vrijdag 31 december 2021

Kusje erop?

Enkele weken terug ontving ik een boostershot. En hoe! Ofschoon het opvallend rustig was op de prikpost, leek de dienstdoende Florence Nightingale bijzonder veel haast te hebben. Ze verordonneerde me plaats te nemen en mijn bovenarm te ontbloten. Daarna deed ze verschillende dingen tegelijk: ze scheurde nijdig een injectienaald uit de plastic verpakking, keek onderwijl met een half oog naar mijn gezondheidsverklaring, mekkerde iets tegen een toevallig passerende collega en zette, al mopperend, met vrijwel gestrekte arm een zodanig felle prik dat menig dartkampioen erbij zou verbleken. Al deze handelingen verrichte ze staand en op relatief grote afstand van mijn bovenarm, alsof ik een uur in de wind stonk dan wel aan de builenpest leed. Vooraf had ik, gezien onze fysieke afstand, nog timide aangeboden mijn stoel in haar richting te schuiven, maar dat hoefde niet. ‘Nie-nodig, lukt zo-ook wel,’ klonk het bars.
    Of het aan haar stemming lag weet ik niet, maar de naald ging er ruw, diep en pijnlijk in. Ruwer, dieper en pijnlijker dan ik gewend ben bij vaccinaties als deze. Ik zou er dan ook twee etmalen een lamme arm aan overhouden. Nu weet ik heus wel dat je bij pandemieën niet moet piepen. Men dient al blij te zijn dat beschermende opties bestáán en dat 'onze zorghelden' bereid zijn deze in de praktijk te brengen. Maar potdomme, kon dat niet zachtzinniger en wat minder in een maandagmorgenstijl? Zelfs het pleistertje plakte ze na afloop half naast de inslagkrater. Kusje erop? Vergeet het!
    Ben ik een kleinzielige zeikerd? Natuurlijk ben ik dat. Dit hele blog staat vol met kleinzielig gezeik. Ter compensatie van mijn gejeremieer wens ik, gulhartig als ik nu eenmaal ben, eenieder een mooi 2022. Ook mijn ruwe weldoenster op de prikpost.


Florence Nightingale (1820-1910) was grondlegger
van het vak dat we nu kennen als verpleegkundige.
Beroemd werd ze onder andere door de verzorging
van zieke en gewonde soldaten tijdens de Krimoorlog. 












zondag 26 december 2021

Schijnheilig

Buurvrouw hielde me staande: 'Ha Ruud, fijne Kerst!' Daarna keek ze ernstiger.
    ‘Zeg, weet je wie vorige week is overleden? Keetje Hilders.’
    Keetje Hilders woonde ooit in ons rijtje, twee deuren verderop. Zij en haar gezin verhuisden jaren geleden naar een ander gewest, maar blijkbaar had mijn buurvrouw contact met ze behouden.
    ‘Ze was al een tijdje ziek. 62 is ze geworden. Zo jong nog,’ zei buuf.
    ‘Ach jee, wat erg,’ reageerde ik triestig. ‘Voor Gert en de kinderen.’
    Nou ja, triestig. In feite was ik weer eens behoorlijk schijnheilig. Ik mocht Keetje Hilders namelijk niet, vond haar een onaangename, opschepperige en pretentieuze trut die bovendien thuis ferm de lakens uitdeelde. Arme Gert. Maar wat had ik anders moeten zeggen? Dat ik 62 helemaal niet ‘zo jong’ vind? Dat het juist lekker opruimt? Dat ik Keetje een k-wijf vond? Ik hoor nog haar zeurstem als ze, jaren terug, in de tuin stond en haar man vertelde dat ze de indeling veranderd wilde hebben. En Gert maar zwoegen met schep en schoffel. Ze hadden ook een hond, een goeiige retriever, maar die kreeg, nadat er gezinsuitbreiding kwam, nog nauwelijks aandacht en beweging. De hond werd naar de eerste de beste lantaarnpaal gesleurd om te pissen, en daarna weer snel thuis in een hoek weggestopt omdat hij ‘anders zo veel rommel maakt.’ Het arme dier kreeg uiteindelijk, op zijn oude dag, een ander tehuis.
    Keetje Hilders geloofde erg in een nette en maakbare wereld. En nu is ze dood. En dat laat me volkomen koud. Schijnheiligheid heeft een grens. Zeker tijdens Kerst.

Namen zijn gefingeerd.

zondag 19 december 2021

Zondebokken

In het vorige blogje stak ik de loftrompet over Hotel California van The Eagles. Ik predikte daarbij over dat ene beroemde zinnetje betreffende het uitchecken. De tekst van deze wereldhit bevat echter een misschien nog wel fraaiere versregel: We are all just prisoners here, of our own device.
    Letterlijk staat hier iets als ‘We zijn hier allemaal gevangenen van onze eigen apparaten’. Direct gaan mijn gedachten daarbij uit naar de smartphone. (Stokpaardje, sorry.)  Als ik zie hoe velen aan deze dopaminebommetjes verslaafd zijn, vrees ik dat het met onze autonomie matig is gesteld. Het apparaat heeft ons in gijzeling. Leven zonder smartphone is, zeker voor jongeren, vrijwel geen optie meer. Datzelfde kun je natuurlijk ook beweren van tablets, laptops, TV's, navigatieapparatuur en nog veel meer devices. We zijn gevangenen van ze.
    Nemen we de betreffende versregel minder letterlijk - wat hier vast de bedoeling is - dan kom je uit op iets diepers, denk aan 'gevangene van je eigen gedachten en daden'. Van jezelf dus! En dat geldt eenieder. Al onze persoonlijke handelingen, successen en narigheden, zitten besloten in de ons aangeboren natuur en, daarnaast, onze vorming. Hieraan ontsnappen lukt niet.
    We bevinden ons in een tijd waarin velen boos, teleurgesteld en gefrustreerd zijn. Gevolg is dat 'we' aan de lopende band zondebokken aanwijzen, omstandigheden de schuld geven, ons slachtoffer voelen. Meestal onterecht, wat mij betreft. De meeste ‘schuld’ ligt bij degene die je gevangen houdt. Jijzelf!
    Met deze bloedirritante pseudowijsheid wens ik eenieder een kerst zonder al te veel spanning, boosheid of frustratie. En verder hoop ik dat we tijdens de feestdagen voor lange tijd ondergesneeuwd raken zodat virusdragers op afstand blijven.



zondag 12 december 2021

Luchtgitaar

Zo aan het eind van het jaar worden we altijd weer om de oren geslagen met hitlijsten vol klassieke popnummers. Queen, Led Zeppelin, Bowie, Deep Purple, dat werk. In dit rijtje zijn The Eagles, met hun Hotel California, mijn favorieten. Oké, het zal zeker niet ieders keus zijn. Maar ik zwijmel nu eenmaal bij de broeierige, melancholieke, Americana-sfeer die de van wanhoop druipende stem van Don Henley oproept. En natuurlijk bij de gitaarsolo's van Don Felder en Joe Walsh die tijdens de finale zo mooi met elkaar duelleren. Verrukkeluk! Het roept bij mij westernbeelden op van verlaten wegen, gebarsten landschappen en intens blauwe luchten. En dan ook nog de bevreemdende songtekst met die beroemde slotzin over dit fictieve hotel: You can check out any time you like, but you can never leave. Inderdaad, sommige zaken laten je nooit meer los.
Onlangs verbleven mijn begeleidster en ik ook in een hotel, ergens aan de rand van de Veluwe. Was fijn. Maar broeierig? Och. Melancholisch? Niet echt. Wanhopig? Totaal niet. Ook het uitchecken was niet bijzonder, alsmede het leaven van dit hotel. Waar wél sprake van was, waren de gitaarsolo’s, maar dan in het luchtledige. Die improviseerde ik als een dolle, met dank vooral aan de door ons binnengesmokkelde hoeveelheid alcohol. Dit laatste had weer te maken met de wegens covid verplichte sluiting van de horeca om 17.00 uur. Tsja, je moet toch wat om je tijd leuk door te komen.
Improvisatie komt goed van pas, zowel bij lockdowns als instrumentale solo’s, al dan niet in de lucht.

Voor de liefhebbers:
Hotel California live zien en horen? Klik HIER

Verlaten wegen, droge western landschappen en intens blauwe luchten.
           Foto: C. Broeders



zondag 5 december 2021

Betaaldag

In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was ik bepaald niet rijk. Als matig ingeschaalde ambtenaar, meestentijds eenverdiener, gezegend met vrouw, kinderen en een zwikkie huisdieren, maar zónder enige geldreserve, was het in mijn gezin geen vetpot. Sterker: we waren blij als we het einde van de maand haalden. Betaaldag stond dan ook dreigend omcirkeld op onze kalender. Voor het echter zover was, stond ik vaak nerveus in de rij bij mijn bankfiliaal om geld te bedelen - de flappentap was nog niet ingevoerd. Niet zelden sprak de dienstdoende klerk me dan op discrete fluistertoon toe (er stonden klanten achter me) dat mijn saldo niet toereikend was. Dieprood. Als een geslagen hond droop ik daarna af. The walk of shame. Een en ander betekende dat we, naarmate de maand vorderde, moesten beknibbelen op van alles.
Die sobere tijden liggen ver achter me, maar met enige regelmaat loop ik nog langs dat vroegere bankfiliaal. Er zit nu een Poolse supermarkt, waar ik nooit kom. Daar vlakbij is ook een geldautomaat, maar ook daar zien ze me niet want ik betaal vrijwel alles elektronisch. Betaaldagen gaan nu geheel aan mij voorbij - stressloos. Maar ook dát heeft een keerzijde: er is maandelijks niets meer om naar uit te zien. Oersaai.
Och, was ik maar niet zo rijk. Dan leefde ik nog in spanning naar die datum toe. Dan kon ik gezellig naar de voedselbank. Of naar het Leger des Heils. En dan kwam ik misschien in aanmerking voor een van die fijne (!) overheidstoeslagen. Ja dan, dan had ik tenminste nog een indringend verhaal. Nu moet ik het doen met dit futiele tekstje.

