy layers, nerdy widgets en harlekijnkleurige Google-pictogrammen. Vervolgens dwongen de algoritmes mij bij sommige applicaties opnieuw aan te melden middels gebruikersnamen, wachtwoorden en cijfercodes die ik terug moest zien te vinden op beduimelde aantekeningen in met spinnenwebben verzegelde bureaulades. En dan heb ik het nog niet eens over de mij dierbare beeld-, kleur-, helderheids- en geluidsinstellingen, want het thuisgevoel bij je smartphone is als zuurstof voor de hersenen. Gelukkig kreeg ik hierbij hulp van mijn tienjarige kleinzoon. Mobieltje-technisch zat ik zonder hem nog steeds in transitie.
Weliswaar lukte het vrij snel de boel van de oude Motorola naar de nieuwe Samsung te migreren, maar daarmee was ik er nog niet. Het mij visueel zo vertrouwde beeld was veranderd in Gaza – een smakeloos vergelijk, maar toch. Waar waren mijn contacten gebleven, mijn apps, foto’s, accounts? Na zenuwslopend zoekwerk vond ik ze – uren later, schuimbekkend – verstopt achter cloudy layers, nerdy widgets en harlekijnkleurige Google-pictogrammen. Vervolgens dwongen de algoritmes mij bij sommige applicaties opnieuw aan te melden middels gebruikersnamen, wachtwoorden en cijfercodes die ik terug moest zien te vinden op beduimelde aantekeningen in met spinnenwebben verzegelde bureaulades. En dan heb ik het nog niet eens over de mij dierbare beeld-, kleur-, helderheids- en geluidsinstellingen, want het thuisgevoel bij je smartphone is als zuurstof voor de hersenen. Gelukkig kreeg ik hierbij hulp van mijn tienjarige kleinzoon. Mobieltje-technisch zat ik zonder hem nog steeds in transitie.
zondag 1 december 2024
Stekkerdiscipline
Voor sommigen gaat het niet snel genoeg met de energietransitie. Meestal betreft dat idealisten (?) met een behoorlijke financiële speelruimte. Zij kunnen zich de nieuwe energie-opties goed veroorloven, maken er zelfs dankbaar gebruik van. Ik vermoed echter dat een meerderheid er vooralsnog anders in zit. Vooral zij die meer op de centjes moeten letten zien het liever nog even aan.
Om klimaat en milieu bekommer ik me zeer, maar ik hoor wel bij laatstgenoemde groep. Behalve een submodaal inkomen speelt ook leeftijdsgerelateerd conservatisme mee, moeite met verandering dus. Wat ook telt is mijn desinteresse in techniek.
Om klimaat en milieu bekommer ik me zeer, maar ik hoor wel bij laatstgenoemde groep. Behalve een submodaal inkomen speelt ook leeftijdsgerelateerd conservatisme mee, moeite met verandering dus. Wat ook telt is mijn desinteresse in techniek.
Neem zonnepanelen, warmtepompen en thuisaccu's. Oké, het enige wat je daarvoor hoeft te doen is (flink) je portemonnee trekken waarna vakmensen de boel regelen en uitvoeren. Maar als je tevreden bent met je combiketel en de manier waarop je je huis verwarmt, doucht en kookt, dan druist een ongevraagde energietransitie best wel tegen je natuur in, zeker als de kosten-batenverhouding diffuus is.
Hetzelfde geldt automobilisme. Ik rijd in een kleine benzineauto, maak pakweg zesduizend km per jaar. Prima zo. Maar het gepush richting elektrische auto neemt toe; in sommige steden worden nu ook al personenauto’s op benzine geweerd. Hoe snel nadert het moment dat ik me moét verdiepen in Tesla’s en dergelijk E-blik? Naast de financiële hobbel, zouden stekkerdiscipline en touchscreengepriegel - het nieuwe autorijden - mij aardig wat onrust bezorgen. Gewoon geen zin in!
Hetzelfde geldt automobilisme. Ik rijd in een kleine benzineauto, maak pakweg zesduizend km per jaar. Prima zo. Maar het gepush richting elektrische auto neemt toe; in sommige steden worden nu ook al personenauto’s op benzine geweerd. Hoe snel nadert het moment dat ik me moét verdiepen in Tesla’s en dergelijk E-blik? Naast de financiële hobbel, zouden stekkerdiscipline en touchscreengepriegel - het nieuwe autorijden - mij aardig wat onrust bezorgen. Gewoon geen zin in!
Het is duidelijk: voor deze transitie heb ik gewoon te weinig energie.
zondag 24 november 2024
Star
De roetveegpiet is een geweldige vondst, een voorbeeld van vindingrijkheid. Ergens is een onbekende slimmerik met dit idee, dit woord, op de proppen gekomen. Hij of zij verdient alle lof, want de gevoeligheden rondom zwarte pieten werden ermee naar rustiger vaarwater geloodst. Op een paar smeulende brandjes na, vindt eigenlijk iedereen de roetveegpiet wel prima. Zeker kinderen, die van nature een stuk minder star zijn dan volwassenen. De beroete binnenzijde van een schoorsteen is voor hen een aannemelijke verklaring. Daarnaast staan die zwarte of gekleurde vegen heel leuk op al die pietentoeten, van welke afkomst of huidskleur dan ook. Kortom: de bedenker van de roetveegpiet verdient een pluim, desnoods een standbeeld. Vraag is: voor hoelang?
Schoorstenen staan op omvallen. De energietransitie zorgt ervoor dat ze verdwijnen, niet alleen van onze woonhuizen, maar ook uit de industrie. Hetzelfde geldt voor uitlaten onder gemotoriseerde voertuigen en rookbrakende pijpen van schepen. Achterhaalde techniek, ouwe meuk. Jawel, ook de vertrouwde schoorsteen op de stoomboot uit Spanje is binnen niet al te lange tijd museumrijp. Lang verhaal kort: hoe verklaart men in de nabije toekomst de roetvegen op de gezichten van al die olijke pieten?
Schoorstenen staan op omvallen. De energietransitie zorgt ervoor dat ze verdwijnen, niet alleen van onze woonhuizen, maar ook uit de industrie. Hetzelfde geldt voor uitlaten onder gemotoriseerde voertuigen en rookbrakende pijpen van schepen. Achterhaalde techniek, ouwe meuk. Jawel, ook de vertrouwde schoorsteen op de stoomboot uit Spanje is binnen niet al te lange tijd museumrijp. Lang verhaal kort: hoe verklaart men in de nabije toekomst de roetvegen op de gezichten van al die olijke pieten?
Een antwoord heb ik niet. Maar tegelijkertijd vraag ik me af of kinderen rond Sinterklaas wel op verklaringen zitten te wachten. Zij komen er vroeg of laat toch wel achter hoe een ware Pieterbaas eruitziet: als een bestuurder van een bestelbusje waarop PostNL, DHL, UPS of FedEx staat.
zondag 17 november 2024
VIP
Nadat een hardnekkig virus uiteindelijk na weken mijn lichaam had verlaten, besloot ik dat het tijd was voor catharsis, in gewoon Nederlands zoiets als emotionele zelfreiniging. Volgens de oude Grieken zou het een helend, zuiverend effect hebben op hen die het moeilijk hebben, vooral mentaal. In al mijn simpelheid nam ik dit reinigingsproces echter vrij letterlijk en besloot naar de wasstraat te karren. Als mijn vierwieler - verlengstuk van 's mans ego - blinkt aan zowel de buiten- als binnenzijde, dan voel ik me vanzelf weer de oude, was de insteek.
Zo gezegd zo gedaan en even later vroeg ik aan de wasstraatbeheerder om een VIP-behandeling. In de desbetreffende carwash is ‘VIP’ het meest uitgebreide wasprogramma. Je auto wordt dan ook aan de onderkant gewassen, bovendien behandeld met een speciale wax. Het is het duurste programma, maar op incourante dagdelen genieten senioren een flinke korting. Daarnaast is het fijn om je eens in de zoveel tijd VIP te voelen, wat slim is bedacht door de ondernemer.
Een halfuur later koerste ik weer spic en span door de aangename weidsheid van de polder. Mijn autootje straalde plezier uit, stuurde lekkerder, knorde tevredener. Ter vervolmaking van het kleine geluk zette ik de boordradio aan, hopend op een aangenaam geluid. Helaas viel ik midden in een nieuwsuitzending die een lawine van ellende over me heen stortte, wat mijn zuiveringsproces bepaald geen goed deed en het VIP-gevoel verjoeg. Als de wiedeweerga drukte ik op de uitknop.
Zo gezegd zo gedaan en even later vroeg ik aan de wasstraatbeheerder om een VIP-behandeling. In de desbetreffende carwash is ‘VIP’ het meest uitgebreide wasprogramma. Je auto wordt dan ook aan de onderkant gewassen, bovendien behandeld met een speciale wax. Het is het duurste programma, maar op incourante dagdelen genieten senioren een flinke korting. Daarnaast is het fijn om je eens in de zoveel tijd VIP te voelen, wat slim is bedacht door de ondernemer.
Een halfuur later koerste ik weer spic en span door de aangename weidsheid van de polder. Mijn autootje straalde plezier uit, stuurde lekkerder, knorde tevredener. Ter vervolmaking van het kleine geluk zette ik de boordradio aan, hopend op een aangenaam geluid. Helaas viel ik midden in een nieuwsuitzending die een lawine van ellende over me heen stortte, wat mijn zuiveringsproces bepaald geen goed deed en het VIP-gevoel verjoeg. Als de wiedeweerga drukte ik op de uitknop.
Struisvogels zijn heus zo gek nog niet.
zondag 10 november 2024
Spijkerschrift
Vijfduizend jaar geleden liep een vrouw glimlachend door een dorpje in Mesopotamië. Dit zuig ik uit mijn duim. Toch is het honderd procent zeker dat rond die tijd een vrouw glimlachend door een dorpje in Mesopotamië liep. Dat een mens glimlachend door een dorpje banjert is immers van alle tijden en plaatsen, dus ook in het Mesopotamië van vijfduizend jaar terug. Hoe die vrouw eruit zag weet ik vanzelfsprekend niet. Ook niet waarom ze glimlachte. Mogelijk had ze een binnenpretje. Wie weet lachte ze de knappe dadelverkoper toe. Misschien was ze het spijkerschrift machtig en had ze kort daarvoor iets grappigs gelezen op een kleitablet. Hoe dan ook, iéts deed haar glimlachen.
De anonieme vrouw is verdwenen, verwaaid als pluis, uiteindelijk als sterrenstof. Heel misschien liet ze ons een paar potscherven na, maar die liggen meters onder de versteende grond verstopt, ergens tussen de Tigris en de Eufraat. Tussen haar leven en het vloeipapierdunne vacuüm dat we 'vandaag' noemen, liggen vijfduizend jaren waarin vele goden kwamen en gingen om opgevolgd te worden door andere goden die kwamen en gingen. Vijftig eeuwen waarin zich grote volksverhuizingen voordeden, epidemieën rondraasden, soorten uitstierven, biotopen verdwenen, oorlogen woedden, machtsovernames en revoluties plaatsvonden, idealen opbloeiden en weer doodbloedden en atoombommen ontploften.
Natuurlijk kan ik eindigen door te schrijven dat de glimlach van de onbekende Mesopotamische vrouw verloren is gegaan tijdens die lange, tumultueuze tijdreis naar het heden. Maar evengoed kun je stellen dat haar smile eeuwigheidswaarde heeft, als remedie bij momenten dat we onszelf te serieus nemen.
De anonieme vrouw is verdwenen, verwaaid als pluis, uiteindelijk als sterrenstof. Heel misschien liet ze ons een paar potscherven na, maar die liggen meters onder de versteende grond verstopt, ergens tussen de Tigris en de Eufraat. Tussen haar leven en het vloeipapierdunne vacuüm dat we 'vandaag' noemen, liggen vijfduizend jaren waarin vele goden kwamen en gingen om opgevolgd te worden door andere goden die kwamen en gingen. Vijftig eeuwen waarin zich grote volksverhuizingen voordeden, epidemieën rondraasden, soorten uitstierven, biotopen verdwenen, oorlogen woedden, machtsovernames en revoluties plaatsvonden, idealen opbloeiden en weer doodbloedden en atoombommen ontploften.
Natuurlijk kan ik eindigen door te schrijven dat de glimlach van de onbekende Mesopotamische vrouw verloren is gegaan tijdens die lange, tumultueuze tijdreis naar het heden. Maar evengoed kun je stellen dat haar smile eeuwigheidswaarde heeft, als remedie bij momenten dat we onszelf te serieus nemen.
zondag 3 november 2024
Bewijs
Verrast keek ik naar de twee rode streepjes op het stripje, de bevestiging dat ik het onder de leden had. Niet eerder testte ik mezelf, dus bewijs ontbrak tot dusver. Nu ligt dat er wel. Ik deed de test omdat ik me uit het niets grieperig voelde, om niet te zeggen hondsberoerd. Even later werd ik dus geconfronteerd met iets concreets: covid.
Beetje raar misschien, maar die twee rode streepjes voelden statusverhogend. Vergelijk het met geopereerden die hun littekens showen. Of met veteranen die het stempel PTSS uitdragen, iets wat je overigens ook steeds vaker tegenkomt bij politiemensen, brandweerlieden of andere hulpverleners. En laat ik vooral de vele huismoeders en -vaders, managers, politici, leerkrachten, et cetera, niet vergeten die door een bevoegd arts gediagnosticeerd zijn met een burn out. Of snel afgeleide types die zichzelf officieel ADHD'er mogen noemen. Of stemmingsgevoeligen die te horen krijgen dat ze aan borderline lijden. Je hebt iets dat via een erkende diagnose aantoonbaar is. Met dit soort labels kun je thuiskomen! Je kunt dan niet alleen op aandacht rekenen, maar ook op meer begrip, misschien wel op achting. Sterker: je kunt erover geïnterviewd worden of lezingen geven, er krantenartikelen mee vullen, boeken zelfs. Ongetwijfeld oogst ik kritiek door voorbij te gaan aan het leed dat genoemde ziektes, lichamelijke of mentale verwondingen veroorzaken. Volkomen terecht natuurlijk. Toch kan ik me niet geheel aan de mening onttrekken dat we ons leed graag bewézen zien. Zonder de uitkomst van mijn covidtest – de twee rode streepjes – had ik gedacht een ordinaire griep onder de leden te hebben, niet de moeite van het vermelden waard. Maar nu hang ik het aan de grote klok. Bedenkelijk.
zondag 27 oktober 2024
Net als in de film
Het joch keek graag naar al dan niet bewegende plaatjes, het liefst in kleur. Opgewonden was-ie als hij hoorde dat hij met 'de groten' mee mocht naar de cinema. Later ging hij met zijn vrienden of, spannénd, met een meisje. Weer later met zijn vrouw, met of zonder de kinderen. En nog weer later met zijn vriendin. Of alleen.