Als een geslagen hond...


zondag 28 november 2021

Navelkuiltjes

Zeer gewaardeerd lezerspubliek en ander voetvolk,
Bent u op zoek naar een cadeautje voor uzelf, bijvoorbeeld om de leegheid in uw bestaan tijdelijk op te heffen? Of wilt u de medemens verrassen met wie u die o zo superknotsgezellige feestdagen doorbrengt? Wie weet zijn Sint of Santa dan wel bereid dit literaire kleinood (zie onderaan) in zijn of haar verwachtingsvol klaargezette schoeisel te dumpen. Of onder de opgetuigde Nordmann spar, die daarmede zo impotent is geworden dat hij niet meer in staat is de uitstoot van CO2 te compenseren  - het is maar dat u het weet. Maar komaan, laat dit soort ambigue gevoelens vooral de pret niet drukken en doe lekkertjes wat u het beste uitkomt. Dat is te zeggen, zolang u anderen er niet mee lastig valt, want daar schort het nogal eens aan in deze brisante tijden vol tweedelingen, giftige meningen, boze uitlatingen en grove daden.
Daarom is het wellicht toch verstandig om alles aan uw voordeur voorbij te laten gaan - ook het onbenullige verhalenbundeltje waar het in dit bericht eigenlijk om draait - en zwijmelend uit uw raam te koekeloeren teneinde het verwaaien der laatste herfstbla'ren te bewonderen en straks hopelijk de neerdwarrelende sneeuwvlokken. 
Ik wens eenieder alvast een mooie decembermaand toe. Feestelijk, zonder al te veel bijwerkingen. 

Titel: Navelkuiltjes
Verhalenbundel - paperback
ISBN 9789464356366
Te verkrijgen bij Bol.com of via de reguliere boekhandel (wat mogelijk bezorgkosten scheelt). 
15,50 euro.

Meer weten of zien? Klik HIER


De Nordmann spar (Abies nordmanniana), ook wel Kaukasische zilverspar
genoemd, werd in 1938 door de Finse bioloog Alexander von Nordmann
in West-Europa geïntroduceerd. Hij wordt hier meer en meer als kerstboom
 gebruikt doordat de naalden minder snel uitvallen dan bij zijn voorganger,
de fijnspar (Picea abies). Groeien doet hij echter twee keer zo langzaam.

Bron en foto: Wikipedia.


zondag 21 november 2021

Dierennamen

Door alsmaar groeiend ouwe-mannen-sentiment verteer ik natuurdocumentaires steeds slechter. Helaas spelen de makers juist in op dat sentiment. Zo voorzien ze dieren niet zelden van eigennamen om ze een menselijk(er) gezicht te geven. Bingo.
Zo zag ik onlangs een docu over een groep olifanten. Hoofdfiguren waren een moeder en haar jong. De voice-over had het over Mazula en haar schattige kalf heette Nana. Natuurlijk werd de savanne getroffen door droogte waardoor dieren verkommerden. En natuurlijk ging de kleine Nana dood van de dorst. En natuurlijk bleef Mazula nog lang bij haar dode kalf treuren terwijl de kudde verderging, op zoek naar water.
Ik trek zulk drama niet meer en zap met een brok in de keel weg. Soms kom ik daarmee van de regen in de drup. Want de kans bestaat dat ik dan op iets stuit dat is bedacht, geproduceerd, of gepresenteerd door BN’ers met juist een diérlijke achternaam: De Mol. Binnen het tv-wereldje staat die naam garant voor, in mijn optiek, bedenkelijk vermaak. 
Toch is er één De Mol die ik wél graag zie: ene Momfer, de goudeerlijke mijnwerker uit De Fabeltjeskrant. Momfer de Mol maakte deel uit van de cast van dat heerlijke kinderprogramma uit de vorige eeuw, samen met ludieke types als Juffrouw Ooievaar, Meneer de Uil, Lowieke de Vos, Bor de Wolf, Zoef de Haas en nog een hele trits vermenselijkte dieren.
Wilde dieren met mensennamen én mensen met dierennamen: soms geeft het ruis, soms juist duidelijkheid. Zo weet de ervaren kijker meteen wat-ie moet doen als de achternaam of gezichten van de Gooise tv-familie De Mol in beeld verschijnen: zap razendsnel weg, nok af, kras op, ga pleite, pak je biezen, vlucht, graaf je desnoods in, zoals Momfer.

De hoofdrolspelers van de Fabeltjeskrant.
Momfer de Mol staat op de voorste rij, derde van links.


donderdag 11 november 2021

11 november

De elfde van de elfde. Het einde van de Eerste Wereldoorlog, het begin van het carnavalsseizoen en...
...ringgg, jankt mijn bel. Ik doe open.
‘♫ Sinte Sinte Maarten, de koeien hebben staa...♫’
Vanuit mijn deuropening kijk ik - plichtmatig glimlachend - naar een groepje zingende kinderen. Zij kijken niet terug. Waar ze wél hun ogen op richten, is de schaal met Snickers, Milky Ways en Bounties die ik onder mijn arm hou. Heel begrijpelijk; was ik zo oud als deze kwelende jongetjes en meiskes, dan was het ook mij louter om het snoepgoed te doen en stond ik slijmerig te blèren dat de koeien staarten hebben.
Of toch niet?
In mijn kinderjaren was Sint Maarten nog niet doorgedrongen tot de regio waar ik opgroeide. Maar als deze traditie destijds in mijn omgeving wél bestond, dan vraag ik me in alle ernst af of dit jochie langs de deuren ging. Jazeker, ik was altijd in voor zoete lekkernij. En ja, ik hield van gekleurde lampjes en lampionnen. En ja, in het donker over straat gaan vond ik reuze spannend. Maar om nou tijdens een kille novemberavond deur aan deur liedjes te gaan zingen voor een stel wildvreemde volwassenen?
Of mijn (kinder)houding ten opzichte van deze folklore nou te maken heeft met verlegenheid of juist trots, dat weet ik niet. Maar een combinatie van die twee eigenschappen is heel aannemelijk. Tot zover het gissen naar mijn karakter. Wat omtrent de elfde van de elfde overeind blijft, is dat ik te vroeg ben geboren voor Sint Maarten en te laat voor de Eerste Wereldoorlog. En dat carnaval mij erger lijkt dan die twee tezamen. 

zondag 7 november 2021

November

Apen apen mekaar na, lemmingen hollen elkaar achterna en mensen lullen mekaar na, dat laatste niet zelden via de (sociale) media, meestal in het negatieve. Zeker op ons kleine lapje grond, waar elk op ieders lip zit, strijden in dit tijdsgewricht boosheid en frustratie om aandacht. De ene crisis overtreft de andere. Voor oplossingen (die er soms helemaal niet zijn) wijzen we dolgraag naar andere landen. Voor goed onderwijs naar Finland, voor aanpak van de georganiseerde misdaad naar Italië, voor kinderopvang naar Denemarken, voor orde en netheid naar Singapore, voor vaderlandsliefde naar Amerika, voor ons taalgebruik naar België, voor de aanpak van Covid-19 naar Nieuw-Zeeland, voor de (gratis) gezondheidszorg naar Engeland, voor een adequate strijdmacht naar Israel, voor verstandig beheer van fossiele brandstoffen naar Noorwegen en voor stringente handhaving naar China.
De werkelijkheid is echter dat het in het overgrote deel van de wereld veel en veel slechter toeven is dan in Nederland. Sterker nog: veel buitenlanden zien ons land juist als lichtend voorbeeld. We blinken uit in veiligheid, zorg, gelijke verdeling en kansen, studie- en arbeidsmogelijkheden, welvaart, superieure landbouw, handelstalent en economie. Bovendien kennen we nauwelijks corruptie en sowieso weinig extremen. Ik geef Nederland daarom een dikke 7. Met enkele miljoenen mensen minder (daar bevindt zich menig uitkomst!) zou het zomaar een 8,5 kunnen worden. En als dan ook nog eens de zon wat vaker zou schijnen, ja dan kom je nog hoger uit. Dus komaan, laten we het kopje wat meer als halfvol zien. Zo is november een heerlijke maand. Als je in Australië woont. 

zondag 31 oktober 2021

Voucher

Een lijzig woord waar ik geen goed gevoel bij heb. Voucher suggereert iets leuks en positiefs, denk aan een cadeaubon of vrijkaartje. Maar voorzichtigheid is geboden, dus let op de voorwaarden en kleine lettertjes, zeker bij bijzondere acties.
Allereerst de uitspraak. In de pruimentijd sprak menigeen - waaronder moi - voucher op z’n Frans uit, iets als 'foesjee'. Beetje dom, maar inmiddels weten we beter, ofschoon ik nog steeds verschillende variaties hoor. De een heeft het over een 'fousjer' terwijl de ander over een 'foutsjer' of 'foutjer' kwekt.
Maar goed.
Onlangs kocht ik, in een voor mij wel heel spontane bui, een voucher bij een grote hotelketen voor een aantrekkelijk prijsje. Hup, dat ding was binnen drie muisklikken besteld, naar me toe gemaild en uitgeprint. Nu nog een aantrekkelijk filiaal uitzoeken en een geschikte datum prikken, dacht ik. Dat laatste viel bitter tegen, want ofschoon de hotels van mijn keuze zeker geen volle bezetting kenden, bleken die vouchers slechts voor bepaalde kamers en op een zeer beperkt aantal data (de minst courante) te gebruiken. Kortom, ik kon ermee niet terecht op de dag(en) die ik me had voorgenomen. Had ik dat beter kunnen of moéten checken? Ja, maar ook weer niet, want de beschikbare data krijg je bij deze voordeelactie pas onder ogen nadat je je voucher hebt besteld en betaald. 
Slim bedacht van de bekende hotelketen met de kaketoe. Maar als klant zeg ik: foutjer bedankt.