Vrijwel allesvreter was-ie. Uitzondering vormde fantasy, het moest wél aards zijn. Maar verder: van blockbusters tot arthouse. van animatie tot 007, van simpel- tot gelaagdheid. Spanning en sensatie, historisch drama, romantiek, humor, wraak, erotiek, slagveldspektakel. Donker en licht dus, net als, nou ja, het leven zelve.
En altijd maar die aandacht voor detail. Mimiek en bewegingen, verteltempo, cameraposities, muziek, belichting, dialogen die pakkend of juist bedroevend waren. Hij vond er altijd wat van, had kritische ogen.
En dan het bioscoopbezoek zelf. Het loket, de stoffering, het wachten op de verduistering, de laatkomers, de zaalreacties, de basdreunen die zijn weke delen beroerden, de plaspauze. En tot slot altijd weer het benevelde gevoel bij het verlaten van de zaal als de film nog nadieselde.
Hij gaat nog zelden naar de bioscoop. Vindt het een gedoe. Vindt het fijner thuis waar beelden op afroep zijn: stromend, maar dan in het Engels. Aan zijn laptop of tv heeft hij meer dan voldoende. Oké, intensiteit en geluid zijn minder. Maar zijn zitpositie is comfortabeler en er zijn geen anderen om rekening mee te houden. Nog meer comfort biedt de pauzeknop, voor als hij er genoeg van heeft of even tussenuit moet.
Vrijwel allesvreter was-ie. Uitzondering vormde fantasy, het moest wél aards zijn. Maar verder: van blockbusters tot arthouse. van animatie tot 007, van simpel- tot gelaagdheid. Spanning en sensatie, historisch drama, romantiek, humor, wraak, erotiek, slagveldspektakel. Donker en licht dus, net als, nou ja, het leven zelve.
En altijd maar die aandacht voor detail. Mimiek en bewegingen, verteltempo, cameraposities, muziek, belichting, dialogen die pakkend of juist bedroevend waren. Hij vond er altijd wat van, had kritische ogen.
En dan het bioscoopbezoek zelf. Het loket, de stoffering, het wachten op de verduistering, de laatkomers, de zaalreacties, de basdreunen die zijn weke delen beroerden, de plaspauze. En tot slot altijd weer het benevelde gevoel bij het verlaten van de zaal als de film nog nadieselde.
Hij gaat nog zelden naar de bioscoop. Vindt het een gedoe. Vindt het fijner thuis waar beelden op afroep zijn: stromend, maar dan in het Engels. Aan zijn laptop of tv heeft hij meer dan voldoende. Oké, intensiteit en geluid zijn minder. Maar zijn zitpositie is comfortabeler en er zijn geen anderen om rekening mee te houden. Nog meer comfort biedt de pauzeknop, voor als hij er genoeg van heeft of even tussenuit moet.
Ook zijn filmkeuze is anders, nu hij bejaard is. Hij wil eigenlijk alleen nog maar zonlicht zien. En kleur. Roadmovies bijvoorbeeld. In een ivoorwitte, vintage Ford Mustang over Route 66. Of op een poederblauwe Vespa door Puglia. Warme landschappen vol coloriet. Spanning en intrige zijn prima, maar dan graag wel met een mooi einde. Vooral naar dat laatste verlangt hij.
zondag 20 oktober 2024
Tante Miep
Gezelligheid is een typisch Nederlands fenomeen, hoor je soms. Het heeft van doen met de combinatie omgeving-sfeer-volk. Engelsen en Duitsers kennen weliswaar ook zoiets, hebben het respectievelijk over cosy en gemütlich, toch dekt dat de lading niet geheel. Misschien komt het Deense hygge wel het meest in de buurt. Denen staan zich, net als wij, heel vaak voor op deze nationale dan wel regionale eigenschap; denk bij dat laatste vooral aan Brabanders.
Toch zijn er genoeg landgenoten die een tikkie neerkijken op de vermaarde Nederlandse gezelligheid. Dat zijn dan vooral luitjes die zich graag ‘wereldburger’ noemen. Deze kosmopolieten bezoeken liever een cocktailparty in Manhattan – het tegendeel van gezelligheid – dan dat ze kneuterig op de thee gaan bij hun knuslieve tante Miep in Swifterbant.
Smaken verschillen, een platitude. Soms kom je bij mensen over
de vloer die van zichzelf vinden dat ze het heel gezellig hebben
ingericht, terwijl jij je afvraagt hoe je zo snel mogelijk hun
treurnis achter je kunt laten. Dan weer ben je bij iemand die niet om
zijn of haar huiselijke omgeving maalt, maar van zichzelf zo warm en onderhoudend is dat je je er heel
behaaglijk voelt en de tijd ongemerkt voorbij vliegt.
Bij mij thuis is het net weer even anders. Het is er ietwat muffig,
een beetje onderkoeld of ronduit ongezellig, maar dat verandert
spoorslags als ik mijn pand betreed. De enige conclusie die ik
hieraan kan verbinden is dan ook dat ik het reusachtig met mezelf heb
getroffen.
zondag 22 september 2024
Short
Ik haal mijn korte broek van de waslijn, vouw hem netjes op. Voordat-ie in de kast verdwijnt, besnuffel ik ‘m nog even – een aroma van wasmiddel en tintelzilte westenwind. Het zijn vertrouwde huishoudelijke handelingen, maar vandaag is er triestheid. Betreffende korte broek – short, zeiden mijn opvoeders vroeger heel kakkineus - is mijn lievelingskledingstuk. Weliswaar is-ie inmiddels vaal en vormeloos, maar juist daardoor draagt hij zo fijn. Het liefst doe ik dat vijf maanden lang, van mei tot begin herfst. Zomerse, lijfelijke genoegens: tegenwind langs schenen, meewind langs kuiten, zon op dijen.
Mijn broek mag dan oud en sleets zijn, hij is precies goed: niet te kort of te lang, niet te zus of te zo. Daarbij: vederlichte stof (tja, een gerenommeerd Germaans buitensportmerk), soepele rits en puike zakken. Ik hou van ‘m, ècht, niet in het minst omdat hij staat voor de mooiste tijd van het jaar. Dat is dan ook de reden van mijn bedruktheid: ik neem vandaag voor lange tijd afscheid van hem. Het is diep in september dus een glorieuze indian summer daargelaten doe ik dit jaar geen beroep meer op mijn short. Waarschijnlijk haal ik hem pas over een maand of zeven, acht weer van stal. Tot dan, lieve vriend.
Mijn broek mag dan oud en sleets zijn, hij is precies goed: niet te kort of te lang, niet te zus of te zo. Daarbij: vederlichte stof (tja, een gerenommeerd Germaans buitensportmerk), soepele rits en puike zakken. Ik hou van ‘m, ècht, niet in het minst omdat hij staat voor de mooiste tijd van het jaar. Dat is dan ook de reden van mijn bedruktheid: ik neem vandaag voor lange tijd afscheid van hem. Het is diep in september dus een glorieuze indian summer daargelaten doe ik dit jaar geen beroep meer op mijn short. Waarschijnlijk haal ik hem pas over een maand of zeven, acht weer van stal. Tot dan, lieve vriend.
Dit blogje is gepost najaar 2015, maar vandaag weer actueel.
zondag 25 augustus 2024
Wereldbeeld
Bij de uroloog lig ik er gênant bij: wijdbeens, onderlijf van kleding ontdaan, achterover gekanteld op een onderzoeksstoel. Mijn jongeheer probeert zich schielijk aan de aandacht te onttrekken, maakt zich zo klein mogelijk. Maar hij is kansloos; de uroloog grijpt 'm behendig in zijn nekvel.
Zonder enige waarschuwing duwt ze een flexibel slangetje naar binnen. Dat voelt onprettig, zacht gezegd, waardoor ik vergeet wat me vooraf verteld was: probeer ontspannen te blijven ademen. In plaats daarvan verkramp ik wat de doorgang bemoeilijkt voor hetgeen tegen de natuurlijke roeirichting in probeert te peddelen, zoals een slangetje voorzien van een camera. Afijn, na een paar keer diep in- en uitademen ontstaat er toch weer voortgang en kan ik met de uroloog op een kleurenscherm meekijken hoe eerst het afwateringskanaal en vervolgens het rozerood geaderde gewelf, de blaas, eraan toe zijn. Ze neemt er rustig de tijd voor, pompidomt nog nét niet. En passant wijst ze haar eveneens meekijkende assistent op een paar ins en outs.
‘Zo, nu gaan we terug,’ klinkt ze als een reisleidster. Tijdens de aftocht door het leidingstelsel wijst ze mij op de nauwte die het gevolg is van de vergrote prostaat, wat tot plasklachten leidt. Heel leerzaam deze excursie, maar oef, wat een opluchting als ik weer bevrijd ben van de techniek.
Tien minuten later, en aangekleed, zit ik aan het bureau van de uroloog. Terwijl ze me bijpraat over behandelopties, dwaal ik af. Dat komt door mijn nieuwsgierigheid naar het wereldbeeld van deze jonge vrouw, die ongetwijfeld meerdere keren per dag beroeps- én handmatig omgaat met het vliegensvlug verschrompelende bloot van in hun piepzak zittende mannetjes. Met name als ze dat zielige beeld koppelt aan het machismo bij veel oproerkraaiers en volksmenners.
Zonder enige waarschuwing duwt ze een flexibel slangetje naar binnen. Dat voelt onprettig, zacht gezegd, waardoor ik vergeet wat me vooraf verteld was: probeer ontspannen te blijven ademen. In plaats daarvan verkramp ik wat de doorgang bemoeilijkt voor hetgeen tegen de natuurlijke roeirichting in probeert te peddelen, zoals een slangetje voorzien van een camera. Afijn, na een paar keer diep in- en uitademen ontstaat er toch weer voortgang en kan ik met de uroloog op een kleurenscherm meekijken hoe eerst het afwateringskanaal en vervolgens het rozerood geaderde gewelf, de blaas, eraan toe zijn. Ze neemt er rustig de tijd voor, pompidomt nog nét niet. En passant wijst ze haar eveneens meekijkende assistent op een paar ins en outs.
‘Zo, nu gaan we terug,’ klinkt ze als een reisleidster. Tijdens de aftocht door het leidingstelsel wijst ze mij op de nauwte die het gevolg is van de vergrote prostaat, wat tot plasklachten leidt. Heel leerzaam deze excursie, maar oef, wat een opluchting als ik weer bevrijd ben van de techniek.
Tien minuten later, en aangekleed, zit ik aan het bureau van de uroloog. Terwijl ze me bijpraat over behandelopties, dwaal ik af. Dat komt door mijn nieuwsgierigheid naar het wereldbeeld van deze jonge vrouw, die ongetwijfeld meerdere keren per dag beroeps- én handmatig omgaat met het vliegensvlug verschrompelende bloot van in hun piepzak zittende mannetjes. Met name als ze dat zielige beeld koppelt aan het machismo bij veel oproerkraaiers en volksmenners.
zondag 18 augustus 2024
Knoeiers
Mammoetjagers hadden er geen benul van dat ze in de prehistorie rondliepen; zij leefden in het nu van toen. Tijdens de klassieke oudheid vond geen enkele Spartaan de Spartaanse opvoeding of levenswijze bijzonder, laat staan extreem. Men deed gewoon maar wat omdat men in Sparta niet beter wist (en omdat ze er Athene mee versloegen). In de middeleeuwen zei geen enkele ridder tegen zijn gemalin: 'Jonkvrouwe, ik ga vandaag iets typisch middeleeuws doen.' Tijdens de Eerste Wereldoorlog wist geen enkele loopgraafsoldaat dat het om een wereldoorlog ging, laat staan de eerste. De wederopbouw, ook zoiets. Geen bouwvakker zei tijdens de jaren Vijftig van de vorige eeuw in de deuropening: “Dag Truus, ik ga effe het land weder opbouwen.” IJstijd, oudheid, renaissance, romantiek, industriële revolutie, allemaal termen die later werden bedacht. Mensen uit genoemde periodes aten, dronken, vrijden, vochten, ploeterden, rotzooiden maar wat aan en hadden verder geen idee in welke periode ze leefden.
Dat geldt geheid ook voor ons; hoe gaan u, jij en ik de geschiedenis in? Als mensen uit het Neo-Nietsisme, Post-fysieke Tijdvak, Interbellum 2.0, Kapitalistisch Verval, de Deepfake Stage, Egoversum Exit, Pre-Interstellaire Era, TikTokTerror, Big Burn-out, AI-prelude of niets verbloemend De Grote Opwarming? Geduld dus, enkele decennia tot een eeuw. Dan weten we hoe wij tijdgenoten de geschiedenis in zijn gegaan. Tegen die tijd zal tevens blijken dat we net zulke onwetende knoeiers waren als die luitjes in de prehistorie, klassieke oudheid, tijdens de overzeese kolonisaties, grote revoluties en alle andere episodes. Best sneu eigenlijk.
Dat geldt geheid ook voor ons; hoe gaan u, jij en ik de geschiedenis in? Als mensen uit het Neo-Nietsisme, Post-fysieke Tijdvak, Interbellum 2.0, Kapitalistisch Verval, de Deepfake Stage, Egoversum Exit, Pre-Interstellaire Era, TikTokTerror, Big Burn-out, AI-prelude of niets verbloemend De Grote Opwarming? Geduld dus, enkele decennia tot een eeuw. Dan weten we hoe wij tijdgenoten de geschiedenis in zijn gegaan. Tegen die tijd zal tevens blijken dat we net zulke onwetende knoeiers waren als die luitjes in de prehistorie, klassieke oudheid, tijdens de overzeese kolonisaties, grote revoluties en alle andere episodes. Best sneu eigenlijk.
zondag 11 augustus 2024
Goede vaart
Je ziet vaak dat mensen over het water naar elkaar zwaaien. Misschien komt het doordat we grotendeels uit water bestaan. Het verenigt wellicht.
Ik sta op een stenen brug over de Moezel. De brug verbindt twee helften van een romantisch stadje waarvan de stemmige vakwerkhuisjes zijn behangen met bloeiende geraniums. Het middeleeuwse stadje is omringd door steile heuvels vol wijnranken en van bovenaf beschermd door een spannend ridderkasteel. Tussen dit alles door schittert de kronkelrivier – Duitsland op zijn mooist.
Op de rivier is het een komen en gaan van plezierschepen, veelal afgeladen met toeristen die deze ansichtkaart aan den lijve willen ondervinden, vaak met een glas riesling of Bitburger in de hand. En jawel, met de andere hand zwaait men vrolijk naar de mensen op de oever, of op de brug. Een leuk gezicht.
Helaas ben ik hier niet voor de leuk. Ik reed hier gistermiddag naartoe om vandaag afscheid te gaan nemen van een vriend die, sinds zijn pensioen, in een nabij gelegen stadje woont. We zijn even oud, werkten lang samen, kennen mekaar meer dan een halve eeuw. Maar nu is hij uitbehandeld, verkeert hij in zijn laatste fase.