zondag 24 oktober 2021

Olive Kitteridge

Op dvd zag ik onlangs de korte HBO-dramaserie Olive Kitteridge. Vond ‘m mooi, heel mooi. Het verhaal draait om een echtpaar met hun enige zoon. De man en de vrouw zijn tegenpolen. Hij, apotheker, is een sympathieke goedzak, een pleaser. Zij, Olive Kitteridge, is een kille bitch en niemand kan die rol beter vervullen dan Oscarwinnares Frances McDormand. (Denk hierbij ook aan haar rol in Three Billboards outside Ebbing, Missouri.) Vanzelfsprekend is Olive onderhuids veel meer dan een bitch, dit geheel volgens de filmwetten. Zij is op haar manier ook zorgzaam voor anderen, bovendien een pittige onderwijzeres, fanatiek tuinierster en een warm hondenvrouwtje. Maar drama, ergernis, frustratie, hardvochtigheid en verdriet zitten altijd op haar schouder, met dank aan haar karakter én zwarte familiegeschiedenis. 
Veel meer vertel ik niet over dit in totaal vier uur durende kijkplezier. Plezier? Jazeker, voor mij niet in het minst door de locaties. De serie speelt zich namelijk af in de staat Maine, de meest noordoostelijke van Amerika. Maine maakt, samen met New Hampshire, Massachusetts, Vermont, Connecticut en Rhode Island, deel uit van het gebied dat we kennen als New England. Een beeldschone regio die zich kenmerkt door groene bergen, de in het najaar beroemde Indian Summer, de mooie stranden en knusse haventjes langs de Atlantische Oceaan, de veelal kleine steden en dorpen met hun witte, houten huisjes en kerkjes alwaar het bijzonder goed toeven is, mede doordat het een van de meest welvarende regio’s van Amerika is. Enigszins logisch dat het eveneens de meest vredige, liberale én (NW-)Europees aandoende streek van de VS is. Of hoofdfiguur Olive Kitteridge dit alles ook zo ervaart betwijfel ik, maar dat maakt dit karakterdrama als geheel niet minder sterk.

Benieuwd naar actrice Frances McDormand en enkele filmfragmenten? Klik HIER

Voor de officiële trailer, klik HIER

zondag 17 oktober 2021

Wervelkolom

Onze motorboot ketst als een platte steen over de turkooizen kustwateren. Achter het stuurrad staat een Griekse god voorzien van een witte lach, ruig stoppelbaardje, donkerblauwe polo waarop Captain staat en een spiegelende Ray-Ban voor zijn wimpers. Hij vervoert vijf (minder goddelijke) toeristen naar sprookjesachtige zwemplekken: de Deense moekes Freya en Inge, de dikkige Karl uit Wenen in zijn te kleine zwembroekje en wij tweetjes, Jut en Jul uit de polder. 
De zeegod vraagt het uiterste van zijn brullende buitenboordmotor. Waar de nog jonge Neptunus echter geen rekening mee houdt, zijn de fysieke gesteldheden van zijn vijf seniore passagiers. Die dienen zich op alle manieren schrap te zetten om de stuiterende klappen van de speedboot op te vangen. Vooral de dikkige Karl uit Wenen in zijn te kleine zwembroekje en ik zijn de pisang. Wij, de twee (meest) mannelijke passagiers, hadden bij het uitvaren op advies van de Captain op het voorsteven plaatsgenomen. ‘So you can enjoy the view better,’ had hij ons als aansporing meegegeven. Enige sadistische humor bij Neptunus lag hieraan mogelijk ten grondslag, want eenmaal op tempo blijkt dat er voor Karl en mij op het gladde voordek van 'view' weinig sprake is, druk als we zijn ons amechtig vast te klampen aan de reling, panisch om als rodeorijders te worden gelanceerd en nooit meer teruggevonden in de bruisende Ionische Zee. Bij elke klap van onze razende boot op de golven voel ik hoe mijn wervelkolom als een schokbreker in elkaar wordt gedrukt om vervolgens weer met geweld te worden uitgerekt. In gedachten zie ik mezelf volgende week, weer thuis in de polder, al kromgebogen aanmelden voor de balie van een dure rugkliniek.
Eenmaal op de beeldschone zwemlocatie aangekomen, is de ellende gelukkig snel vergeten. Maar heel lang duurt de pret niet want al gauw moeten we verder, naar een volgend parelstrandje. Neptunus heeft vandaag namelijk nóg een paar klanten die zijn beurs moeten spekken.
Conclusie: de Griekse goden gaan erg met hun tijd mee. De rugklinieken hopelijk ook.

Een onherkenbare, nietige zwemmer in groots landschap.
Het einddoel van onze helse boottocht maakte veel goed.


zondag 10 oktober 2021

Inzichten

Herhaling.
------------

Zelden heb ik me zo begrepen gevoeld als onlangs tijdens het lezen van een artikel van Svend Brinkmann. Vrij vertaald beweert de jonge Deense professor dat we eens moeten ophouden met dat zogenaamd positieve denken en dat we vooral niet meer aan onszelf moeten werken. Hij raadt eenieder daarom aan zijn/haar coach (of andere paardenfluisteraar) direct te ontslaan, alle zelfhulpboeken uit het raam te mieteren, die malle ontwikkeltrajecten en vage zweefcursussen die je werkgever je ongevraagd adviseert te weigeren en daarbij wat vaker de hakken in het zand te steken. ‘Beheers je, loop vooral niet met je gevoelens te koop en onderdruk je emoties als het kan.’ In dat verband houdt hij zelfs een pleidooi voor de oude stoïcijnen. 
Svend Brinkmann adviseert ook. 'Hervorm niet te veel en vind jezelf niet steeds opnieuw uit; richt je daarentegen meer op de menselijke zaken om je heen.' Ik zou daar graag aan toe willen voegen: zet bescheidenheid weer op je agenda en stop met de aandachttrekkerij. Kap nou eens met het schieten van plaatjes of filmpjes van jezelf om die vervolgens rond te laten zingen op de socials. En o ja, steek vooral die selfiestick diep in je reet. Stop dat vertoon van je uiterlijk, je kookkunsten, interieurs, vakantiereizen, kwalen, relaties, persoonlijke akkefietjes, meningen, inzichten, kortom met je tomeloos (on)interessante bestaan via podcasts, vlogs en blo… 
Oeps! Sorry en tabee.

zaterdag 2 oktober 2021

Vissen

Dit blogje publiceerde ik ruim vijf jaar geleden ook al. Wegens afwezigheid grijp ik naar de kracht van herhaling.
------------------------------------

Ze leunden over de reling van de ferry die ons van Athene naar het eiland Andros voer. Eigenlijk leunden de twee Griekse bakvissen meer tegen elkáar aan, zoals gebruikelijk bij hartsvriendinnen van een jaar of 13, 14 die steun zoeken tegenover de aanstormende wereld. Vrijwel identiek oogden ze: kort zomerbroekje, kleurig hemdje, donker paardenstaartje. De ene een beetje mollig, de ander iets dunner. Plots slaakte de dunne een schreeuw van opwinding. Wij, de andere passagiers op het achterdek van de Evia Star, keken verschrikt op en volgden daarna de wijzende vingers van de twee meiden. Daar, ergens aan bakboord, sprong, dook en spiraalde een groep dolfijnen naar hartenlust over en door het koningsblauwe water. Wat een schoonheid en souplesse; Epke Zonderland leek er een paralympisch atleet bij. En dat alles hadden we te danken aan de oplettendheid van de aan elkaar verkleefde bakvissen die ons wezen op de vissen aan bakboord. Aardige woordspeling, merci, maar echt kloppen doet ze natuurlijk niet, want dolfijnen zijn geen vissen.
En de twee pubermeiden? Ook toen de groep tuimelaars allang weer uit beeld was, bleven ze dromerig over de reling hangen, dicht tegen elkaar, hun paardenstaarten wapperend in de Meltemi. Aan de einder zakte een honingkleurige zon naar de langzaam dovende schittering van de Egeïsche Zee.

zondag 26 september 2021

Tour de force

Ik vier momenteel vakantie, vandaar dit reeds eerder gepubliceerd (toepasselijk) blogje.