Ik sta op een stenen brug over de Moezel. De brug verbindt twee helften van een romantisch stadje waarvan de stemmige vakwerkhuisjes zijn behangen met bloeiende geraniums. Het middeleeuwse stadje is omringd door steile heuvels vol wijnranken en van bovenaf beschermd door een spannend ridderkasteel. Tussen dit alles door schittert de kronkelrivier – Duitsland op zijn mooist.
Op de rivier is het een komen en gaan van plezierschepen, veelal afgeladen met toeristen die deze ansichtkaart aan den lijve willen ondervinden, vaak met een glas riesling of Bitburger in de hand. En jawel, met de andere hand zwaait men vrolijk naar de mensen op de oever, of op de brug. Een leuk gezicht.
Helaas ben ik hier niet voor de leuk. Ik reed hier gistermiddag naartoe om vandaag afscheid te gaan nemen van een vriend die, sinds zijn pensioen, in een nabij gelegen stadje woont. We zijn even oud, werkten lang samen, kennen mekaar meer dan een halve eeuw. Maar nu is hij uitbehandeld, verkeert hij in zijn laatste fase.
Enkele uren breng ik met hem en zijn vrouw thuis door, af en toe onderbroken omdat hij even moet rusten. We bespreken het leven, verhalen uit de oude doos, onze Haagse jeugd, maar ook wat er momenteel zoal op de wereld gaande is. En vanzelfsprekend hebben we het over zijn lange lijdensweg, de angsten, het onvatbare van er-niet-meer-zijn. En natuurlijk is er verdriet. Dan, ineens, valt het stil, heel stil, het onzegbare moment is daar. We nemen afscheid, voor altijd. Woorden, geen woorden.
Als een lege huls rij ik terug naar mijn hotel in het eerder beschreven stadje aan de Moezel. Het is eind van de middag als ik er mijn auto parkeer. Eetlust heb ik niet en op mijn hotelkamer wil ik niet zijn. Dus duw ik mezelf voort door de middeleeuwse straatjes. Mijn gestalte is muurkleurig, ik ben achtergrond. Het denken is een weide besluierd door grondnevel.
Voor de laatste keer (morgenochtend gaat het huiswaarts) beloop ik de stenen brug over de Moezel. Juist op dat moment vaart de Moselprinzessin onder me door, een rondvaartboot. Op het zonnige bovendek heerst een wurgende gezelligheid. Het varende volk zwaait naar boven, naar mij en de anderen op de brug: wandelaars, lummelaars, verliefde stelletjes die selfies maken. Om me heen wordt spontaan teruggezwaaid naar de passagiers op de Moselprinzessin. Uiteindelijk steek ook ik mijn hand op, plichtmatig.
Als een lege huls rij ik terug naar mijn hotel in het eerder beschreven stadje aan de Moezel. Het is eind van de middag als ik er mijn auto parkeer. Eetlust heb ik niet en op mijn hotelkamer wil ik niet zijn. Dus duw ik mezelf voort door de middeleeuwse straatjes. Mijn gestalte is muurkleurig, ik ben achtergrond. Het denken is een weide besluierd door grondnevel.
Voor de laatste keer (morgenochtend gaat het huiswaarts) beloop ik de stenen brug over de Moezel. Juist op dat moment vaart de Moselprinzessin onder me door, een rondvaartboot. Op het zonnige bovendek heerst een wurgende gezelligheid. Het varende volk zwaait naar boven, naar mij en de anderen op de brug: wandelaars, lummelaars, verliefde stelletjes die selfies maken. Om me heen wordt spontaan teruggezwaaid naar de passagiers op de Moselprinzessin. Uiteindelijk steek ook ik mijn hand op, plichtmatig.
![]() |
Deze foto van de Moselprinzessin en betreffende brug is van internet geplukt. |
zondag 4 augustus 2024
Fiatje 500
Hij is misschien wel de meest blijmakende koek die je in elke Nederlandse winkelstraat voor een habbekrats kunt kopen. Naast spotgoedkoop is hij even aantrekkelijk om te zien als fijn om in te happen. Het woordenboek spreekt van een hij, maar vanwege zijn kleur neig je toch naar het vrouwelijke. (Excuses aan de non-binaire gemeenschap.) Hij is als een klassiek Fiatje 500, een dom blondje, strandparasol, prinsessenjurk, smurfenmuts, een suikerspin op de kermis, alles eigenlijk wat vrolijk stemt, het leven zoet maakt. Deze suikerbom zorgt voor instant bevrediging, geeft je snel een voldaan gevoel; helpt een beetje bij verdriet, als je je eenzaam voelt.
De roze koek.
Het was al snel tientallen jaren terug dat ik voor het laatst een roze koek at, laat staan kocht. Maar ineens was het moment weer daar.
De laatste ademtocht van de morgen, lunchtijd lag op de loer, wat natuurlijk de verkeerde tijd is om een supermarkt te betreden. Uit de hoek van de bakkersafdeling kringelden geuren van warme granen en vers gebak: voor mij een onweerstaanbare combinatie. Subiet kreeg ik trek, lekkere trek. Ham-kaas croissants of zo. En iets zoets voor daarna bij de koffie. En ja hoor, daar lagen ze, vooraan, recht in het zicht: vier roze koeken in één pak waarop Met roomboter bereid in krulletters. De pakjes waren bovendien voorzien van oranje prijskaartjes, in de bonus dus. Weerloos was ik.
Hoe het smaakte? Eigenlijk zoals een rit in een klassiek Fiatje 500. Je kunt er dan ook beter naar kijken.
Het was al snel tientallen jaren terug dat ik voor het laatst een roze koek at, laat staan kocht. Maar ineens was het moment weer daar.
De laatste ademtocht van de morgen, lunchtijd lag op de loer, wat natuurlijk de verkeerde tijd is om een supermarkt te betreden. Uit de hoek van de bakkersafdeling kringelden geuren van warme granen en vers gebak: voor mij een onweerstaanbare combinatie. Subiet kreeg ik trek, lekkere trek. Ham-kaas croissants of zo. En iets zoets voor daarna bij de koffie. En ja hoor, daar lagen ze, vooraan, recht in het zicht: vier roze koeken in één pak waarop Met roomboter bereid in krulletters. De pakjes waren bovendien voorzien van oranje prijskaartjes, in de bonus dus. Weerloos was ik.
Hoe het smaakte? Eigenlijk zoals een rit in een klassiek Fiatje 500. Je kunt er dan ook beter naar kijken.
zondag 28 juli 2024
Gekleurd
De opvoering van de Amstelveense muziekschool was hartverwarmend. Begeleid door een doorgewinterde ritmesectie, durfden jongens en meisjes het aan om voor een met familie en vriendjes afgeladen zaal te soleren op hun favoriete instrumenten. De ene leerling had de eerste beginselen nog maar net onder de knie, wat menig hart deed smelten. De ander was ver gevorderd, bracht serieus mooie klanken ten gehore. Het was smullen. Vanzelfsprekend was mijn tienjarige, klavierspelende kleinzoon uitblinker, maar mijn oordeel zal gekleurd zijn.
Het waren echter niet alleen kinderen die aan de voorstelling deelnamen. Zo was er een AOW’er die kennelijk op zijn oude dag had besloten pianoles te nemen. De boomer stortte zich op een werk van Bach. Dat was te hoog gegrepen. Hij schutterde als een jongleur met Parkinson. De zaal zat zijn optreden dan ook met kromme tenen uit. Je mag het dapper noemen, maar je kunt je evengoed afvragen wat deze grijsaard bezielde om voor publiek op te treden terwijl hij er nog lang niet klaar voor was, iets wat, geloof me, ook nooit ging gebeuren. Ik vroeg me af waarom niemand uit zijn omgeving zei: ‘Gerrit, je bakt er niks van, dus effe dimmen.’ Tot overmaat van ramp duurde het deerniswekkende gepingel van de senior ook nog eens veel langer dan de optredens van het jonge grut. Tegen een meltdown aan, dacht ik: tief, zout, pleur, rot een eind op, blijf achter de geraniums en hou het bekladden van Das Wohltemperierte Klavier van de grote Johann Sebastian, die je niets heeft misdaan, op zijn minst binnenskamers in plaats van hier in de spotlights vanaf een hoog podium met je benige ouwelullenknokkels ons gehoor te teisteren waarbij je verdomme ook nog eens speeltijd inpikt van de aanstormende jeugd, zoals mijn uitblinkende kleinzoon die hard op weg lijkt de meest veeleisende sonates in 's werelds grootste concertzalen ten uitvoer te brengen. Maar mijn oordeel zal gekleurd zijn.
Het waren echter niet alleen kinderen die aan de voorstelling deelnamen. Zo was er een AOW’er die kennelijk op zijn oude dag had besloten pianoles te nemen. De boomer stortte zich op een werk van Bach. Dat was te hoog gegrepen. Hij schutterde als een jongleur met Parkinson. De zaal zat zijn optreden dan ook met kromme tenen uit. Je mag het dapper noemen, maar je kunt je evengoed afvragen wat deze grijsaard bezielde om voor publiek op te treden terwijl hij er nog lang niet klaar voor was, iets wat, geloof me, ook nooit ging gebeuren. Ik vroeg me af waarom niemand uit zijn omgeving zei: ‘Gerrit, je bakt er niks van, dus effe dimmen.’ Tot overmaat van ramp duurde het deerniswekkende gepingel van de senior ook nog eens veel langer dan de optredens van het jonge grut. Tegen een meltdown aan, dacht ik: tief, zout, pleur, rot een eind op, blijf achter de geraniums en hou het bekladden van Das Wohltemperierte Klavier van de grote Johann Sebastian, die je niets heeft misdaan, op zijn minst binnenskamers in plaats van hier in de spotlights vanaf een hoog podium met je benige ouwelullenknokkels ons gehoor te teisteren waarbij je verdomme ook nog eens speeltijd inpikt van de aanstormende jeugd, zoals mijn uitblinkende kleinzoon die hard op weg lijkt de meest veeleisende sonates in 's werelds grootste concertzalen ten uitvoer te brengen. Maar mijn oordeel zal gekleurd zijn.
Klik HIER voor een kindvriendelijk clipje van Lang Lang in zijn uitvoering van Bachs The Well-Tempered Clavier: Book 1.
zondag 21 juli 2024
Bosmeester
Voor slangen ben ik fobisch. Waarom weet ik niet goed, mogelijk omdat ze zich voortbeweging zonder poten. Het is een misselijkmakend glijden en kronkelen. Ook hun manier van tafelen is niet om aan te zien, dat trage happen, doorslikken en verteren. En o ja: ze wurgen hun prooi of dienen ze gif toe wat vaak een gruwelijke dood tot gevolg heeft, denk aan spierverlamming, verstikking door zuurstoftekort en afstervend weefsel. Maar afschuw en fascinatie gaan vaak samen. Daarom heb ik onder de slangen tóch een heimelijke favoriet: de bosmeester of bushmaster, zijn internationale naam.
Waarom juist hem? Ja, hij is killing, ook voor de mens, doordat hij veel gif ineens kan injecteren. (In Peru noemt men hem Shushupe, Stille Dood.) Maar er zijn giftiger species, denk aan de taipan, mamba of krait. En ja, de bosmeester is voor een gifslang heel groot, vaak drie meter lang. Maar hij is niét de grootste gifslang, dat is de koningscobra met zijn vijf meter. Misschien is hij mijn favoriet vanwege zijn prachtige tekening, zijn ruige schubben of gewoon zijn onbekendheid (vraag maar om je heen). Toch is hij 's werelds grootste binnen de familie der groefkopadders, waartoe ook ratelslangen behoren. De bosmeester leeft in Zuid-Amerika, waar hij dezelfde mythische status heeft als de jaguar, harpij en de reusachtige, maar niet giftige anaconda. Over deze heersers van het Amazonegebied worden grote verhalen verteld. Zo beweert men van de toxische bosmeester dat hij altijd chagrijnig is en daarom snel toehapt. Zelfs doen verhalen de ronde dat een geagiteerd exemplaar zijn belagers over grote afstanden kan achtervolgen, wat slangen vrijwel nooit zullen doen. Het zijn mythes, vaak verspreid door locals, wat veel zegt over de status van het dier wiens naam veelzeggend is. Meester van het bos.
Waarom juist hem? Ja, hij is killing, ook voor de mens, doordat hij veel gif ineens kan injecteren. (In Peru noemt men hem Shushupe, Stille Dood.) Maar er zijn giftiger species, denk aan de taipan, mamba of krait. En ja, de bosmeester is voor een gifslang heel groot, vaak drie meter lang. Maar hij is niét de grootste gifslang, dat is de koningscobra met zijn vijf meter. Misschien is hij mijn favoriet vanwege zijn prachtige tekening, zijn ruige schubben of gewoon zijn onbekendheid (vraag maar om je heen). Toch is hij 's werelds grootste binnen de familie der groefkopadders, waartoe ook ratelslangen behoren. De bosmeester leeft in Zuid-Amerika, waar hij dezelfde mythische status heeft als de jaguar, harpij en de reusachtige, maar niet giftige anaconda. Over deze heersers van het Amazonegebied worden grote verhalen verteld. Zo beweert men van de toxische bosmeester dat hij altijd chagrijnig is en daarom snel toehapt. Zelfs doen verhalen de ronde dat een geagiteerd exemplaar zijn belagers over grote afstanden kan achtervolgen, wat slangen vrijwel nooit zullen doen. Het zijn mythes, vaak verspreid door locals, wat veel zegt over de status van het dier wiens naam veelzeggend is. Meester van het bos.
Filmpje (6 minuten) zien waarbij een bosmeester wordt gevangen én vrijgelaten? Klik HIER
zondag 14 juli 2024
Klem
In het vorige verhaaltje fantaseerde ik over een verblijf op een paradijselijk, onbewoond eiland. Het tegenovergestelde vind je dichter bij huis: de Randstad. Helaas moet ik er soms zijn. Zoals nu.
Langzaam rijdend passeer ik de poort van het Haagse kerkhof, op zoek naar een parkeerplek. Tot mijn verbazing, en vooral ergernis, is de parking tot de laatste plaats bezet, iets wat ik hier niet eerder meemaakte. Maar wat een geluk, in een verre hoek spot ik toch nog een gaatje voor een karretje als het mijne. Het is draaien en keren, maar uiteindelijk lukt het nipt, de achterwielen op het gras.
Zo’n mudvolle parking, dat belooft wat. Als ik aan kom lopen ziet het in de omgeving van de aula inderdaad zwart van de mensen. Wie per se zou willen, zou in deze uitdrukking een foute grap kunnen zien. Jammer dan, feit is dat iedereen om me heen rijk aan pigment is. Centraal Afrika, gok ik. De honderden bezoekers zien er prachtig en uiterst gesoigneerd uit. De heren vrijwel zonder uitzondering in stemmig eigentijds kostuum en bijpassende kravatte. De dames dragen glanzend zwarte mantelpakjes, ingewikkelde rokken en dramatische hoeden, soms voorzien van voiles. Juwelen, zonnebrillen en schoenen glimmen om het hardst. Kapsels zijn creatief gestyled, gebitten een lust voor het oog. Ik wurm me tussen dit mooie volk heen op weg naar het strooiveldje achterin het omvangrijke kerkhof. In mijn hand een bosje minirozen en zo'n rood plastic herdenkingslichtje. Aangekomen bij het verstilde strooiveld doe ik wat ik er altijd doe. Ik leg de roosjes op het gras, ontbrand het lontje en prevel wat.
Enkele minuten later keer ik terug, de drukte in. De afscheidsplechtigheid is aan de gang, maar de aula zit kennelijk stampvol waardoor een massief gezelschap het binnengebeuren in de openlucht via speakers moet aanhoren.
De zwijgende massa achterlangs passerend richting parking, zie ik in de verte iets waar ik eigenlijk al een beetje bang voor was: mijn auto staat klem. Waar ik tijdens mijn moeizame parkeermanoeuvre ervoor waakte anderen te blokkeren, heeft een laatkomer zijn of haar enorme BMW doodleuk pal voor mijn Skodaatje gestald. Ik kan niet weg zolang die droefzwarte SUV, dat maaksel uit de assemblagehallen van de Bayerische Motoren Werke, zich daar bevindt. En dat terwijl ik haast heb vanwege een afspraak elders in de grote stad, de tijd dringt. Het is dat je op een kerkhof niet hardop behoort te vloeken. Wat nu? Hoe vind ik die godverdomse eigenaar van de scheiss-BMW middenin die rouwende massa?
Licht wanhopig wring ik me met het snel genoteerde kentekennummer tussen de vele wachtenden door naar een zijdeur van de aula in de hoop er iemand van de organisatie aan te treffen. In een gangetje loop ik meteen een blonde dame in een leigrijs kostuum tegen het lijf. Ze ziet eruit als iemand die in het begrafeniswezen haar centjes verdient, en dat blijkt gelukkig ook zo. Ik leg haar mijn probleem voor waarna ik in haar ogen dezelfde wanhoop bespeur als de mijne.
Ze vertelt dat de plechtigheid in de aula zonet is afgesloten en dat de naasten nu, samen met ‘de buitenwachters’, op weg gaan naar de groeve. Ze neemt me mee, een deur door, naar de bijna leeggestroomde aula, maakt een spreidend gebaar. Ik kijk rond, zie nog net de allerlaatste bezoekers verdwijnen. De in een U-vorm gepositioneerde banken droegen een paar minuten geleden nog het verdriet van zovelen. Aan de muur, direct achter de plek waar de baar moet hebben gestaan, hangt een kingsize foto van een sympathiek ogende man. Jong nog, donkerbruin, breed gezicht, lieve kijkers, een opgetrokken mond, het hoofd glanzend geschoren.
‘Hè, wat vervelend nou,’ zegt de uitvaartmevrouw. ‘Ik kan vanaf hier helaas weinig uitrichten. Bovendien..., heeft u gezien hoe druk het is?! Het is echt ondoenlijk om daartussen naar voren te lopen en aan het graf te gaan roepen en vragen van wie die BMW is. Bovendien zijn het allemaal Ghanezen, de meesten spreken geen Nederlands.’
Licht wanhopig wring ik me met het snel genoteerde kentekennummer tussen de vele wachtenden door naar een zijdeur van de aula in de hoop er iemand van de organisatie aan te treffen. In een gangetje loop ik meteen een blonde dame in een leigrijs kostuum tegen het lijf. Ze ziet eruit als iemand die in het begrafeniswezen haar centjes verdient, en dat blijkt gelukkig ook zo. Ik leg haar mijn probleem voor waarna ik in haar ogen dezelfde wanhoop bespeur als de mijne.
Ze vertelt dat de plechtigheid in de aula zonet is afgesloten en dat de naasten nu, samen met ‘de buitenwachters’, op weg gaan naar de groeve. Ze neemt me mee, een deur door, naar de bijna leeggestroomde aula, maakt een spreidend gebaar. Ik kijk rond, zie nog net de allerlaatste bezoekers verdwijnen. De in een U-vorm gepositioneerde banken droegen een paar minuten geleden nog het verdriet van zovelen. Aan de muur, direct achter de plek waar de baar moet hebben gestaan, hangt een kingsize foto van een sympathiek ogende man. Jong nog, donkerbruin, breed gezicht, lieve kijkers, een opgetrokken mond, het hoofd glanzend geschoren.
‘Hè, wat vervelend nou,’ zegt de uitvaartmevrouw. ‘Ik kan vanaf hier helaas weinig uitrichten. Bovendien..., heeft u gezien hoe druk het is?! Het is echt ondoenlijk om daartussen naar voren te lopen en aan het graf te gaan roepen en vragen van wie die BMW is. Bovendien zijn het allemaal Ghanezen, de meesten spreken geen Nederlands.’
Ik begrijp het, heb zelfs een beetje medelijden met haar, zeker als ze moedeloos zegt: ‘Zo vervelend allemaal meneer, maar ik zie eigenlijk geen oplossing. Kan ik u misschien iets aanbieden, koffie, fris?’ Ik ga er niet op in, vraag hoe lang dit nog gaat duren. ‘Nou ja, de graflegging gaat zo beginnen en uit ervaring weet ik dat het met dit soort groepen best uit kan lopen, ze vergeten de tijd wel eens.’
Ik hoef geen koffie of fris, loop de aula uit, ijsbeer doelloos terwijl mijn strakke dagprogramma tussen mijn slapen bonst. Ik loop langs opbaarkamers, langs het uitvaartkantoor, langs een gebouwtje voor tuinonderhoud, langs een grasveldje met kransen en boeketten. Uiteindelijk kijk ik vanaf een verhoogd grindpad naar de rouwende meute die zich verderop onder de oude eiken rondom de groeve heeft verzameld. Ik hoor een soort gegons als van een bijenkast, een honingzacht zingen. De groep deint als een soepel organisme. Ik onderga op deze dodenakker de schoonheid van een wuivend kelpwoud.
Dan, ja dan ineens, zie ik hoe iets zich los maakt uit de compactheid. Het is een vrouw die het kelpwoud verlaat. Ze is jong, mooi, gekleed in een vloerlang gewaad met een diepe split aan de voorzijde. Aan haar vingers bungelt iets zwarts met zilver. Een autosleutel!
Ik been slingerend tussen de graven door, onderschep de vrouw, vraag of de zwarte BMW misschien van haar is, zowel in het Engels als het Nederlands. Ze spreekt Nederlands, zegt dat de wagen van een kennis is die haar zijn sleutel meegaf; hijzelf wilde bij het graf blijven. Ik haal opgelucht adem. Iets verderop, bij het aulagebouw, stapt de blonde uitvaartmevrouw van zonet uit een zijdeur, voegt zich bij ons met een verklaring. Ze zegt dat het probleem via haar collega tóch heeft weten door te dringen tot de kern van de groep; hoe die collega een bordje omhoog heeft gehouden met het kenteken van de BMW erop, waarna iemand het nummerbord herkende en vervolgens deze dame opdracht gaf (?!) de wagen te verplaatsen. Ik bedank de uitvaartmevrouw waarop zij, zichtbaar tevreden, weer achter de auladeur verdwijnt.
Zij aan zij lopen de vrouw met de autosleutel en ik naar de parking. We praten gehaast, vermoedelijk wil ze snel terug naar de groepswarmte, wat ik begrijp. Toch vertelt ze in staccato dat de overledene haar neef is, dat hij pas eenenveertig jaar oud was, dat hij stierf op het toilet. Ineens. Zomaar. Waarop ik zeg dat ik zonet nog zijn gezicht zag aan de muur in de aula.
‘Jajaja, dat is hij.’
De zwarte BMW reageert fel knipperend. De vrouw stapt in, stuurt het bakbeest achteruit. Dat gaat stuntelig waardoor ik toch even moet denken aan de broodjeaapverhalen over stuurlui die in donker Afrika een rijbewijs ontvangen bij aankoop van tien kilo bataten.
Wanneer ze mij uiteindelijk vrij baan heeft verleend, steek ik mijn duim op. Met haar parelwitte lach op mijn netvlies en een dot gas onder mijn rechtervoet, gier ik de poort van het kerkhof uit richting afspraak elders in de stad.
Ik hoef geen koffie of fris, loop de aula uit, ijsbeer doelloos terwijl mijn strakke dagprogramma tussen mijn slapen bonst. Ik loop langs opbaarkamers, langs het uitvaartkantoor, langs een gebouwtje voor tuinonderhoud, langs een grasveldje met kransen en boeketten. Uiteindelijk kijk ik vanaf een verhoogd grindpad naar de rouwende meute die zich verderop onder de oude eiken rondom de groeve heeft verzameld. Ik hoor een soort gegons als van een bijenkast, een honingzacht zingen. De groep deint als een soepel organisme. Ik onderga op deze dodenakker de schoonheid van een wuivend kelpwoud.
Dan, ja dan ineens, zie ik hoe iets zich los maakt uit de compactheid. Het is een vrouw die het kelpwoud verlaat. Ze is jong, mooi, gekleed in een vloerlang gewaad met een diepe split aan de voorzijde. Aan haar vingers bungelt iets zwarts met zilver. Een autosleutel!
Ik been slingerend tussen de graven door, onderschep de vrouw, vraag of de zwarte BMW misschien van haar is, zowel in het Engels als het Nederlands. Ze spreekt Nederlands, zegt dat de wagen van een kennis is die haar zijn sleutel meegaf; hijzelf wilde bij het graf blijven. Ik haal opgelucht adem. Iets verderop, bij het aulagebouw, stapt de blonde uitvaartmevrouw van zonet uit een zijdeur, voegt zich bij ons met een verklaring. Ze zegt dat het probleem via haar collega tóch heeft weten door te dringen tot de kern van de groep; hoe die collega een bordje omhoog heeft gehouden met het kenteken van de BMW erop, waarna iemand het nummerbord herkende en vervolgens deze dame opdracht gaf (?!) de wagen te verplaatsen. Ik bedank de uitvaartmevrouw waarop zij, zichtbaar tevreden, weer achter de auladeur verdwijnt.
Zij aan zij lopen de vrouw met de autosleutel en ik naar de parking. We praten gehaast, vermoedelijk wil ze snel terug naar de groepswarmte, wat ik begrijp. Toch vertelt ze in staccato dat de overledene haar neef is, dat hij pas eenenveertig jaar oud was, dat hij stierf op het toilet. Ineens. Zomaar. Waarop ik zeg dat ik zonet nog zijn gezicht zag aan de muur in de aula.
‘Jajaja, dat is hij.’
De zwarte BMW reageert fel knipperend. De vrouw stapt in, stuurt het bakbeest achteruit. Dat gaat stuntelig waardoor ik toch even moet denken aan de broodjeaapverhalen over stuurlui die in donker Afrika een rijbewijs ontvangen bij aankoop van tien kilo bataten.
Wanneer ze mij uiteindelijk vrij baan heeft verleend, steek ik mijn duim op. Met haar parelwitte lach op mijn netvlies en een dot gas onder mijn rechtervoet, gier ik de poort van het kerkhof uit richting afspraak elders in de stad.
Plankgas gaat het nu, misschien ook wel om mijn eigen laatste reutel nog even voor te blijven. Al dan niet op het toilet.
zondag 7 juli 2024
Laaghangend fruit
Wat moet je zonder schaar? Die vraag doemt op als ik voor de spiegel een lange neushaar afknip. Meestal gebruik ik bij het verwijderen van neusharen zo’n zoemend apparaatje. Maar als de haartjes te lang zijn heb je toch heus een schaar(tje) nodig.
Soms – best vaak eigenlijk – fantaseer ik over een verblijf op een vredig, onbewoond eiland, het liefst daar waar het altijd lekker weer is en de zee blauw. Natuurlijk moet er voldoende voedsel en water voorhanden zijn, denk aan laaghangend fruit en een heldere bron. (Goh, mijn fantasie lijkt verdomd veel op die Bijbelse idylle beschreven in Genesis 2:7-15, bekend als het Hof van Eden, het aardse paradijs.) Wat heeft een mens verder nodig? Een schaar natuurlijk! Zonder dat ding krijg je namelijk een verwilderde, vervilte haardos en groeien je vingers en tenen snel uit tot klauwen. Zonder schaar verdwijnt het verschil tussen mens en dier, als dat er is.
Het schijnt dat zulk gereedschap in het bronstijdperk het daglicht zag, ergens in Mesopotamië tussen de tiende en twintigste eeuw voor Christus (dus ook ver vóór alle Bijbelverhalen). Het betrof de zogenaamde veerschaar. Scharen zoals we nu kennen – met een scharnierpunt – werden pas honderd jaar na het begin van onze jaartelling gefabriceerd door de Romeinen.
Genoeg weetjes, nu snel terug naar mijn onbewoond eiland waar laaghangend fruit, water én een schaar voorhanden is. Wat heb je er verder nog nodig? Gezelschap zou leuk zijn: een kwispelende hond, olijke aap of pratende kaketoe. Ook fideel is een dagelijkse dropping van een papieren krant vol achtergrondverhalen, cartoons en puzzels om het brein actief te houden. Is de krant uitgeplozen dan is-ie te gebruiken voor knipselkunst, een zowel rustgevend als artistiek tijdverdrijf dat zijn oorsprong vond in het oude China. Zie je nou wel, ook daarvoor heb je een schaar nodig.
Soms – best vaak eigenlijk – fantaseer ik over een verblijf op een vredig, onbewoond eiland, het liefst daar waar het altijd lekker weer is en de zee blauw. Natuurlijk moet er voldoende voedsel en water voorhanden zijn, denk aan laaghangend fruit en een heldere bron. (Goh, mijn fantasie lijkt verdomd veel op die Bijbelse idylle beschreven in Genesis 2:7-15, bekend als het Hof van Eden, het aardse paradijs.) Wat heeft een mens verder nodig? Een schaar natuurlijk! Zonder dat ding krijg je namelijk een verwilderde, vervilte haardos en groeien je vingers en tenen snel uit tot klauwen. Zonder schaar verdwijnt het verschil tussen mens en dier, als dat er is.
Het schijnt dat zulk gereedschap in het bronstijdperk het daglicht zag, ergens in Mesopotamië tussen de tiende en twintigste eeuw voor Christus (dus ook ver vóór alle Bijbelverhalen). Het betrof de zogenaamde veerschaar. Scharen zoals we nu kennen – met een scharnierpunt – werden pas honderd jaar na het begin van onze jaartelling gefabriceerd door de Romeinen.
Genoeg weetjes, nu snel terug naar mijn onbewoond eiland waar laaghangend fruit, water én een schaar voorhanden is. Wat heb je er verder nog nodig? Gezelschap zou leuk zijn: een kwispelende hond, olijke aap of pratende kaketoe. Ook fideel is een dagelijkse dropping van een papieren krant vol achtergrondverhalen, cartoons en puzzels om het brein actief te houden. Is de krant uitgeplozen dan is-ie te gebruiken voor knipselkunst, een zowel rustgevend als artistiek tijdverdrijf dat zijn oorsprong vond in het oude China. Zie je nou wel, ook daarvoor heb je een schaar nodig.