-----------------

Doodsbang te laat te komen, arriveren mijn begeleidster en ik veuls te vroeg op Schiphol. Zo vroeg dat we moeten wachten op het opengaan van de incheckbalies. 'Wachten' is vandaag sowieso het doemwoord, vaak in s-bochten. Na het inchecken sluiten we aan in de queue voor de paspoortcontrole. Dan door het scanpoortje en alsof dat niet voldoende is, word je ook vlugjes onder je armen en tussen je benen bepoteld door een onbekende in uniform. Bij dit alles houden marechaussees met snelvuurwapens je stuurs in de gaten. Reeds daarvoor had je je zakken moeten legen, je riem uit de lussen moeten sjorren om dat alles samen met je handbagage in de bekende plastic bakken te deponeren opdat ook je persoonlijke mikmak door de scanner vermag. Hartelijk dank, Osama Bin Laden & co! Maar goed, is dat allemaal achter de rug, kun je los op de taxfree spulletjes, die je nooit nodig hebt, en aan de koffie die viermaal overprijsd is. Maar nog veel ernstiger is de plotse confrontatie met al die duizenden medereizigers om je heen. Wie humane lelijkheid wenst te observeren, kan hier zijn hart ophalen: gebronsde silverbirds die zo nodig voor de vierde keer dit jaar naar Gran Canaria moeten; millennials met haarknotjes die vinden dat Zuid-Amerika niet mag ontbreken op hun lijstjes; Henk en Ingrid met de Telegraaf onder hun kleffe oksels op weg naar een all inclusive in Antalya; culturele types die denken meer status te verwerven door Myanmar of de Hermitage in Sint-Petersburg af te vinken; stedentrippers met Lissabon of Rome op het programma; glitterfashionado's die zich willen spiegelen aan Abu Dhabi; snelle jongens op weg naar een businessdeal in Shenzhen; wij tweetjes, die hier naadloos tussen passen. Afijn, ben je uitgekeken op deze deerniswekkende massa, dan volgt de gruwel van het lange wachten bij het boarden, het benauwde installeren op te krappe stoeltjes, het lijdzaam toezien hoe alle vliegprocedures worden voltooid, het aanschouwen van de routineuze veiligheidsinstructies van in het gangpad theatraal gebarende stewardessen en het onverstaanbare gemompel in de microfoon afkomstig van een verveelde buschauffeur alias piloot. En uiteindelijk – vele uren later dan dat je je eigen voordeur uitstapte – ga je de lucht in op weg naar je hopelijk zonnige bestemming. Diezelfde bestemming bereik je overigens pas horroruren later, want eerst moet je je een lange tijd koest houden in die benauwde cabine, het gelul of gesnurk van je buurman of -vrouw aanhoren en ten slotte dien je je op de luchthaven van bestemming opnieuw door allerlei procedures heen te worstelen. Maar dan, zowaar, begint aan het einde van de tunnel een beetje licht te gloren. Helaas ontstaat dan direct het volgende probleem: vanaf nu moét je gelukkig zijn. En je moet zien te vergeten dat je op dezelfde manier terug moet. Dat dat ons af en toe lukt, is wellicht het meest wonderlijke van deze hele tour de force.

zondag 19 september 2021

Wezensvreemd

De donut kenmerkt zich door zijn gat. In een filosofische bui vroeg ik me af of dat gat onderdeel is van de donut of niet.
Een gat is niks dan lucht. Hoewel lucht op zijn beurt bestaat uit stikstof, zuurstof, een beetje waterdamp en nog wat soorten gas, bevindt zich er een optisch niks. Bovendien voegt dat ‘niksige’ gat geen enkele smaaksensatie toe, wat toch de essentie is van lekkernij. Dus nee, het is niet echt onderdeel van de donut. Toch kun je ook stellen dat een donut geen donut is zonder die leegte in het midden. Dat maakt het gat tot een metafysisch onderdeel van de donut. Dus zeg het maar.
Ook in mij zit veel niks, oftewel lucht, al dan niet gebakken. Hoe vluchtig die uit stof en gas bestaande lucht ook is, hij maakt (tijdelijk) deel uit van mijn entiteit. Hetzelfde geldt overigens feces, urine en nog wat lichaamssappen. Zolang dit alles zich in mij bevindt, behoort het tot mijn 'ik'. Maar zodra het mijn lichaam verlaat, zijn ze wezensvreemd. Dit proces maakt mij een toevallige verzameling deeltjes die drijft op een banale brei van (vluchtige) stoffen, een constatering die de gedachte van de mens als hogere levensvorm een tikkie ondermijnt. 
Maar daar heeft men in de loop der eeuwen iets op bedacht: we hebben - als enigen - een geest, sommigen spreken over de ziel. Briljant, maar diezelfde geest bleek zo fantasierijk, dat hij ons in staat stelde een donut te creëren, een zoete lekkernij met een gat in het midden. Vervolgens ontstond - bij mij althans, maar ik ben vast niet de enige - de diepzinnige vraag of dat gat nu wél of niet bij de donut hoort. En we zijn weer terug bij af.



zondag 12 september 2021

Symboolpolitiek

Deze weken mogen nabestaanden van de vliegramp met de MH-17 hun schrijnende verhaal vertellen tegenover het hof. Velen maken gebruik van dit spreekrecht, hetzij in de rechtszaal of, in geval ze zich op afstand bevinden, door middel van een videoboodschap. Weer anderen laten een advocaat hun emotionele verhaal vertellen. Hoe dan ook, op indringende wijze beschrijven nabestaanden het verdriet dat hen zo plotseling overviel. Sommigen claimen zelfs dat pas wanneer de schuldigen aangewezen en bestraft worden, ze ‘eindelijk dit verschrikkelijke hoofdstuk kunnen afsluiten'. Er heerst kennelijk nog steeds erg veel verontwaardiging en verdriet. In een kwaliteitskrant las ik zelfs dat een rechter tijdens de serie toespraken tranen in haar ogen kreeg, wat ik opmerkelijk vind, althans bij iemand in een functie waarin de ratio bepalend hoort te zijn. Het zal aan mij liggen, maar ik begrijp niet wat het (op deze schaal) persoonlijk uiten van leed onder nabestaanden, te maken heeft met een goede rechtsgang.

De ramp voltrok zich in 2014 boven het oostelijke deel van Oekraïne doordat de bemanning van een raketinstallatie zich gruwelijk vergiste. Ze dachten op hun radar een vijandelijk vliegend object waar te nemen. Helaas bleek het een verkeersvliegtuig te zijn dat niets had uit te staan met de gaande strijd tussen het reguliere Oekraïense leger en de separatisten die zich inzetten voor afsplitsing met Kiev. Het is geen geheim dat de laatsten hierin op schimmige wijze worden bijgestaan door Moskou. Dat laatste lijkt mij echter voor de nabestaanden van MH-17 niet zo heel relevant, want maakt het echt veel uit welke onbekende per abuis je geliefden de dood injaagt? Bovendien, wie was hier de grootse boosdoener? Degene die op de knop drukte, de radarspecialist, de dienstdoende commandant, het Kremlin, Poetin, de vliegtuigmaatschappij die over oorlogsgebied vloog? Maar vooral ook: helpt dit alles nu echt bij de acceptie van het verlies van dierbaren?
Maar goed, mijn logica is niet sluitend, dus dat terzijde. Waar het in mijn ogen wél om draait, is de vraag of het neerhalen van MH-17 een misdaad of een ongeluk was. Alles wijst - ondanks alle beschuldigingen - op het laatste. Een enorme stommiteit was het, een blunder in een oorlogssituatie. Op slagvelden is dat helaas schering en inslag. Ook Westerse legers grossier(d)en hierin.
Het blijft mij daarom verbazen dat nabestaanden nu, na al die jaren, gefaciliteerd worden hun verdriet en gemis te uiten tegenover de rechtbank, maar misschien nog wel meer dat zovelen hiervoor inderdaad achter de microfoon of voor de camera kruipen. Oké, het is fijn je hart te kunnen luchten - het scheelt een loopje naar de therapeut. Bovendien genereert het aandacht, een niet te onderschatten factor in de huidige tijd. Maar – mijn hoofdvraag – wat moet een rechter hiermee? Subvraag 1: Hoe groot is de rol van smart in de rechtszaal? Subvraag 2: Geven deze voordrachten antwoord op de vraag of de ramp met de MH-17 moord was, of vergismoord of dood door vergissing? Meer dan subtiele verschillen.
Toegegeven, ik ben niet thuis in de rechtspraak; het ontbreekt mij domweg aan juridische kennis. Maar mocht het uiten van verdriet er toch toe doen in een strafproces, dan weet ik er nog wel eentje.

Sinds de smartphone in het straatbeeld verscheen, zijn zeer velen slachtoffer geworden doordat verkeersdeelnemers druk-druk-druk waren met hun mobieltje. De afgelopen twee decennia leidde dat tot talloze doden en gewonden waarvan sommigen tot levenslange invaliditeit zijn veroordeeld. (Volgens de Nederlandse Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid betreft het jaarlijks circa 600 doden of ziekenhuisgewonden.) De schuldigen hadden natuurlijk nooit de intentie dit leed te veroorzaken, maar hun neurotische smartphonegedrag besliste helaas ander. Aan dit gesmoes hebben nabestaanden natuurlijk geen enkele boodschap; zij moeten verder zien te leven nadat hun dierbaren uit het leven zijn gerukt of anders levenslang gekluisterd aan bed of rolstoel. En dat door stommiteit van derden. Worden de 'mobieltjesverslaafde' overtreders voor een tribunaal gedaagd? Worden de talloze nabestaanden van verkeersslachtoffers ook gefaciliteerd om en masse hun verdrietige verhaal voor de rechter te houden? (Zou overigens een aardig alarmsignaal afgeven.) Wordt er een monument opgericht voor hen die omkwamen door gebruikers van iPhones, Samsungs en Huawei's? Natuurlijk niet, het zou ook ietwat overdreven zijn, maar dit soort zaken vinden wel plaats naar aanleiding van MH-17. Best vreemd eigenlijk, want die ramp vond alweer zeven jaar geleden plaats, terwijl de kanker van de appende, swipende of babbelzieke verkeersdeelnemer voortwoekert terwijl ik zweterig dit lapje proza zit te typen.