![]() |
Veerschaar uit het bronstijdperk. Een scharnierpunt ontbrak nog. |
![]() |
Afbeelding uit het Museum voor Papierknipkunst in Westerbork, Drenthe. |
zondag 30 juni 2024
Verdronken vlinder
Nauwelijks op het racefietsje van huis vertrokken, zag ik nabij Bataviastad een gezette dame kermend op het fietspad liggen. Ernaast lag haar e-bike. Ze droeg een witte zomerbroek, de rechterpijp doordrenkt met bloed. Er stonden mensen omheen. Terwijl ik stapvoets passeerde hoorde ik iemand vragen: ‘Is er al hulp onderweg?’ 'Ja er is gebeld,' zei een ander.
Twintig kilometer verderop trapte ik over een stil dijkpad bezaaid met schapenpoep. Niet vreemd, want de dieren liepen er vrij rond. Ineens zag ik een ooi liggen, haar houding verried de dood. Nu is de dood niet heel bijzonder in ons landje dat uitpuilt van gedomesticeerd leven, denk daarbij aan de bedrijfstak waar massamoord dagelijkse kost is. Intriest was echter een lammetje dat verloren naast het levenloze lichaam van zijn moeder stond. Toen ik stopte keek de kleine mij vragend aan. Aangedaan scrolde ik door mijn contacten en belde 144. Een vriendelijke dame noteerde mijn melding en beloofde zo snel mogelijk actie te ondernemen. Enigszins gerustgesteld vervolgde ik mijn etappe, nagestaard door het eenzame lam.
Toen ik twee uur later warm en bezweet thuiskwam besloot ik het strakke lycra meteen te verruilen voor luchtig zomergoed, en door te racen naar het nabijgelegen strand voor een afkoelende duik. Aldaar, ontspannen op mijn rug drijvend, scheerde uit het niets een citroengeel vlindertje vlak over me heen. Het kleinood ging een wisse dood tegemoet want fladderde in rechte lijn richting Hoorn, diagonaal 35 kilometer verderop gelegen aan de overkant van het Markermeer. Zo'n watervlakte oversteken leek me te veel voor het tere schepsel.
Drogend op mijn badhanddoek dacht ik terug aan mijn toertochtje eerder die dag. Ik huiverde na van het met bloed doordrenkte damesbeen. Maar vooral zwolg ik in sentiment over het eenzame lammetje naast zijn dode moeder én verdrinkende vlinders. Plots voelde ik gekriebel op mijn bovenbeen, een zandvliegje of zoiets. Gedachteloos drukte ik het dood: een bewijs hoe selectief meelevendheid is.
Twintig kilometer verderop trapte ik over een stil dijkpad bezaaid met schapenpoep. Niet vreemd, want de dieren liepen er vrij rond. Ineens zag ik een ooi liggen, haar houding verried de dood. Nu is de dood niet heel bijzonder in ons landje dat uitpuilt van gedomesticeerd leven, denk daarbij aan de bedrijfstak waar massamoord dagelijkse kost is. Intriest was echter een lammetje dat verloren naast het levenloze lichaam van zijn moeder stond. Toen ik stopte keek de kleine mij vragend aan. Aangedaan scrolde ik door mijn contacten en belde 144. Een vriendelijke dame noteerde mijn melding en beloofde zo snel mogelijk actie te ondernemen. Enigszins gerustgesteld vervolgde ik mijn etappe, nagestaard door het eenzame lam.
Toen ik twee uur later warm en bezweet thuiskwam besloot ik het strakke lycra meteen te verruilen voor luchtig zomergoed, en door te racen naar het nabijgelegen strand voor een afkoelende duik. Aldaar, ontspannen op mijn rug drijvend, scheerde uit het niets een citroengeel vlindertje vlak over me heen. Het kleinood ging een wisse dood tegemoet want fladderde in rechte lijn richting Hoorn, diagonaal 35 kilometer verderop gelegen aan de overkant van het Markermeer. Zo'n watervlakte oversteken leek me te veel voor het tere schepsel.
Drogend op mijn badhanddoek dacht ik terug aan mijn toertochtje eerder die dag. Ik huiverde na van het met bloed doordrenkte damesbeen. Maar vooral zwolg ik in sentiment over het eenzame lammetje naast zijn dode moeder én verdrinkende vlinders. Plots voelde ik gekriebel op mijn bovenbeen, een zandvliegje of zoiets. Gedachteloos drukte ik het dood: een bewijs hoe selectief meelevendheid is.
Klik HIER om Verdronken Vlinder van Boudewijn de Groot & Nick Schilder te zien en beluisteren. Tip vooraf: sla de reclame zo snel mogelijk over.
zondag 23 juni 2024
Rare sokken
Onze knokkels schampten haast, zo dicht passeerden we elkaar. Het fietspad was ter plekke erg smal vanwege het overhangende loof. De vrouw en ik hadden tijdens onze krappe passage kort oogcontact, knikten gedag en vervolgden onze weg, ieder een kant op. Maar drie seconden later hoorde ik achter me een harde roep. Ik keek om, kneep in de remmen, vreesde dat er iets aan de hand was. Ook de vrouw was tot stilstand gekomen, pakweg dertig meter achter me. Ik zag hoe ze haar fiets keerde waarna ze weer mijn richting opstoomde. Ik wachtte, niet wetend waarop.
Dichterbij gekomen zag ik een generatiegenoot op een elektrische fiets van het merk Stella, ofschoon dat laatste nu weer niet zo heel belangrijk is. Ikzelf reed op een RIH, zonder trapondersteuning, maar ook dát doet er hier niet toe. Ja sorry hoor, maar ik vind het gewoon leuk om over dit soort onbenulligheden uit te wijden. Als schrijver heb je die vrijheid, wat je niet kunt zeggen van een journalist in Noord-Korea. Gelukkig werk ik niet voor Kim Jong Un maar louter voor mezelf. Bijkomend voordeel van dit soort omtrekkend gezwets is dat de spanning toeneemt. Vergelijk het met een vertragingstechniek die het voortvloeisel nog even uitstelt. ‘Jou moet ik hebben, je bent toch Ruud Nagel?’ Ontkennen had geen zin, ik was er gloeiend bij, zette me schrap.
Ze ging verder: ‘Ik heb een bundeltje van je gelezen. En ik vind het zó leuk, echt. Ik herken ook zoveel omdat je over hier schrijft, deze omgeving.’
‘Zó, mijn dag kan niet meer stuk,’ zei ik opgelucht. Gevolgd door een vals bescheiden: ‘Och, die verhaaltjes gaan eigenlijk nergens over.’
‘Niks hoor, ik vind ze wel ergens over gaan. En ze zijn grappig. Ik heb altijd gezegd dat als ik jou zou tegenkomen, dat ik dit tegen je zou zeggen. En dat doe ik dus nú, bij deze. Al eerder zag ik je wel eens fietsen, in de Kempenaar, waar ik woonde. Maar sinds ik verhuisd ben zie ik je nooit meer. Ik dacht nog: er zal toch niks met hem aan de hand zijn? Ik weet nog goed hoe ik je, toen nog in de Kempenaar, eens voorbij zag gaan met van die rare sokken in bruine sandalen. En het grappige was dat je daarover juist iets schreef in een van die stukjes. Dat je mode-technisch gezien tegenwoordig eigenlijk geen sokken in sandalen mocht dragen. Maar dat je dat toch deed, want je had er maling aan. Vond ik toch zó toevallig en zó grappig! En o ja, ik geniet ook altijd van “je begeleidster”, hahaha.’
Ik lachte terug, vertelde dat ik op die uitdrukking wel eens commentaar kreeg. Dat ik daarom die term in het vervolg probeer te omzeilen.
‘Niet doen, ik vind “begeleidster” juist zo leuk klinken. Lekker dubbelzinnig.’
Degenen die mij een beetje kennen weten dat ik alras met een literaire zwelling vanjewelste stond te glimmen. Excuus, ik geef direct toe dat ik met deze woordkeuze iets te veel hunker naar goedkoop effect. Maar zonder gekheid, zo’n spontaan en ongedwongen gesprek doet een mens verdomd goed, zeker als het een onzeker schrijvertje betreft dat in het bezit is van een onevenredig groot ego.
Tineke, want zo heette ze, en ik keuvelden nog eventjes door om uiteindelijk in tegengestelde richting fietsend tussen het overhangende loof op te lossen. Ik op mijn RIH zonder trapondersteuning. Zij op haar Stella mét.
zondag 16 juni 2024
Asteroïde
Haaks voorovergebogen sta ik op mijn gazon. Met een schepje, maar vooral met knijpvingers probeer ik wilde grassen te verwijderen. Die zijn namelijk bezig het reguliere gras te overwoekeren. Die wilde soorten dragen weinig verlokkelijke namen als harig vingergras en ruw beemdgras. Er is volgens kenners niets tegen te doen, behalve uitsteken of -trekken. Een rotklus. Sterker, het is om wanhopig van te worden. Wild gras woekert echt overal. Het heeft een afwijkende groentint, is stug, groeit niet omhoog maar over de grond, vermeerdert zich geniepig. Naast wanhopig ben ik doodop, want al een tijdje bezig. Niet alleen vandaag, maar ook gisteren, eergisteren, vorige week. Zelfs als ik 's nachts de luikjes sluit zie ik die stugge stengels voor me.
Ik kán niet meer, richt me weer op, overzie het slagveld. Moed is in mijn tuinklompen gezakt, vingers verkrampen, het zwart kruipt steeds dieper onder de nagels, mijn rug kraakt kalkachtig, het voorhoofd bonst. Denken gaat amper.
Ik kán niet meer, richt me weer op, overzie het slagveld. Moed is in mijn tuinklompen gezakt, vingers verkrampen, het zwart kruipt steeds dieper onder de nagels, mijn rug kraakt kalkachtig, het voorhoofd bonst. Denken gaat amper.
Straks verdergaan? Een vakman bellen en vragen of hij al het gras eruit wil steken en daarna nieuwe zoden laten leggen?
Maar een mannetje in en rondom huis geeft onrust. Dan moet je weer met hem praten, vragen of-ie koffie blieft, allerlei adviezen aanhoren, dat soort geëmmer. En dan ligt mijn hele tuin ook nog eens midden in het bloeiseizoen overhoop. Ik haat het. Ik haat alles.
Ik keer het gazon de rug toe, loop de woonkamer binnen, achtervolgd door een modderspoor. Ga op de bank zitten, smachtend naar verlossing: de inslag van een asteroïde graag.
Maar een mannetje in en rondom huis geeft onrust. Dan moet je weer met hem praten, vragen of-ie koffie blieft, allerlei adviezen aanhoren, dat soort geëmmer. En dan ligt mijn hele tuin ook nog eens midden in het bloeiseizoen overhoop. Ik haat het. Ik haat alles.
Ik keer het gazon de rug toe, loop de woonkamer binnen, achtervolgd door een modderspoor. Ga op de bank zitten, smachtend naar verlossing: de inslag van een asteroïde graag.
Met moeë ogen kijk ik door het raam naar de plek waar ik net nog stond. Adem diep. Sta op, loop weer naar buiten en ga verder met waarmee ik net was gestopt.
![]() |
Ruw Beemdgras |
zondag 9 juni 2024
Knarren
Sinds een tijdje sta ik ingeschreven bij de Stichting Knarrenhof. Deze landelijke club heeft als doelstelling prettige woonruimte en leefomgeving te ontwikkelen voor mensen – solo of stel – die zelfstandig willen (blijven) wonen, maar ook een ‘beetje samen’. Bij het laatste moet men denken aan collectief tuinonderhoud, technische klusjes, burenhulp of koffiemomentjes. In principe bedoeld voor alle leeftijden, zijn het toch vooral ouderen die zich hiervoor opgeven. Zie ook de stichtingsnaam, met dank aan Koot en Bie.
Ook in mijn stad zijn er vergevorderde plannen. Er is zelfs al een locatie bekend, die mij best aanspreekt. Tijdens een informatieavond sprak ik een bestuurslid die ik van gezicht ken aangezien zij, weduwe, in mijn omgeving woont. Tijdens dat korte onderhoud zei ik u tegen haar, waarop ze me corrigeerde met een zeg-maar-jij-hoor, waarna ik prompt weer in de fout ging.
Het valt niet te ontkennen, ik ben een u-zegger. Van collega’s kreeg ik wel eens kritiek als ik u zei tegen een seniore directeur. Ze kregen er jeuk van, vonden dat persoonlijk voornaamwoord overdreven beleefd klinken, niet in de tijdgeest passen. Misschien hadden ze een punt, ofschoon ik het ook, en nog steeds, zeg tegen de warme bakker, apothekersassistent of schoffelaar van de plantsoenendienst, stuk voor stuk veel jonger dan ik. U, u en u.
Is het opvoeding, bescheidenheid, minderwaardigheid? Niks ervan, het is ordinair automatisme. Het is dat motortje diep in me dat de u eruit floept. Het machientje kent mij als geen ander, bezit alle data, weet van alle achtergronden, ervaringen en contexten. Zodoende is-ie ook bekend met het feit dat ik van nature graag afstand bewaar tot anderen. En bij afstand tot een min of meer vreemd medemens hoort een passende, respectvolle persoonsvorm. U dus.
Nu zit ik met de prangende vraag of een iemand die graag afstand houdt, wel past bij het concept van Stichting Knarrenhof.
Ook in mijn stad zijn er vergevorderde plannen. Er is zelfs al een locatie bekend, die mij best aanspreekt. Tijdens een informatieavond sprak ik een bestuurslid die ik van gezicht ken aangezien zij, weduwe, in mijn omgeving woont. Tijdens dat korte onderhoud zei ik u tegen haar, waarop ze me corrigeerde met een zeg-maar-jij-hoor, waarna ik prompt weer in de fout ging.
Het valt niet te ontkennen, ik ben een u-zegger. Van collega’s kreeg ik wel eens kritiek als ik u zei tegen een seniore directeur. Ze kregen er jeuk van, vonden dat persoonlijk voornaamwoord overdreven beleefd klinken, niet in de tijdgeest passen. Misschien hadden ze een punt, ofschoon ik het ook, en nog steeds, zeg tegen de warme bakker, apothekersassistent of schoffelaar van de plantsoenendienst, stuk voor stuk veel jonger dan ik. U, u en u.
Is het opvoeding, bescheidenheid, minderwaardigheid? Niks ervan, het is ordinair automatisme. Het is dat motortje diep in me dat de u eruit floept. Het machientje kent mij als geen ander, bezit alle data, weet van alle achtergronden, ervaringen en contexten. Zodoende is-ie ook bekend met het feit dat ik van nature graag afstand bewaar tot anderen. En bij afstand tot een min of meer vreemd medemens hoort een passende, respectvolle persoonsvorm. U dus.
Nu zit ik met de prangende vraag of een iemand die graag afstand houdt, wel past bij het concept van Stichting Knarrenhof.
![]() |
Gezamenlijk tuinonderhoud in een Knarrenhof. |
zondag 2 juni 2024
Wensdenken
Met zelfhulpboeken heb ik weinig. Toch las ik de bestseller De edele kunst van Not Giving a F*ck van Mark Manson. Ter verdediging: wegens aanhoudende labiliteit hoopte ik op een beetje houvast.
Of ik er wat aan had? Hmm. Maar het las lekker weg. Soms knikte ik zelfs instemmend. Minstens even vaak dacht ik echter: jaha, dat weten we nu wel.
Waar het kort samengevat volgens Mark Manson op neerkomt, is dat je het leven maar over je heen moet laten komen, het accepteren. En voorál, dat je minder je best moet doen om gelukkig te worden, te slagen, succes te hebben. Behoorlijk wat clichés, inderdaad, maar het wordt allemaal prettig en zonder moeilijke omwegen gebracht, bovendien versterkt door sappige voorbeelden.
Dat ‘minder je best doen’ vind ik overigens best een lastige. Ofschoon ik onderschrijf dat te veel inspanning een averechts effect kan hebben, denk ik toch dat je daar in de praktijk weinig aan kunt doen. (Kennelijk ben ik meer van nature dan nurture.) Enkele verstokte stoïcijnen daargelaten, zijn we van nature opportunistische strebers – vaak zonder het te weten. Ja, ook zij die de hele dag onderuitgezakt op de bank liggen te mummelen. Hoe weinig talent of middelen we ook bezitten, hoe indolent of negatief we soms ook zijn, toch willen we voort. Noem het wensdenken. Of die wensen uitkomen is hoogst onzeker, toch zetten we – naar eigen kunnen – onze beste beentjes voor om succesjes binnen te harken, die vervolgens te etaleren en soms zelfs aan te dikken. Kijk maar rond in je private omgeving, op school, het sportveld, in het verkeer, de politiek, op het werk. Denk: apenrots. En dan heb ik het nog niet eens over de snoeverij op sociale media, in podcasts, vlogs en blogs (oeps...).
Aan het eind van De edele kunst van Not Giving a F*ck dankt de schrijver een hele trits familieleden, meelezende vriendjes, redacteuren en commerciële agenten die met hun steun en inzet er mede voor hebben gezorgd dat het boek vorm en inhoud kreeg waarop succes kon volgen. En dat terwijl de auteur zijn lezers welgeteld 222 pagina's lang inpepert 'minder je best te doen'. Dat wringt een beetje.
Of ik er wat aan had? Hmm. Maar het las lekker weg. Soms knikte ik zelfs instemmend. Minstens even vaak dacht ik echter: jaha, dat weten we nu wel.
Waar het kort samengevat volgens Mark Manson op neerkomt, is dat je het leven maar over je heen moet laten komen, het accepteren. En voorál, dat je minder je best moet doen om gelukkig te worden, te slagen, succes te hebben. Behoorlijk wat clichés, inderdaad, maar het wordt allemaal prettig en zonder moeilijke omwegen gebracht, bovendien versterkt door sappige voorbeelden.
Dat ‘minder je best doen’ vind ik overigens best een lastige. Ofschoon ik onderschrijf dat te veel inspanning een averechts effect kan hebben, denk ik toch dat je daar in de praktijk weinig aan kunt doen. (Kennelijk ben ik meer van nature dan nurture.) Enkele verstokte stoïcijnen daargelaten, zijn we van nature opportunistische strebers – vaak zonder het te weten. Ja, ook zij die de hele dag onderuitgezakt op de bank liggen te mummelen. Hoe weinig talent of middelen we ook bezitten, hoe indolent of negatief we soms ook zijn, toch willen we voort. Noem het wensdenken. Of die wensen uitkomen is hoogst onzeker, toch zetten we – naar eigen kunnen – onze beste beentjes voor om succesjes binnen te harken, die vervolgens te etaleren en soms zelfs aan te dikken. Kijk maar rond in je private omgeving, op school, het sportveld, in het verkeer, de politiek, op het werk. Denk: apenrots. En dan heb ik het nog niet eens over de snoeverij op sociale media, in podcasts, vlogs en blogs (oeps...).
Aan het eind van De edele kunst van Not Giving a F*ck dankt de schrijver een hele trits familieleden, meelezende vriendjes, redacteuren en commerciële agenten die met hun steun en inzet er mede voor hebben gezorgd dat het boek vorm en inhoud kreeg waarop succes kon volgen. En dat terwijl de auteur zijn lezers welgeteld 222 pagina's lang inpepert 'minder je best te doen'. Dat wringt een beetje.
zondag 26 mei 2024
1948
Altijd aardig te weten wie of wat even oud is als jijzelf. Het kan voor nuttig vergelijkingsmateriaal zorgen. Wees echter gewaarschuwd, het kan zomaar twee kanten op rollen. Kant 1: Allemachies, ben ik al zo antiek, en wat een loser ben ik toch vergeleken bij deze of die. Kant 2: Guttegut, wat heb ik het toch ontzettend getroffen met mezelf, zeker als ik moi vergelijk met leeftijdsgenoten.
Ondanks genoemde risico’s, neem ik de lezer voor de lol toch eventjes mee naar vroeger. Laten we, zomaar, op goed geluk, puur toevallig, zonder er gewicht aan te hangen, een willekeurig jaartal uit de grabbelton vissen. Ach kijk nou toch, 1948 is het geworden! Nou ja, we zullen het ermee moeten doen.
Wie in dat jaar het levenslicht zag is even oud als de staat Israël. Dat is wel iets om even bij stil te staan, zeker gezien de turbulente tijden waarin deze natie verkeert, en eigenlijk altijd heeft verkeerd. Gaan we door, dan zien we dat in genoemd jaar hardloopster Fanny Blankers-Koen vier Olympische gouden medailles kreeg omgehangen. En in de bioscopen draaide Key Largo, een Hollywoodfilm met Humprey Bogart en Lauren Bacall. Het chique Engelse automerk Jaguar lanceerde hun model XK120, een van de mooiste automobielen ooit. Die Jag reed in 1948 al tweehonderd kilometer in het uur op de openbare snelweg. Eveneens uit dat jaar stammen drie leden van The Golden Earring, te weten de heertjes Hay, Kooymans en Zuiderwijk, alsmede koning Charles van het Verenigd Koninkrijk. Veel anderen die dat jaar voor het eerst hun luiers vol scheten, zijn niet meer onder ons. Denk aan Martine Bijl, Henny Vrienten en Olivia Newton-John.
Ondanks genoemde risico’s, neem ik de lezer voor de lol toch eventjes mee naar vroeger. Laten we, zomaar, op goed geluk, puur toevallig, zonder er gewicht aan te hangen, een willekeurig jaartal uit de grabbelton vissen. Ach kijk nou toch, 1948 is het geworden! Nou ja, we zullen het ermee moeten doen.
Wie in dat jaar het levenslicht zag is even oud als de staat Israël. Dat is wel iets om even bij stil te staan, zeker gezien de turbulente tijden waarin deze natie verkeert, en eigenlijk altijd heeft verkeerd. Gaan we door, dan zien we dat in genoemd jaar hardloopster Fanny Blankers-Koen vier Olympische gouden medailles kreeg omgehangen. En in de bioscopen draaide Key Largo, een Hollywoodfilm met Humprey Bogart en Lauren Bacall. Het chique Engelse automerk Jaguar lanceerde hun model XK120, een van de mooiste automobielen ooit. Die Jag reed in 1948 al tweehonderd kilometer in het uur op de openbare snelweg. Eveneens uit dat jaar stammen drie leden van The Golden Earring, te weten de heertjes Hay, Kooymans en Zuiderwijk, alsmede koning Charles van het Verenigd Koninkrijk. Veel anderen die dat jaar voor het eerst hun luiers vol scheten, zijn niet meer onder ons. Denk aan Martine Bijl, Henny Vrienten en Olivia Newton-John.
Vanzelfsprekend zijn dit soort lijstjes onuitputtelijk, maar de persoonlijke belangstelling voor een bepaald jaartal zal blijvend zijn. Tal van archieven staan dan ook open voor nieuwsgierigen. Dus ben je geïnteresseerd in je geboortejaar, zoek het lekker zelf uit en val mij er alsjeblieft niet mee lastig.
![]() |
Jaguar XK120 uit 1948, een van de mooiste automobielen ooit. |
zondag 19 mei 2024
Blikveld
Van kaartspelletjes hield de jongen niet, tenminste niet als het om schoppen, harten, ruiten en klaver ging. Kaarten met kleurrijke plaatjes, dát was een ander verhaal. Mooi voorbeeld was het aloude kwartetspel. Daarbij kon het over van alles gaan: vliegtuigen, historische bouwwerken, treinen, beestenspul, ruimtevaart, beroemde geleerden, plantensoorten, hoofdsteden of Harry Potter. Geintje, de laatste bestond nog niet in de tijd dat de jongen een jongen was.
‘Mag ik van jou..., van de zeevogels..., de albatros.'
Blijer kon hij niet zijn als-ie een kwartet amfibieën of scheepstypen bijeen had gesprokkeld. Maar als het spelletje voor hem ongunstig uitpakte, dan voerden chagrijn en boosheid de boventoon. Zijn opvoeders spraken hem er serieus op aan, maar het hielp weinig. De plaatjes waren hem zo dierbaar dat hij het tegenspelers zwaar aanrekende als ze met ‘zijn’ kaarten aan de haal gingen. Ontkennen had geen zin, hij kon gewoon verschrikkelijk slecht tegen zijn verlies.
Zijn favoriete dierenkwartet betrof predatoren, ofschoon hij dat woord nog niet kende. Roofdieren, zei iedereen toen nog. Leeuw, tijger, ijsbeer en wolf. De jongen vond ze alle vier prachtig; de glanzende plaatjes wortelden diep in zijn verbeelding. Het waren stuk voor stuk vreeswekkende jagers die in verre landen leefden ‘waar het spannend was’.
Decennia verstreken. De jongen is geen jongen meer. En hij leeft in een land waar één van de vier genoemde roofdieren zich inmiddels heeft gevestigd. Steeds vaker wordt melding gemaakt van een ontmoeting met de wolf, of van zijn slachtoffers.
Afgelopen winter stond hij met zijn antieke Prisma-kijker ergens een bosrand af te speuren terwijl koude lucht in zijn mouwen sloop. Zo hoopte hij een in het wild levende wolf in zijn blikveld te vangen, een van de vier onderdelen van het favoriete kwartet uit zijn jeugd.
Eens reed hij daarvoor helemaal naar Wolfheze (geen aprilgrap) na een serieuze melding uit die regio. Tevergeefs. Geluk heeft hij bij zijn zoektochten helaas nog niet gekend.
Intussen hoort en leest hij de voors en tegens van de Canis lupus in dit overbevolkte landje. Over accepteren of afschieten, over verrijking van de vaderlandse natuur of juist schade en leed. Hij kent alle beweegredenen, onzinnige en zinnige, begrijpt goed dat er mensen (en andere dieren) zijn die niet blij zijn met de komst van de wolf. Maar hij schaart zich niét onder hen, verkiest zonder meer de kant van het grote roofdier, een kwart van zijn persoonlijke Big Four. Dat prachtbeest mag hier niet wéér verdwijnen.
Overigens kan hij, nu hij geen jongen meer is, redelijk goed tegen zijn verlies. Hij heeft er ervaring mee opgedaan, is door schade en schande wijzer geworden. Nu de boeren en jagers nog.
‘Mag ik van jou..., van de zeevogels..., de albatros.'
Blijer kon hij niet zijn als-ie een kwartet amfibieën of scheepstypen bijeen had gesprokkeld. Maar als het spelletje voor hem ongunstig uitpakte, dan voerden chagrijn en boosheid de boventoon. Zijn opvoeders spraken hem er serieus op aan, maar het hielp weinig. De plaatjes waren hem zo dierbaar dat hij het tegenspelers zwaar aanrekende als ze met ‘zijn’ kaarten aan de haal gingen. Ontkennen had geen zin, hij kon gewoon verschrikkelijk slecht tegen zijn verlies.
Zijn favoriete dierenkwartet betrof predatoren, ofschoon hij dat woord nog niet kende. Roofdieren, zei iedereen toen nog. Leeuw, tijger, ijsbeer en wolf. De jongen vond ze alle vier prachtig; de glanzende plaatjes wortelden diep in zijn verbeelding. Het waren stuk voor stuk vreeswekkende jagers die in verre landen leefden ‘waar het spannend was’.
Decennia verstreken. De jongen is geen jongen meer. En hij leeft in een land waar één van de vier genoemde roofdieren zich inmiddels heeft gevestigd. Steeds vaker wordt melding gemaakt van een ontmoeting met de wolf, of van zijn slachtoffers.
Afgelopen winter stond hij met zijn antieke Prisma-kijker ergens een bosrand af te speuren terwijl koude lucht in zijn mouwen sloop. Zo hoopte hij een in het wild levende wolf in zijn blikveld te vangen, een van de vier onderdelen van het favoriete kwartet uit zijn jeugd.
Eens reed hij daarvoor helemaal naar Wolfheze (geen aprilgrap) na een serieuze melding uit die regio. Tevergeefs. Geluk heeft hij bij zijn zoektochten helaas nog niet gekend.
Intussen hoort en leest hij de voors en tegens van de Canis lupus in dit overbevolkte landje. Over accepteren of afschieten, over verrijking van de vaderlandse natuur of juist schade en leed. Hij kent alle beweegredenen, onzinnige en zinnige, begrijpt goed dat er mensen (en andere dieren) zijn die niet blij zijn met de komst van de wolf. Maar hij schaart zich niét onder hen, verkiest zonder meer de kant van het grote roofdier, een kwart van zijn persoonlijke Big Four. Dat prachtbeest mag hier niet wéér verdwijnen.
Overigens kan hij, nu hij geen jongen meer is, redelijk goed tegen zijn verlies. Hij heeft er ervaring mee opgedaan, is door schade en schande wijzer geworden. Nu de boeren en jagers nog.
zondag 12 mei 2024
blikschade
Dinsdag marktdag. Het is druk in het kleine winkelcentrum. Automobilisten rijden rondjes, speurend naar een parkeerplek. Ik heb hier weinig te zoeken, maar moet toevallig in de buurt zijn. Op de fiets slalom ik door de reuring.
Even verderop groeit een kleine file als gevolg van een aanrijding tussen twee oude koekdoosjes, een Twingo en een Yaris. De blikschade is gering, maar de opwinding groot.