Ik vrees dat het verschil tussen de MH17-doden en het voortdurend groeiende aantal mobieltjes-slachtoffers een politieke is, misschien ook vanwege de schimmige Russische inbreng. En in de politiek zijn symbolen nu eenmaal belangrijker dan feiten. Het verklaart de recentelijke facilitering van emotionele en ontroerende toespraken van nabestaanden van het bij vergissing neergeschoten verkeersvliegtuig boven Oekraïne. En dát binnenin een gerechtshof waar, nogmaals, de ratio behoort te regeren. Terwijl buiten de muren van deze zelfde rechtszaal zovelen als zombies over hun mobieltjes gebogen door het leven gaan, menigeen als verkeersdeelnemer, met alle gevolgen van dien. 
Hoe we vanwege die ene begane stommiteit heel theatraal alle registers opentrekken. Terwijl we over een andere - die met de dag meer leed aanricht - de schouders lijken op te halen.


zondag 5 september 2021

Proletariaat

Een mooie zondagmorgen in september. Ik was vroeg op pad en fietste door het nabij gelegen Golfpark. Op het riante buitenterras van een van de villa's stonden een vrouw en een man van in de zestig, beiden in donzige badjassen gehuld, een zachtgele en een witte. De twee babbelden genoeglijk in de nazomerzon, mogelijk over het oogstrelende vlies van ochtenddauw dat hun borders en gazon deed glanzen. Het leken me aardige luitjes, zeker gezien hun uiterst opgewekte goe-de-mórre-ge richting mij, de passerende fietser.
Bij hen die buitenshuis 'binnenkleding' dragen is, moet ik stiekem toch even denken aan het volk dat in vroeger tijden ietwat denigrerend tot het proletariaat werd bestempeld. Denk aan een ma Flodder-achtige slons met een aureool van krulspelden, een peuk in het hoofd en een vormeloze peignoir om het lijf. Tegenwoordig kan binnenkleding, mits smaakvol, echter heel wat anders uitstralen: wellness, verzorging, lifestyle en ja, ook geld. Het stel in hun riante villatuin leek me er het perfecte voorbeeld van. Met het proletariaat hadden de twee Golfpark-bewoners in hun donzige badjassen vast weinig op, hoezeer Marx en Engels ruim anderhalve eeuw geleden in hun manifest ook riepen: 'Proletariërs aller landen, verenigt U!' Hoe de ideeën van deze twee revolutionaire denkers later in de praktijk uit zouden pakken weten we inmiddels, maar dit geheel terzijde.
Ikzelf bezit geen ochtend- of kamerjas. Wel een badjas, maar die draag ik zelden. In huiselijke cocon rondhangend, geef ik voorkeur aan mijn lubberende joggingpak, misschien wel het meest proletarische kledingstuk ooit. Enige voorzichtigheid is daarom geboden. De scheidslijn tussen proletariër en proleet is dunner dan hetgeen je draagt. 

De Duitsers Karl Marx (links) en Friedrich Engels stonden in de negentiende eeuw
 met hun revolutionaire ideeën aan de basis van een socialistische arbeidersbeweging -
Marxisme genoemd - die later zou uitgroeien tot het communisme. Voor idealistische 
communisten was de bezitloze arbeider (de proletariër) de held van de samenleving.


zondag 29 augustus 2021

Bruidsreportage

Nederland is een rivierendelta en dus nauwelijks geaccidenteerd, wat zorgt voor eentonigheid. We moeten het dan ook doen met slechts een aardige duinenrij, een paar troebele meren, wat heide- en bosstroken en enkele glooiingen in het zuidoosten - geen buitenlander komt hier dan ook vanwege het landschap. Als klap op de vuurpijl verbruien beton, asfalt en het lawaai van bijna 18 miljoen zielen de toch al geringe schoonheid. (Nee, nu niet meteen gaan mekkeren over dat ene pittoreske dorpje, dat molentje, geveltje, kerkje, dat ophaalbruggetje of die kleurrijke bollenvelden, want dat zijn verhoudingsgewijs slechts zorgvuldig gecultiveerde krenten in een verder smakeloze pap die onze landje qua looks op de menukaart heeft staan.)
En toch.
En toch ben ik blij dat ik hier leef, dat ik Nederlander ben. Dat realiseerde ik me opnieuw toen ik langs de Houtribsluizen fietste. Op de zonovergoten parkeerplaats naast de schutsluis stopte een roomkleurige Alfetta. De Italiaanse volbloed, uit de jaren zeventig van de vorige eeuw, had direct mijn volle aandacht. Aan zijn antenne wapperde een fiere witte strik. Uit de klassieker stapte achtereenvolgens een chauffeur, een fotograaf en, als laatste, een beeldschoon bruidspaar - alle vier polderblond én van de vrouwelijke kunne. De ene bruid droeg een scherp gesneden, lavendelblauw pak. De andere was gehuld in een overdadige bruidsjurk; de klassieke witte explosie, zeg maar. Het dameskoppel vormde zodoende een betoverend plaatje, zeker met als achtergrond de goed gevulde sluiskolk waarin elegante plezierjachten en stoere vrachtschepen geduldig op doorvaart wachtten. De fotograaf (mag fotografe nog?) kon zich daardoor heerlijk uitleven. Goed te zien was ook hoe de vele bootjes- en dagjesmensen in en rond de Houtribsluizen deze glamoureuze bruidsreportage konden waarderen. Het is onder andere om dit soort uitingen dat ik blij ben in Nederland te leven. 
En dat eentonige landschap? Ach, alles went. 
Uiteindelijk.   

Klik HIER 
voor een zeer korte fotoserie van Lelystad waarin meerdere shots van 
de Houtribsluizen, de plek waar het beschreven tafereel zich afspeelde

zondag 22 augustus 2021

Quad non

IJdeltuit als ik ben, zoek ik immer mogelijkheden mijn verschijning te vervolmaken. Dat is te zeggen, mits het me niet al te veel energie, tijd, ongemak en geld kost. Ik zou dus nooit - zoals sommige voetbalvrouwen - een tas van Gucci à raison van 1890 euro aanschaffen. Maar weer wel een granny smith-kleurig brillenkoordje van 2,99 bij Bol.com, inclusief bezorgkosten. En warempel, Narcissus vond zichzelf er spoorslags een stuk aantrekkelijker mee.
Mijn leesbril is suf. Maar nu deze suffe fok voorzien is van dat flashy felgroene koordje zie ik er ineens pittiger uit. Meer pit is meer seks, jeuïg gezegd, toch? Om die reden laat ik het leesbrilletje nu nagenoeg 24/7 aan zijn opvallende koordje voor mijn man boobs bungelen. Ook als ik naar de glasbak loop, mijn vierwieler voltank of langs een terras paradeer. Kijk mij. En met succes, want ik meen nu toch heus meer bewondering te oogsten. Logisch, een met zorg uitgekozen brillenkoordje doet in een fractie van een seconde - volgens wetenschappers is dat ruim voldoende - een persoon met uitgelezen smaak vermoeden. Tevens iemand die leesvaardig is, wat een zekere intelligentie vereist in een wereld vol emoji's. Mocht ik er ook nog terloops een lapje poëzie van Lucebert of Ida Gerhardt bij uitkramen, of een frase in het Latijn (tip: een simpel quad non is vaak heel bruikbaar), zou ik zelfs erudiet over kunnen komen. En kijk, dát is nou mijn grote doel, dat mensen denken: goh, wat een superinteressante senior, zo energiek, beschaafd, intelligent én voorzien van verfijnde smaak.
Beste mensen, wees gerust, ik besef heus wel dat zo’n lullig brillenkoordje niemand echt aantrekkelijker maakt. Iets met een aap en goud. Maar dat geldt ook voor een Gucci tas van 1890 euro. Hoe komt het toch dat de gemiddelde voetbalvrouw zo bovengemiddeld dom lijkt? Haast haar vent.



zondag 15 augustus 2021

Joop

(Dit tekstje publiceerde ik vijf en een half jaar terug.)

Gelijktijdig arriveerden we voor de dierenartsenpraktijk: een stel in een zilvergrijze Mercedes C-Klasse en ik op mijn fiets. Doordat de grote sedan moeite had met parkeren, verscheen ik als eerste voor de balie waarachter de als altijd vriendelijke praktijkassistente. Als vaste klant vroeg ik voor mijn bejaarde rode kater Joop - thuis behaaglijk slapend op de tweezitsbank - om insuline en 'n voorraadje injectienaalden. 
De Mercedes-mensen stapten intussen achter mij langs zwijgzaam binnen en namen plaats in de open wachtruimte. Ze hadden een afspraak, dat was duidelijk. Het was een gedistingeerd duo. Vijftigers. De man hield op zijn schoot een laag open mandje waarin een behaaglijk kussentje. Op dat kussentje lag een kat, een cyperse. Het beestje was wakker en observeerde rustig zijn omgeving. Vond ik opvallend, katten blijven bij een dierenarts meestal niet zo kalm in een open mandje liggen.
Nonchalant leunend tegen de balie wachtte ik lang op de insuline voor mijn Joop. Dat spul moest van ver komen, ergens uit een koeling in een achterkamer. Buiten mij en het stel met de kat in het mandje was er nu niemand in de wachtruimte aanwezig. We keken strak voor ons uit, de klok tikkend, de stilte drukkend. Ik verlangde naar enig geluid. 
‘Wat is-ie rustig,’ zei ik wijzend naar hun kat.
Even bleef het stil.
‘Dit zijn haar laatste minuten,’ sprak de vrouw zacht waarna prompt de man een pijnlijke grimas trok en in hartverscheurend snikken uitbarstte.
‘Och jee,’ kreunde ik, terwijl de man zijn jammerende gezicht achter beide handen verborg.
Gelukkig keerde op dat moment de praktijkassistente terug met mijn bestelling in haar hand. Ik pinde, zei haar gedag en wenste het verdrietige stel heel veel sterkte.
Thuis gekomen, lag Joop nog steeds op mijn tweezitsbank te knorren. Ik keek naar zijn ademhaling en dacht, hoe lang heb jíj nog? Ik wilde het niet weten.