De Twingo behoort toe aan een vrouw die zich in een zwarte abaya heeft verstopt, vanzelfsprekend met bijbehorende hoofddoek. Haar autootje staat vreemd, zo dwars op de smalle weg. Wellicht heeft ze willen keren en daarbij iets fout ingeschat óf gewoon niet opgelet. Daarbij raakte ze de passerende Yaris, schat ik in. Ook die behoort tot iemand met een migratie-achtergrond, een man met een donkere Saddam Hussein-snor. De twee ruziën in het Nederlands met een Arabisch accent.
Als passant vang ik slechts flarden op, maar het is duidelijk dat de abaya met schelle stem in de verdediging zit. De snor interrumpeert haar ferm: ‘Mevrouw, mevrouw, mevrouw, u denkt gewoon dat God altijd met u is.’ Terwijl hij dit zegt priemt hij met zijn wijsvinger naar de hemel. ‘Maar dat is gewoon niet zo, mevrouw, u bent zélf verantwoordelijk,’ vult hij aan, nu zijn wijsvinger op haar gericht.
Wat hebben de goden in hemelsnaam met dit aanrijdinkje te maken, vraag ik me af. Maar binnen de geloofswereld waar de uitdrukking Inshallah (als God het wil) welig tiert, is het meer dan waarschijnlijk dat de snor op een hatelijke manier verwees naar deze dooddoener. In dat geval geef ik hem groot gelijk.
Heel raar, maar nu ik op de hand ben van de snor, moet ik ineens denken aan een tegelspreuk die ik ooit tegenkwam: Een kusje zonder snor, is als een eitje zonder zout. In de omschreven situatie slaat dat natuurlijk nergens op, want het enige fysieke contact betrof het blik van twee oude koekdoosjes. Maar ik wil het toch even gezegd hebben.
Even verderop groeit een kleine file als gevolg van een aanrijding tussen twee oude koekdoosjes, een Twingo en een Yaris. De blikschade is gering, maar de opwinding groot.
De Twingo behoort toe aan een vrouw die zich in een zwarte abaya heeft verstopt, vanzelfsprekend met bijbehorende hoofddoek. Haar autootje staat vreemd, zo dwars op de smalle weg. Wellicht heeft ze willen keren en daarbij iets fout ingeschat óf gewoon niet opgelet. Daarbij raakte ze de passerende Yaris, schat ik in. Ook die behoort tot iemand met een migratie-achtergrond, een man met een donkere Saddam Hussein-snor. De twee ruziën in het Nederlands met een Arabisch accent.
Als passant vang ik slechts flarden op, maar het is duidelijk dat de abaya met schelle stem in de verdediging zit. De snor interrumpeert haar ferm: ‘Mevrouw, mevrouw, mevrouw, u denkt gewoon dat God altijd met u is.’ Terwijl hij dit zegt priemt hij met zijn wijsvinger naar de hemel. ‘Maar dat is gewoon niet zo, mevrouw, u bent zélf verantwoordelijk,’ vult hij aan, nu zijn wijsvinger op haar gericht.
Wat hebben de goden in hemelsnaam met dit aanrijdinkje te maken, vraag ik me af. Maar binnen de geloofswereld waar de uitdrukking Inshallah (als God het wil) welig tiert, is het meer dan waarschijnlijk dat de snor op een hatelijke manier verwees naar deze dooddoener. In dat geval geef ik hem groot gelijk.
Heel raar, maar nu ik op de hand ben van de snor, moet ik ineens denken aan een tegelspreuk die ik ooit tegenkwam: Een kusje zonder snor, is als een eitje zonder zout. In de omschreven situatie slaat dat natuurlijk nergens op, want het enige fysieke contact betrof het blik van twee oude koekdoosjes. Maar ik wil het toch even gezegd hebben.
zondag 5 mei 2024
Plat en treurig
In de krant las ik een ingezonden stukje van iemand die moeite had met het gebrek aan wilde bloemen in het Nederlandse landschap, aan biodiversiteit dus. Twee zinnen daaruit: ‘Gelukkig zijn er nog plekken waar wél bloemen zijn, langs de A6 dwars door de Flevopolder bijvoorbeeld. Dit is voornamelijk een treurige platte provincie (denk aan de dorre vlakte die we Oostvaardersplassen noemen), maar er staat nu wel veel koolzaad in bloei.’
In die twee zinnetjes wist de afzender, een vrouw uit Amsterdam, zowel lovend als zeer negatief over Flevoland te schrijven, wat knap is. Dat koolzaad geeft de Flevopolders inderdaad kleur zodra ons stukje aarde zich naar de zon kantelt. Overigens tonen de uitgestrekte bollenvelden in mijn provincie hetzelfde effect, evenals de paardenbloemen, klaprozen, akkerdistels, vergeet-me-nietjes, margrieten en korenbloemen in weg- en stadsbermen alsmede de in duizend tinten groen uitbottende, grootste loofbossen van het land. Om nog maar te zwijgen van het voorjaarspalet in de vele natuurgebieden die Flevoland kent - buiten de 'dorre' Oostvaardersplassen om. En wat te denken van de zonneschittering op het IJsselmeer en de Randmeren.
Maar vooral het ‘treurige platte provincie’ van de schrijfster vraagt om enige duiding. Immers, wanneer je plat aan treurig koppelt, dan zou je hetzelfde kunnen zeggen over ons héle land, uitgezonderd wat duintjes langs de Noordzee en een paar glooiingen in Zuid-Limburg. Maar dat mag dan weer niet, heb ik gemerkt. Want als ik hardop zeg dat Nederland landschappelijk gezien niet veel te bieden heeft dan wordt mij dat zelden in dank afgenomen.
Voorzien van een nationale inborst willen vaderlanders eigenlijk niet weten dat onze vergezichten recht en saai zijn in vergelijking met die van alle andere landen om ons heen. Daarentegen papegaaien diezelfde mensen veelvuldig dat ze Flevoland maar niks vinden. Of in de woorden van de briefschrijfster: treurig en plat.
Tegen allen die zich aangesproken voelen zou ik daarom willen zeggen: Beste luitjes, rij met een grote boog om Flevoland heen. Kom hier niet recreëren en zéker niet wonen. Hou het lekker bij jullie eigen provincies. Loop naar je raam en kijk naar buiten, waarna je ongetwijfeld zult genieten van een schitterend panorama vol daverend natuurschoon verrijkt met ansichtkaartstadjes. Want echt, Nederland is prachtig, op die ene provincie na dan.
In die twee zinnetjes wist de afzender, een vrouw uit Amsterdam, zowel lovend als zeer negatief over Flevoland te schrijven, wat knap is. Dat koolzaad geeft de Flevopolders inderdaad kleur zodra ons stukje aarde zich naar de zon kantelt. Overigens tonen de uitgestrekte bollenvelden in mijn provincie hetzelfde effect, evenals de paardenbloemen, klaprozen, akkerdistels, vergeet-me-nietjes, margrieten en korenbloemen in weg- en stadsbermen alsmede de in duizend tinten groen uitbottende, grootste loofbossen van het land. Om nog maar te zwijgen van het voorjaarspalet in de vele natuurgebieden die Flevoland kent - buiten de 'dorre' Oostvaardersplassen om. En wat te denken van de zonneschittering op het IJsselmeer en de Randmeren.
Maar vooral het ‘treurige platte provincie’ van de schrijfster vraagt om enige duiding. Immers, wanneer je plat aan treurig koppelt, dan zou je hetzelfde kunnen zeggen over ons héle land, uitgezonderd wat duintjes langs de Noordzee en een paar glooiingen in Zuid-Limburg. Maar dat mag dan weer niet, heb ik gemerkt. Want als ik hardop zeg dat Nederland landschappelijk gezien niet veel te bieden heeft dan wordt mij dat zelden in dank afgenomen.
Voorzien van een nationale inborst willen vaderlanders eigenlijk niet weten dat onze vergezichten recht en saai zijn in vergelijking met die van alle andere landen om ons heen. Daarentegen papegaaien diezelfde mensen veelvuldig dat ze Flevoland maar niks vinden. Of in de woorden van de briefschrijfster: treurig en plat.
Tegen allen die zich aangesproken voelen zou ik daarom willen zeggen: Beste luitjes, rij met een grote boog om Flevoland heen. Kom hier niet recreëren en zéker niet wonen. Hou het lekker bij jullie eigen provincies. Loop naar je raam en kijk naar buiten, waarna je ongetwijfeld zult genieten van een schitterend panorama vol daverend natuurschoon verrijkt met ansichtkaartstadjes. Want echt, Nederland is prachtig, op die ene provincie na dan.
zondag 14 april 2024
Dubai
Op de lagere school moest mijn klas een opstel maken over het beroep dat je later zou willen uitoefenen. De titel was uitgangspunt: Als ik ... word.
Brandweerman, stewardess of zoiets was hier de bedoeling. Zijnde een notoire luiaard die een hekel heeft aan het werkwoord 'uitoefenen', zou mijn keuze nu huisarts in ruste of generaal buiten dienst zijn. Maar toen - een jaar of elf en reeds lui - vulde ik ‘miljonair’ in. Details weet ik niet meer, maar mijn opstel ging waarschijnlijk over de sportauto's die ik zou bezitten, evenals een zwembad en een manshoge ijskast die tot de nok toe was gevuld met toetjes.
Ik weet nog dat ik dacht goud in handen te hebben. Niet dus, mijn opstel werd als matig beoordeeld. Waarom weet ik niet meer, maar ongetwijfeld was het pokdalig van de taalfouten. Misschien vond de juf mij ook gewoon een ondoorgrondelijke lapzwans, waarmee ze overigens niet de enige zou zijn aangezien ik vaker termen van gelijke strekking opving. Ook kan het zijn dat mijn onderwerp haar enorm tegenstond. Logisch wel, het was de tijd dat de arbeiderspartij en de zuilen er nog toe deden en de sociale cohesie groot was. Een duister joch met kapitalistische trekjes hoefde daarom niet op veel applaus te rekenen, en op een hoog cijfer.
Terugkijkend begrijp ik mijn vroegere juf heel goed. Hetzelfde heb ik namelijk met sommige stromingen in onze huidige samenleving. Zo is het binnen een zekere scene gewoonte om zonder enige terughoudendheid je aardse luxe te showen. Je kunt zulk gedrag ook samenvatten in één plaatsnaam: Dubai, dé hangplek voor mensen die dol zijn op alles wat een gouden glans heeft. Russen bijvoorbeeld, of boeven, of toeristen zonder smaak.
Als ik in deze tijd voor de klas zou staan, zou ik niet blij zijn met leerlingen die dit soort oppervlakkigheden najagen. Vandaar mijn begrip voor de juf die destijds mijn opstel met een slecht cijfer beoordeelde. Het goede mens kon immers niet bevroeden dat ze met een briljante knaap te doen had, eentje die zijn tijd mijlenver vooruit was.
Ik weet nog dat ik dacht goud in handen te hebben. Niet dus, mijn opstel werd als matig beoordeeld. Waarom weet ik niet meer, maar ongetwijfeld was het pokdalig van de taalfouten. Misschien vond de juf mij ook gewoon een ondoorgrondelijke lapzwans, waarmee ze overigens niet de enige zou zijn aangezien ik vaker termen van gelijke strekking opving. Ook kan het zijn dat mijn onderwerp haar enorm tegenstond. Logisch wel, het was de tijd dat de arbeiderspartij en de zuilen er nog toe deden en de sociale cohesie groot was. Een duister joch met kapitalistische trekjes hoefde daarom niet op veel applaus te rekenen, en op een hoog cijfer.
Terugkijkend begrijp ik mijn vroegere juf heel goed. Hetzelfde heb ik namelijk met sommige stromingen in onze huidige samenleving. Zo is het binnen een zekere scene gewoonte om zonder enige terughoudendheid je aardse luxe te showen. Je kunt zulk gedrag ook samenvatten in één plaatsnaam: Dubai, dé hangplek voor mensen die dol zijn op alles wat een gouden glans heeft. Russen bijvoorbeeld, of boeven, of toeristen zonder smaak.
Als ik in deze tijd voor de klas zou staan, zou ik niet blij zijn met leerlingen die dit soort oppervlakkigheden najagen. Vandaar mijn begrip voor de juf die destijds mijn opstel met een slecht cijfer beoordeelde. Het goede mens kon immers niet bevroeden dat ze met een briljante knaap te doen had, eentje die zijn tijd mijlenver vooruit was.
zondag 7 april 2024
Peter
Laatst, tijdens de crematieplechtigheid van neef Peter, liet men Adios Amigo van Jim Reeves als slotlied horen. Een prachtige en hier toepasselijke song van deze bijna vergeten artiest.
Mijn neef was groot liefhebber van Reeves, net zoals veel Indische Nederlanders. Vooral onder de oudsten - de zogenaamde 'eerste generatie' - was de zanger-gitarist bijzonder populair. Neef Peter was van de tweede generatie, maar binnen die groep toch ook weer een van de ouderen.
Mijn neef was groot liefhebber van Reeves, net zoals veel Indische Nederlanders. Vooral onder de oudsten - de zogenaamde 'eerste generatie' - was de zanger-gitarist bijzonder populair. Neef Peter was van de tweede generatie, maar binnen die groep toch ook weer een van de ouderen.
Het is overigens ook weer niet zo heel bijzonder dat mensen die in de Oost zijn geboren meer voorkeur hadden (of hebben) voor typisch Amerikaanse en ook Hawaiiaanse muziek. Men luisterde in de tropen vaak naar Amerikaanse en Australische zenders en daarmee naar muziek die over de Stille Oceaan kwam aanwaaien. In het vaderland was de smaak logischerwijs vooral op Europa gericht. Hier, aan de Noordzee hield men nu eenmaal meer van Nederlandse wijsjes, Engelse evergreens, Duitse Schlagers, Franse chansons en Weense operettes. Kortom: waar Pinda's graag naar gitaren en ukeleles luisterden, hielden Kaaskoppen meer van accordeons en violen.
Maar goed.
Naast de welbekende crooners uit de VS, was zeker ook Country & Western erg geliefd bij de lichtgetinte clan waarin ik opgroeide. Wij, de jongere garde, stapten voor wat lichte muziek betreft echter niet lang na aankomst in Nederland over naar popmuziek. Van de rustige Bing Crosby, Perry Como, Hank Williams, Pat Boone en Jim Reeves, weken wij - na een korte tussenstop bij Elvis en Cliff - in rap tempo uit naar de veel broeieriger Stones, Animals, Who, Byrds, Doors en Pink Floyd, om maar wat bandjes te noemen. Maar stille en goedmoedige neef Peter hield het vooral bij de rustige, romantische, melodieuze en typisch Amerikaanse feel good-muziek van na de oorlog. Daarom speciaal voor hem en iedereen die ervan houdt, Adios Amigo van Jim Reeves. Klik HIER.