Joop is nu al ruim vijf jaar dood. Ik mis hem nog vrijwel dagelijks



zondag 8 augustus 2021

Uitvaart

Een zaal vol mensen is voor mij geen pretje. Liefst duik ik dan weg in de achterhoede. Dat heb ik in theaters, bioscoopzalen, maar ook in de aula van een uitvaartcentrum. In dat geval wurm ik me meestal, behendig meanderend tussen de rouwenden, naar de achterste rij en dan graag aan een gangpad. Vanaf deze laatste linie kan ik de ingetogen, trieste sfeer het beste behappen. De toespraken, de gekozen muziek en de tegenwoordig onvermijdelijke beeldshow houden me vervolgens redelijk bij de les. Zo dien ik mijn tijd wel uit tussen het treurende volk.
Achteraan én aan een gangpad zitten heeft echter een flinke keerzijde, leert mijn aula-ervaring. Dat bleek vorige week weer eens, tijdens de crematieplechtigheid van een oude vriend. Ik werd tegen het einde van de voorstelling plots op mijn schouder getikt door een stemmig geklede dame van de uitvaartorganisatie. Ze verzocht mij naar voren te lopen om afscheid te nemen bij de kist – als eerste. De anderen zouden mij volgen, rij voor rij. 
En daar ging ik als centrumspits naar het zo geteisterde front, alwaar men mijn verschijning uit een mist van verdriet zag opdoemen. Tijdens die loodzware gang bekropen me banale gedachten die weinig met piëteit jegens de overledene te maken hadden.
Loop ik te snel of juist te langzaam? Hoe lang zal ik voor de kist blijven staan? Een seconde is kort, dus drie is beter, maar langer weer niet. En hoe neem ik, in ieders zicht, afscheid? De kist even aanraken, wat prevelen of is een hoofdknik voldoende? Staat mijn gulp open? Djiezus, ik heb mijn overhemd niet gestreken! En er groeien vast haren uit mijn oren. Heb ik mijn smoel in de goede plooi? Moet ik links- of rechtsom afdraaien van de kist? En ten slotte: waar is hier de nooduitgang?

zondag 1 augustus 2021

Stuk of kapot?

Bij de zebra voor de entree van Batavia Stad kneep ik in de remmen voor twee overstekende vrouwen. Ze waren beiden vrij klein, een beetje dik, rond de dertig en keken stuurs. Het duo had de handen letterlijk vol aan nieuwe aankopen; ik telde minstens twaalf kledingzakken, drie aan iedere arm. Die zakken schreeuwden brandnames als Desigual, Puma, BALR., Superdry, Skechers en weet ik veel; ik werd al moe van het kijken naar dit gesjouw. Niet alleen liepen de vrouwen vanwege hun volle zakken tamelijk breeduit, ook hielden ze wat afstand van elkaar tijdens hun oversteek richting parkeerterrein. Ik bespeurde enige afkeer bij ze. Terecht, zo bleek.
‘Jij maakt mijn leven stuk,’ hoorde ik de linker ineens zeggen.
‘Nee, jij maakt míjn leven stuk,’ reageerde de rechter al net zo boos, om het vervolgens samen te vatten: ‘Wij maken gewoon mekáárs leven stuk.’ 
Ongewild was ik getuige van een afbrokkelende relatie, maar wie weet viel het mee. Immers, een 'stuk leven’ klinkt nog altijd beter dan bijvoorbeeld een 'kapot, vernield of verwoest leven’: een (taal)gevoelskwestie. Waar een kapotte relatie einde verhaal lijkt, is een stukke relatie misschien nog op te lappen. Tenminste, indien je dat zou willen, want solo voorkomt toch best een hoop gezeik. Voorbeeld: wie in z'n uppie shopt, hoeft met niemand rekening te houden. 
Sowieso kan geslenter naast een koopjeshongerige partner door de zomerdrukte van Batavia Stad Fashion Outlet, met daarbij het onvermijdelijke passen van kleding in zweterige hokjes, zomaar het begin inluiden van het relationele einde.

zondag 25 juli 2021

Turbulent

Boven een overlijdensadvertentie prijkte fier de kop IK HEB GELEEFD. Jawel, in kapitalen. Het leek me een overbodige mededeling. Iedere platgeslagen kakkerlak kan dat namelijk beweren, want al wat dood is heeft ooit geleefd, Cruyffiaans geredeneerd. Maar goed, beetje flauw van mij. Hier werd natuurlijk bedoeld dat de overledene – een man, wat mij niet verbaasde – alles uit zijn leven haalde, een kleurrijk dan wel bewogen bestaan leidde of iets van gelijke strekking. Iets om prat op te gaan, kennelijk. 
Daarmee was deze meneer bepaald niet de enige. Juist in onze verzengend communicatieve tijden wordt dit gedachtegoed breed gedeeld. Een mens moet zichzelf duidelijk profileren, veel ondernemen en meemaken, avonturen beleven, alle vruchten plukken en smaken proeven. Live life to the max! Prima allemaal, maar dode mensen die ‘groots en meeslepend leefden’ lieten doorgaans een hele grote voetafdruk achter. Opnieuw een beetje flauw van mij, maar ik denk dan al gauw aan Caravaggio, Hemingway, Francis Bacon, Freddy Mercury, Herman Brood, rapper Tupac. Maar ook aan nog springlevende hoogvliegers als Richard Branson, Jeff Bezos en Elon Musk. De namenlijst van dit soort turbulente types is echter schier eindeloos, waarbij opgemerkt dat het zeker niet alleen om beroemdheden gaat. Hoogstwaarschijnlijk tref je ook in je eigen omgeving wel een 'levenskunstenaar' aan die er trots op zal zijn als-ie middels de tekst IK HEB GELEEFD wordt geëerd op zerk, urn of in overlijdensadvertentie. Maar in veel van die gevallen is het woord EINDELIJK een stuk toepasselijker, eveneens in kapitalen. Het liefst vergezeld van een hele diepe zucht.


zondag 18 juli 2021

Slapstick

Voor de ingang van de supermarkt zie ik een oude vrouw in haar scootmobiel converseren met twee medewerkers van Albert Heijn, waaronder de filiaalhouder. Het mandje aan de voorzijde van de vierwieler is aardig gevuld. Ik hoor niet goed wat er besproken wordt, maar het klinkt niet erg vriendelijk. Met een dunne klaagstem lijkt de vrouw een verdedigend pleidooi op te voeren. Daarop hoor ik de filiaalhouder, terwijl hij een pak bastognekoekjes uit haar mand wrikt, bozig zeggen: ‘Maar dat zegt u altijd, en de volgende keer doet u het wéér.’
Een bejaarde veelpleegster, vermoed ik terwijl de winkeldeuren voor mij wijken. Maar wat doe je er als supermarkt aan? De politie inschakelen? Lijkt me veel gedoe voor klein bier. Maar ja, als het bij herhaling gebeurt? Ik zou het daarom simpel houden als ik Albert Heijn was. 
Gewoon dat oude mens met vlakke hand een zodanig klinkende klap in het gezicht geven dat haar ziekenfondsgebitje over het plaveisel kleppert en vervolgens, tijdens het minzaam afvegen van je slaghand, haar streng toespreken het Niet Meer Te Doen! Simpel corrigeren dus, door uit de losse pols een pittige oorvijg uit te delen. Synoniemen: muilpeer, klets, veeg, pets, fler, patat, smak of lel. Ik schat in dat zulks een gunstige uitwerking heeft, althans bij recidive ouden van dagen, want in geval van Mocromaffia-boefjes lijkt het me een minder goed plan. Daarnaast raak je als AH-manager middels zo'n onbevangen oorvijg je frustratie lekker kwijt. Bovendien laat je toevallige passanten die een dergelijke actie hooglijk kunnen waarderen - zoals ik - genieten van onschuldige slapstick. En dat is meer dan welkom in een boze wereld zwanger van geweld.

zondag 11 juli 2021

Kakkies

In bedekte termen kreeg ik te horen dat ik voor lul liep. Ik draag namelijk graag sokken, van die ‘ouderwetse’ enkelkousen. Behaaglijk en comfortabel. Zulke sokken draag ik ook gerust onder een korte broek en juist dát is anno nu vloeken in de modebewuste kerk. Die schrijft namelijk, zeker bij een zomerse outfit, blote enkels voor. Followers of Fashion stappen daarom in het warme seizoen sokloos door het leven of ze gebruiken sneakersokjes teneinde modieuze blootheid voor te wenden. Helaas vind ik die mini-sokjes 'eng' dragen en (bij nipte zichtbaarheid) geen feest voor het oog. Om die reden draag ik ook doodleuk huis-tuin-en-keukensokken in mijn sandalen: een doodzonde die je slechts vergeven wordt als je de steunkous-gerechtigde leeftijd bereikt hebt.
Kennelijk wijk ik sok-technisch dan ook flink af van de goegemeente. Ik vind dat sokken gezien mogen worden. Daarentegen vind ik bleek vlees dat plompverloren uit schoenen groeit niet erg esthetisch, vooral niet bij mannen met hun doorgaans grote kakkies. 
Deze trend is, naar ik vermoed, over komen waaien uit Zuid-Europa. De Latijnse heertjes vonden hun enkels kennelijk zo aantrekkelijk dat ze op een kwade dag besloten sokloos in hun kalfsleren muiltjes te glijden. Fashionado’s wereldwijd sloten zich hier rap bij aan. En inmiddels loopt iedere kortgebroekte (en vaak ook langgebroekte) trendhopper zomers zonder sokken rond, iets wat je gerust slaafs kunt noemen. En dát plaatst de uitdrukking ‘held op sokken’ ineens in een veel gunstiger daglicht. Of voetlicht.