Naast de welbekende crooners uit de VS, was zeker ook Country & Western erg geliefd bij de lichtgetinte clan waarin ik opgroeide. Wij, de jongere garde, stapten voor wat lichte muziek betreft echter niet lang na aankomst in Nederland over naar popmuziek. Van de rustige Bing Crosby, Perry Como, Hank Williams, Pat Boone en Jim Reeves, weken wij - na een korte tussenstop bij Elvis en Cliff - in rap tempo uit naar de veel broeieriger Stones, Animals, Who, Byrds, Doors en Pink Floyd, om maar wat bandjes te noemen. Maar stille en goedmoedige neef Peter hield het vooral bij de rustige, romantische, melodieuze en typisch Amerikaanse feel good-muziek van na de oorlog. Daarom speciaal voor hem en iedereen die ervan houdt, Adios Amigo van Jim Reeves. Klik HIER.
zondag 31 maart 2024
Eenzaam
Het speelde zich vijf jaar geleden af. Na een poliklinisch onderzoek, 's middag in het ziekenhuis, kreeg ik ineens te horen dat ik moest blijven. Meteen kreeg ik een bed toegewezen tussen vier andere patiënten. Als beduusde nieuwkomer ontdekte ik dat onze zorg hier was toevertrouwd aan een oudere verpleegkundige die in haar uppie de afdeling leek te bestieren.
In een primitief mannenbrein bevindt een verpleegster zich vaak ergens tussen de heilige madonna en een natte droom. Onze afdelingszuster viel buiten deze range. Ze had een misprijzend gezicht. Vlezig en bozig. En uit haar mond kwam niks aardigs. In het beste geval duldde ze ons zoals een tuinman aardwormen. Als toegift had ze een of andere haarziekte. Tussen vlassige haarslierten zag je grote plekken beenwitte hoofdhuid oplichten - of je wilde of niet. Ik weet nog dat ik iets dacht als: Ocharme, er wacht thuis vast niemand op je...
Nadat ik nog diezelfde avond een operatie onderging, werd ik na middernacht weer de (nu snurkende) ziekenboeg binnengerold. Aangezien ik moest overgeven als gevolg van de narcose, riep ik via een noodknopje de hulp in van de nachtwacht. Al snel kwam dezelfde verpleegster aanlopen als 'die van overdag'. Geroutineerd en zwijgend verrichtte ze in het halfdonker haar niet te benijden taak: mij kotsbakjes voorhouden, verschonen en opbeurend op mijn rechterschouder kloppen. Vooral dat laatste vergeet ik niet.
Kennelijk maakte ze lange dagen want 's morgens was ze gewoon weer present. En wederom snauwerig, nu vooral richting de vrouw in het ledikant tegenover mij. Dat was ook weer niet zo heel vreemd, want deze dame klaagde over van alles, bovendien hield ze er eigen regels op na. Zo wilde ze haar hoofddoekje in bed beslist ophouden, ook als dat medisch-technisch niet handig was. Tevens meende ze dat haar familie altijd welkom was - met eetwaar -, ook buiten bezoekuren. Onze moeder-overste ging daar ferm tegenin, diende Fatima van repliek wat weer tot tweetalig gescheld leidde. Inshallah.
Onlangs was ik weer in datzelfde hospitaal, nu voor een simpel bloedmonstertje. Op weg naar de prikpoli zag ik, in een halletje bij een waterdispenser, ineens de verpleegkundige van weleer staan. Ze was vijf jaar ouder. En kaler. De lijnen in haar gezicht waren dieper, de mondhoeken lager, het pensioen nabij. Ze vulde een plastic bekertje uit de dispenser, haalde een alu-stripje uit de zak van haar te ruime ziekenhuisplunje, drukte uit die strip een grote witte pil, zwiepte deze met kennelijke zelfhaat haar mond in, lurkte het bekertje leeg waarbij ze de laatste slokken ongegeneerd tussen haar opbollende wangen heen en weer liet klotsen. Alles doorgeslikt, verwachtte ik nog een harde boer, maar die kwam niet.
Tijdens deze serie handelingen tuurde ze onafgebroken naar een verre einder, alsof ze hoopte dat daar iemand zou opdoemen die haar van de hele teringbende kwam verlossen. IJdele hoop, daarom drukte ze het lege plastic bekertje met veel gekraak in elkaar, flikkerde het in de afvalbak naast de dispenser, draaide zich om en verdween luid klossend op haar Birckenstocks achter een afdelingsdeur die leek voorzien van het opschrift Eenzaamheid.
zondag 24 maart 2024
Vriendinnen
Vlakbij huis, aan de bosrand, liggen enkele paardenweides. Een daarvan wordt bewoond door een tweetal konikpaarden. Deze halfwilde paarden - hun wortels liggen in Polen en Belarus (konik is Pools voor paardje) - zijn afkomstig uit de Oostvaardersplassen. Daar waren er echter te veel van volgens de beheerder, de provincie Flevoland. Dus besloot men een groep te verhuizen naar een natuurgebied in Luxemburg, maar tevens een aantal af te schieten. Dat bittere lot wachtte deze twee merries op de weide aan de bosrand.
Gelukkig wist een particuliere stichting dit te voorkomen. Men adopteerde het stel, twee halfzussen, met gevolg dat ik enkele keren per week oog in oog sta met deze geblokte paardjes, buurtgenoten die ik heimelijk als vriendinnen ben gaan beschouwen. Soms, als ik zeker weet dat niemand me hoort, zeg ik ze hardop gedag.
Geregeld zie ik de Land Rover Discovery van een van de initiatiefnemers naast het terrein geparkeerd staan. Leunend op de omheining sprak ik de man eens aan. Dankzij hem ken ik dus de genoemde voorgeschiedenis.
Geregeld zie ik de Land Rover Discovery van een van de initiatiefnemers naast het terrein geparkeerd staan. Leunend op de omheining sprak ik de man eens aan. Dankzij hem ken ik dus de genoemde voorgeschiedenis.
Tijdens datzelfde gesprek vertelde ik hem dat mij opviel dat de paardjes altijd vlak bij elkaar staan. Dat de eerste nooit aan de ene kant van de weide graast en de tweede aan de andere kant. 'Integendeel. Altijd zoeken ze mekaar op of staan ze geschouderd aan elkaars vacht te knabbelen, elkaar te soigneren.'
‘Klopt,’ zei de man toen. ‘Het zijn echte groepsdieren, ontzettend hecht. Als je ze uit elkaar haalt worden ze gek, verkommeren ze.’ Van dit soort kennis word ik heel week.
Mijn twee vriendinnen hebben een kleine halfopen stal waarin ze, wanneer nodig, door de man met de Discovery worden bijgevoerd met hooi. Dit onderkomen biedt de paardjes bescherming tegen wind en regen, maar ze kunnen er altijd vrij in en uit lopen, zomers en ‘s winters. En dat doen ze ook, want ze zijn stoer en ruig. Maar hoe, wat of waar, altijd vlak bij elkaar.
Mijn twee vriendinnen hebben een kleine halfopen stal waarin ze, wanneer nodig, door de man met de Discovery worden bijgevoerd met hooi. Dit onderkomen biedt de paardjes bescherming tegen wind en regen, maar ze kunnen er altijd vrij in en uit lopen, zomers en ‘s winters. En dat doen ze ook, want ze zijn stoer en ruig. Maar hoe, wat of waar, altijd vlak bij elkaar.
Kort Klokhuis-filmpje zien van konikpaarden in de Oostvaardersplassen? Klik HIER
zondag 17 maart 2024
Kinderwagen of draagzak?
Een slapende baby in een kinderwagen is het summum van behaaglijkheid. Lekker ingestopt en aan alle kanten beschermd tegen wind, regen of felle zon. Tel daarbij de zalvende cadans van de wielen. En mocht het wurm ontwaken en opkijken, dan ontmoet het schuin boven zich blikken vol aanbidding. Voor een onwetend mensje lijkt mij niets fijner dan vervoerd te worden in zo'n weldadige cocon.
Een kinderwagen heeft echter ook nadelen. Thuis is hij een sta-in-de-weg. Op een bovenwoning zonder lift en zeker in het ov is-ie ook niet heel handig, zacht gezegd. Mogelijk zijn dit de redenen waarom ik nu zoveel ouders met hun kleine in een draagzak zie rondstappen. Oók waar het niet per se hoeft, bijvoorbeeld over brede trottoirs of egale wandelpaden door het park die juist uitnodigen voor een wandelingetje achter een soepel rollende kinderwagen of buggy. Vooral in progressieve kringen wint zo’n kangoeroebuidel rap aan populariteit. Hij schijnt de connectie tussen drager en kind ten goede te komen - iets met gevoel. Mooi, maar soms verdenk ik idealistische ouders ervan een draagzak ook als statement te gebruiken richting le bon sauvage, de edele wilde, die sinds mensenheugenis baby’s op het lijf droeg. Zo'n natuurmens was overigens altijd wel een zogende moeke, terwijl in de huidige samenleving ook pappa met een bungelend kindje op zijn borst pronkt. Zei ik pronkt? Ja, want een ander voordeel van een draagzak is dat je je handen vrij hebt, bijvoorbeeld om in die liefdevolle pose een selfie te maken, een nauwelijks te overschatten aspect.
Uiteindelijk het antwoord op de titelvraag. Dat heb ik niet, wél een vaag vermoeden dat die edele wilden helemaal niet zo bezig waren met de connectie met hun kind. En dat ze - bij aanwezigheid van egale wandelpaden - liever zouden kiezen voor een comfortabele kinderwagen dan het energievretende gezeul in een draagzak.
Uiteindelijk het antwoord op de titelvraag. Dat heb ik niet, wél een vaag vermoeden dat die edele wilden helemaal niet zo bezig waren met de connectie met hun kind. En dat ze - bij aanwezigheid van egale wandelpaden - liever zouden kiezen voor een comfortabele kinderwagen dan het energievretende gezeul in een draagzak.
zondag 10 maart 2024
Xanax
Jaren terug vroeg ik mijn huisarts om iets rustgevends bij een aanstaande vliegreis. Ze schreef me Alprazolam voor met daarbij de waarschuwing dat dit soort medicatie snel verslavend is. Oppassen dus, en liever niet in serie gebruiken.
Het werkte geweldig, daarna ben ik het incidenteel blijven gebruiken bij spanningsmomenten. En als zo’n doosje – soms na jaren – leegraakte of 'over datum' was, vroeg ik een herhaalrecept aan. Menig uur gevangenschap in een vliegtuigcabine of tijdens mensendrukte heb ik overleefd dankzij Xanax, de populaire merknaam voor Alprazolam. Vooral in 'gidsland' Amerika ligt Xanax net zo in de volksmond als Nike en Pepsi. Je komt het dan ook in veel films en series tegen. Zo hoorde ik de manhaftige Dwayne 'The Rock' Johnson een nerveus personage toebijten: ‘Hey you, take a Xanax!’ Xanax dus, prima spul – voor af en toe.
Mijn hele leven was ik een goede maffer. Hoe vervelend of stressvol mijn dag ook verliep, zodra ik mijn kussen rook viel ik in slaap, diep en lang. Helaas kwam daar verandering in, mogelijk een leeftijdsgerelateerd proces. Hoe dan ook, zodra ik tegenwoordig mijn nest opzoek ben ik klaarwakker. Na een half uur komen de symptomen: woelen, rusteloze benen, boekje pakken, boekje wegleggen, slokje water, plassen, zweten, klokkijken, zorgen maken over de dag van morgen, volgende week, over die of die, dit en dat. Kortom, ook bij nachtbraken drukte ik steeds vaker een Xanaxje uit zijn strip. En altijd deed het spul wat het moest doen: rust en vrede kwamen snel, daarna zweefde ik heerlijk door donzig dromenland.
Ondanks de waarschuwende woorden van mijn huisarts nam zodoende het gebruik toe. Uiteindelijk slikte ik de pillen soms dagen achtereen voor het slapengaan. Heerlijk, maar riskant. Daarom greep mijn verstandige ik in: kappen, nu! Dat lukte me aardig, maar de gevolgen waren er ook direct. Ik viel weer matig in slaap en als die eindelijk kwam dan nooit lang of diep. Eenzame uren zijn helaas weer mijn deel. (Schrale troost: je bent met miljoenen.)
Voordeel hierbij is wel dat tijdens dit nachtelijk ongerief ook geregeld kleine eurekaatjes opspringen: een helder inzicht, sprankelend idee of gewoon een goede zin of alinea voor dit blog. Menig onderwerp zag hierdoor in die donkere uren het levenslicht. Klinkt leuk, maar de kans bestaat dat veel lezers nu denken: had Xanax geslikt en was gaan pitten!
Het werkte geweldig, daarna ben ik het incidenteel blijven gebruiken bij spanningsmomenten. En als zo’n doosje – soms na jaren – leegraakte of 'over datum' was, vroeg ik een herhaalrecept aan. Menig uur gevangenschap in een vliegtuigcabine of tijdens mensendrukte heb ik overleefd dankzij Xanax, de populaire merknaam voor Alprazolam. Vooral in 'gidsland' Amerika ligt Xanax net zo in de volksmond als Nike en Pepsi. Je komt het dan ook in veel films en series tegen. Zo hoorde ik de manhaftige Dwayne 'The Rock' Johnson een nerveus personage toebijten: ‘Hey you, take a Xanax!’ Xanax dus, prima spul – voor af en toe.
Mijn hele leven was ik een goede maffer. Hoe vervelend of stressvol mijn dag ook verliep, zodra ik mijn kussen rook viel ik in slaap, diep en lang. Helaas kwam daar verandering in, mogelijk een leeftijdsgerelateerd proces. Hoe dan ook, zodra ik tegenwoordig mijn nest opzoek ben ik klaarwakker. Na een half uur komen de symptomen: woelen, rusteloze benen, boekje pakken, boekje wegleggen, slokje water, plassen, zweten, klokkijken, zorgen maken over de dag van morgen, volgende week, over die of die, dit en dat. Kortom, ook bij nachtbraken drukte ik steeds vaker een Xanaxje uit zijn strip. En altijd deed het spul wat het moest doen: rust en vrede kwamen snel, daarna zweefde ik heerlijk door donzig dromenland.
Ondanks de waarschuwende woorden van mijn huisarts nam zodoende het gebruik toe. Uiteindelijk slikte ik de pillen soms dagen achtereen voor het slapengaan. Heerlijk, maar riskant. Daarom greep mijn verstandige ik in: kappen, nu! Dat lukte me aardig, maar de gevolgen waren er ook direct. Ik viel weer matig in slaap en als die eindelijk kwam dan nooit lang of diep. Eenzame uren zijn helaas weer mijn deel. (Schrale troost: je bent met miljoenen.)
Voordeel hierbij is wel dat tijdens dit nachtelijk ongerief ook geregeld kleine eurekaatjes opspringen: een helder inzicht, sprankelend idee of gewoon een goede zin of alinea voor dit blog. Menig onderwerp zag hierdoor in die donkere uren het levenslicht. Klinkt leuk, maar de kans bestaat dat veel lezers nu denken: had Xanax geslikt en was gaan pitten!
![]() |
Acteur Dwayne 'The Rock' Johnson |
Abonneren op:
Posts (Atom)