Mart Smeets. Zonder sokken. Mooi?








zondag 4 juli 2021

Bløf

Op het krijtbord dat tegen de houten strandkeet van de reddingsbrigade is gespijkerd, las ik zojuist de in hanenpoten gekalkte mededeling:
Datem (sic) 3 juli
Hoogwater 10.06 u.
Laagwater 16.00 u.

De feiten, zonder poeha gebracht. Zeeuwse nuchterheid: het heeft wel wat. Alles heeft hier trouwens wel wat. Ik lig op een eindeloos, goeddeels verlaten strand aan de monding van de Westerschelde. Achter mij, en achter het hoge duin, ligt Zoutelande, het dorp van Bløf. 'Hier aan de kust, de Zeeuwse kust,' zong frontman Pascal Jakobsen jaren terug met gevoel voor provinciale romantiek.
Voor me langs vaart dreigend een containerschip naar open zee. Misschien komend uit Vlissingen of Antwerpen. En wie weet opstomend naar Hongkong of Valparaiso. Dromen mag altijd, zeker op het strand.
Vanaf mijn badlaken kijk ik naar een eskadron ruiters dat over de vloedlijn galoppeert. Allen zijn jong en vrouwelijk. De amazones wippen op hun zadels, hun zwarte caps knikken ritmisch op de beat van de hoeven. Ze laten het water opspatten. Ikzelf twijfel nog om de golven in te gaan. Het is weliswaar zomers warm, maar op dit moment niet erg zonnig. Ach, kan mij het ook schelen. Pal achter het hoge duin wacht immers mijn comfortabele hotel: mijn natje en mijn droogje. Dus wie maakt me wat, hier in het Zeeuwse. 
'De zoute zee slaakt een diepe zilte zucht.'
Een kerkklok beiert loom 12.00 uur. Een stel Germanen frisbeet met hun hond; je hoort hun taal hier überhaupt veel. Es hat was. In ligstand schrijf ik deze tekst op een stukje papier dat tegenstribbelt in de lauwe zuidwestenwind. De zee ruist op fluisterstand, de zilte zee van Bløf. Zand plakt tussen mijn tenen, mijn lippen proeven zout, mijn huid trekt jeukerig, ook dat heeft wel wat.
Morgen weer naar huis, weg uit Zeeland. Gelukkig is morgen nog heel ver weg.



zondag 27 juni 2021

Apocalyps

Als het slecht gaat met de wereld, spreken streng gelovigen al snel over de Eindtijd. Dat concept komt voort uit een Bijbeldeel dat Openbaring heet. Lang verhaal kort: als de mensheid continue weigert zich aan de door ‘boven’ ingestelde regels te houden, volgt een eindafrekening. Die houdt in dat de wereld vergaat, ook wel een apocalyps genoemd, een term die de bedenkers van de oude Hellenen leenden. (Apokálypsi staat in Griekenland nog steeds voor openbaring of onthulling.) Het probleem voor veel gelovigen is echter dat het in zekere zin altijd slecht met de wereld lijkt te gaan. Klimaatveranderingen, oorlogen, pandemieën en rampen zijn van alle tijden. 
Goed voorbeeld daarvan is de uitbarsting van de Tambora in 1815 op het (nu) Indonesische eiland Sumbawa. Het betrof de grootste natuurramp uit de moderne wereldgeschiedenis. De Zuidoost-Aziatische regio werd vanzelfsprekend gruwelijk getroffen, maar de gevolgen van die vulkaanuitbarsting lieten zich wereldwijd gelden. In grote delen van het noordelijk halfrond was het klimaat vanwege de gas- en zwaveldampen jarenlang van slag. De lente en zomer van 1816 - het jaar daarop dus - gingen ongemerkt aan vrijwel geheel Europa en Noord-Amerika voorbij doordat de zon zich nauwelijks vertoonde waardoor oogsten mislukten en mensen massaal de hongerdood stierven. Wel stroomden in die duistere tijden de gebedshuizen vol. Berouwvol wilde men bidden voor zonden en schuld in de hoop zo de nakende ondergang van de wereld af te wenden. Dit alles kwam louter doordat men destijds de kennis ontbeerde de zonsverduisteringen en weersveranderingen te koppelen aan die vulkaanuitbarsting in het jaar daarvoor aan de andere kant van de wereld. Tja, niet (willen?) weten is nu eenmaal dé aanjager voor geloof in een hogere macht. Daarover beschikten de dinosauriërs helaas niet toen hún eindtijd kwam, 65 miljoen jaar geleden na de inslag van een planetoïde. Maar deze prehistorische apocalyps, die de massa-extensie van de dino's inluidde, telt natuurlijk niet serieus mee, want volgens een heilig geschrift - leidraad voor velen - is de aarde pas zesduizend jaar oud. En geschapen in zeven dagen. Nee, de échte eindtijd moet nog komen. Een rustgevend idee.

Bronnen:
- Dröge, Philip, 2015, De schaduw van Tambora; 
- Wikipedia.

donderdag 24 juni 2021

Huishoudelijk bericht

Van de beheerder van dit platform ontving ik het bericht dat de e-mailservice komende maand zal vervallen. De reden is technisch van aard. Dit betekent dat lezers/volgers die gebruik maken van de optie Follow by Email, in de loop van juli 2021 géén automatische melding meer zullen ontvangen bij een nieuw verhaaltje. Belangstellenden zullen dus van tijd tot tijd zelf moeten checken of er updates zijn. Gewoon helemaal niet meer kijken/bezoeken is natuurlijk een prima alternatief, bovendien zeer begrijpelijk. In dat geval: dank & tabee. 





zondag 20 juni 2021

Kleurenpijn

Al geruime tijd bezit ik drie afvalbakken. Een groene, een blauwe en een oranje. De groene (eco-) en blauwe (papier)bak zijn mij sympathiek, de oranje niet. Eerstens staat oranje voor plastic: geen tof spul van nature. Ten tweede die kleur an sich. Van alle primaire en secundaire kleuren stuit oranje me het meest tegen de borst.
Om die reden baal ik van de solitaire Chinese klaproos die uit het niets op mijn landgoed is opgepopt. Ik vind dat klaprozen rood moeten zijn, basta. Maar de Chinese variant kent ze ook in het oranje. En dus zit ik nu opgescheept met die ene oranje uitschieter. 
Maar ach, er spelen momenteel ergere zaken. Zoals al dat oranje in straten, op pleinen en aan gevels. Een hofje verderop is zelfs geheel in die tint ondergedompeld. De mensen die er toeven maken een merkwaardig vrolijke indruk. Onbegrijpelijk. Zo zitten ze gezamenlijk, oranje uitgedost, 's avonds buiten naar een of andere voetbalwedstrijd te kijken. En dan ook nog schreeuwen en juichen voor die elf oranje miljonairs op de buis. Ik - binnenshuis mokkend - heb daar erge last van, moet de kleurenpijn verbijten, maar daar heeft het oranje volk natuurlijk geen weet van. Zo heb ik ook forse problemen met het repressieve China en zéker met hun vaandel. Die is namelijk rood met geel. En dat zijn nou net de twee primaire kleuren die je al mengend tot oranje omtovert. Welnu, men begrijpt mijn afkeer van die ene oranje Chinese klaproos op mijn landgoed nu wellicht iets beter. En al die oranje voetbalparafernalia mag van mij zo snel mogelijk de afvalbak in. Veel daarvan kan in de oranje kliko, wat genoeg zegt.

Voor de kleurenblinden:
de oranje klaproos staat links voor (de) paal.


zondag 13 juni 2021

Frans Bauer

Vrijwel dagelijks passeer ik een met hekken afgezet bouwterrein. Achter dat hekwerk verrijst een mooi appartementengebouw. Het is nog niet helemaal af, maar de riante balkons en loggia’s, grote raampartijen en stijlvolle entree hebben inmiddels vorm gekregen. Best aan de prijs, denk ik, zeker de penthouses bovenin. Meer nog dan naar de architectuur, kijk ik naar het werkvolk en vooral naar die ene: de hond. 
Een hond op een bouwplaats verwacht je niet. Maar het dier, een kortharige bastaard, lijkt hier vaste kracht, wat mij lichtheid geeft. Ik vermoed dat de hond een opzichter of ploegbaas toebehoort, want een beginnend pijpfitter zie ik niet zo snel zijn Rocky of Max meenemen naar een klus. Waar ik met name week van word, is dat de hond gewoon one of the guys lijkt. Het enige verschil is dat-ie geen veiligheidshelm draagt. Maar verder zie ik hem (of haar?) zonder enige schroom de houten personeelskeet in- en uitlopen, doodgemoedereerd over hoge steigers trippelen, samen met enkele mannen uit een smalle bouwlift stappen of tijdens de schaft chillen tussen hun gebruinde, getatoeëerde lijven. Bij al die stoer ogende bouwvakkers lijkt het beestje dan ook bijzonder populair. Ze roepen hem, stoppen hem wat toe, kroelen zijn goeiige kop. En andersom kijkt de hond goedkeurend toe - soms kwispelstaartend - hoe de mannen boren, frezen of iets omhoog takelen terwijl Heb je even voor mij van Frans Bauer uit hun gettoblaster galmt.
Het appartementengebouw is bijna gereed, zal spoedig worden opgeleverd; in de penthouses zie ik de eerste bewoners al rondneuzen. De bouwvakkers zullen dan ook snel verkassen naar een volgend project. Ik ga ze missen. Vooral die ene.

Frans Bauer horen en zien? Klik HIER. Maar het hoéft niet. 



zondag 6 juni 2021

Legoland

Vorige week publiceerde mijn linksige kwaliteitskrant het schrikbarende moordcijfer in Zweden. Dat is hoger dan in de meeste andere Europese landen. De oorzaak, zo vermeldde het betreffende artikel, zou liggen in grote steden als Stockholm, Malmö en Göteborg. Grote aantallen kansloze, gefrustreerde migranten (vaak afkomstig uit het Midden-Oosten of Noord-Afrika) zorgden voor wijken waarbinnen handhaving vrijwel onmogelijk is en dus dat misdaad, vuurwapenbezit en bendegeweld er welig tieren. Een zuur gegeven voor de altijd zo tolerante en ruimhartige Björns en Agnetha's.
Buurland Denemarken, zo las ik luttele dagen later in dezelfde linksige kwaliteitskrant, pakt dat ietwat anders aan. De Denen voerden altijd al een strengere selectiepolitiek, maar nu heeft men zelfs een wet aangenomen die het mogelijk maakt vluchtelingen niet bij hun poorten op te vangen, maar buiten Europa, in zogenaamde gastlanden. De reden - de beleidsbepalers in Legoland geven het ruiterlijk toe - is het animo voor asielaanvragen te ontmoedigen. Vanzelfsprekend ontlokt dit wereldwijd flink wat kritiek op de Deense aanpak, vooral uit linksige en humanitaire hoeken.
Hoe twee hoogontwikkelde, Scandinavische democratieën zo tegengesteld met migranten omgaan. Opvallend is wel dat waar de tolerante Zweden gebukt gaan onder hoge misdaadcijfers, de selectieve Denen juist te boek staan als het gelukkigste volk op aarde. Wie hier goed of fout bezig is kan ik moeilijk bepalen, vind ik te complex. Wél geeft het mij - lezer van deze linksige kwaliteitskrant - veel stof tot nadenken.

Mijn bovenstaande bevindingen over de 'Scandinavische discrepantie' inzake de aanpak van migratie én de mogelijke gevolgen ervan, mailde ik, met verwijzing naar de twee onderstaande artikelen, in ongeveer gelijke bewoordingen naar mijn linksige kwaliteitskrant, hopend op publicatie. Dat gebeurde niet. Wel werd ik vriendelijk bedankt.
 


zondag 30 mei 2021

Meindls

De gerenommeerde buitensportwinkel telt meerdere verdiepingen, is ruim en oogt prettig, zeker de kampeerafdeling. (Van de geur van tentdoek word ik immer blij, een tic uit jongere jaren.) Maar de etage met outdoorkleding en -wandelschoenen viel ons vies tegen. Met name bij het schoeisel vonden wij het maar een rommeltje: heren/dames leken door elkaar, maten slecht aangegeven, prijzen lastig te ontcijferen. Ja, er liep een verkoopster rond, maar die was druk, bovendien zoeken we het graag zelf uit. Afijn, uiteindelijk vond mijn begeleidster een paar Meindls die haar aanspraken en ook lekker zaten. Ze besloot tot aanschaf. Maar waar was de bijbehorende schoenendoos? Bij navraag hoorden we dat je de losse schoenen 'bij de kassa's op de begane grond' moest afrekenen, wat we toch een beetje vreemd vonden voor schoeisel van 199,95 euro. De langslopende verkoopster, die onze bevreemding opmerkte, haalde daarom ergens uit een magazijn een losse doos tevoorschijn die ‘we mochten hebben als we dat eventueel wilden’. Afijn, met die universele doos met de Meindls erin onder de arm, neusden we vervolgens nog even bij de kleding, en ook daar troffen we een rommelig geheel aan. Niet echt stijlvol, wat je bij prijzige merkkleding eigenlijk best mag verwachtten, oordeelden we. Bij de Wibra doen ze dat toch beter, zei de cynicus in mij. Teleurgesteld over dit alles, veranderde mijn begeleidster plots van gedachte. Ze hoefde de wandelschoenen eigenlijk niet meer. Punt. Kordaat liep ze met de doos onder de arm weer naar de schoenenafdeling, haalde de Meindls er uit en plaatste ze terug op hun plek op de stelling. De lege doos liet ze daar ook ergens achter. Ten slotte verlieten we zonder aankoop het pand langs een onbemande kassa, een tikkie in mineur.
Buiten, op de grote parkeerplaats, werden we ingehaald door een ernstig kijkend heerschap in bedrijfskleding. Hij vertelde ons te zijn getipt door de schoenverkoopster op de eerste etage. Zij had de lege doos aangetroffen, haar conclusie getrokken, ons daarna stiekem gevolgd naar de begane grond en zodoende gezien hoe we zonder iets af te rekenen een van de kassa's passeerden. Voor haar genoeg reden om security in te seinen teneinde het rugzakje van mijn begeleidster én mijn schoudertas te laten doorzoeken. Jawel, wij werden verdacht van diefstal van een paar Meindls!
Toen dat niet het geval bleek, verontschuldigde de ‘inspecteur’ zich in alle talen. Volkomen terecht, maar het leed was al geschied. Op de drukke parking tussen het talloos in- en uitgaande publiek, werden wij tijdens onze aanhouding door zeer veel (argus)ogen aangestaard. Hoe je als argeloze winkelbezoeker plots voor lul kunt staan. Nee, de welgemeende excuses hielpen niet.



zondag 23 mei 2021

Snollebollekes

Tijdens mijn bestaan ging ik dikwijls in de fout. Soms betrof het kleine uitglijders, soms traumatisch grote. Mijn laatste slipper zweeft daar ergens tussenin: in een opwelling van laaghartige lust kocht ik een Brabants worstenbroodje. Oh is dat alles, zal menigeen roepen. Maar menigeen heeft ongelijk, want het verorberen van een Brabants worstenbroodje is een onvergeeflijke miskleun, ethisch gezien zelfs een misdaad. 
Het zit 'm in dat bijvoeglijke naamwoord. Aan Brabant is alles fout - ik schreef er al eerder over. In geen andere provincie vindt men zo veel concentratiekampen voor dieren. Datzelfde geldt voor drugslaboratoria, -dumpplekken en -handel. Verder is het er op de meeste plekken lawaaierig druk, wemelt het van asfalt, drek en smurrie én leven er voornamelijk Brabanders. Dat laatste is het allerergste, want Brabanders vinden zichzelf keigaaf en supergezellig. Zó chaaf en chezellich dat ze iets leuks bedachten. 
Eerst bezorgen ze hun honderdduizenden varkens een 6 tot max. 24 maanden durende Auschwitz-experience om ze, als de tijd rijp is, te verdoven middels elektriciteit waarna uiteindelijk hun kelen worden doorgesneden teneinde ze dood te laten bloeden. (Dit zocht ik op.) Het resultaat van deze Caligula-act verwerkt men ten slotte tot iets waar ze in dat supergezellige Snollebollekesland zo trots op zijn dat ze hun provincienaam eraan gecommitteerd hebben: het Brabants worstenbroodje. En door mijn onnozele consumptiedrift voedde ik dit afgrijselijke proces. Een niet te verdedigen blunder mijnerzijds die een dubbele straf opleverde: een peilloos schuldgevoel én een broodje doodgemarteld zwijn dat (me) niet smaakte. Zoals niets smaakt wat uit Brabant komt. 
Driemaal zoenen en houdoe.

zondag 16 mei 2021

Melancholie

Heel soms krijg ik natte ogen bij muziek, film of tekst. Zoals die keer tijdens War Horse. Deze film toonde de vriendschap tussen mens en dier tijdens WO1, de soldatenhel waarin ook paarden massaal als kanonnenvlees dienden. Ik hield het toen niet droog. Hetzelfde had ik deze week toen ik de slotregels las van De Heren van de Thee, de meesterlijke roman van Hella Haasse (1918-2011). Best vreemd, want ik las dat boek reeds diverse keren; het is een van mijn favorieten. Misschien werd de plots opkomende melancholie opgepookt door de bel wijn die ik tijdens de finale van deze familiegeschiedenis wegklokte, geen idee, maar bij mij viel alles plots samen: Hella Haasse die in hetzelfde jaar als mijn moeder in de Oost het levenslicht zag, het oude Indië en met name Java, de overweldigende natuur in het Preanger-district waarin toen nog tijgers, luipaarden en neushoorns figureerden, zowel de hitte als de stortregens, de mystiek alom, het onderhuidse en ongezegde, de ondoorgrondelijke inlanders (inmiddels een taboewoord), het wel en wee van de Europese plantersgezinnen, het indolente gelummel op hun overdekte veranda's, de Maleise woordjes en uitdrukkingen, het kenmerkend trage tijdsbeeld, de fraai beschreven grandeur tijdens de belle époque in mijn geboortestad Bandoeng, de synchrone geschiedkundige feiten. Dat alles!
Twee dagen later toer ik naar begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam, ik wil de urn van Hella Haasse zien, aanraken, erbij zijn. Noem het rarigheid, sentiment of achting. Maar ook daar hou ik het niet geheel droog.




zondag 9 mei 2021

Herdersvolk

Daags na onze ontmoeting met de adder (zie vorig blogje) wandelden we opnieuw over de grote stille heide. Nu belandden we zomaar tussen een grazende schaapskudde. Een herderin en haar schaapshonden hielden juist pauze. Zij zag eruit zoals het hoort: boswachter-groene outfit, blozende wangen en een breedgerande hoed. De herderin - of dient men genderneutraal 'herder' te zeggen? - zat tussen de heidestruikjes met een van haar honden trouw aan haar zijde.
Nou ben ik niet zo tuk op praatjes in het wild, met haar was ik dat echter wel. Maar in hoeverre was dat hier gewenst? Herdersvolk lijkt me juist te bestaan uit figuren die eenzaamheid, rust en stilte zoeken, en zéker geen zin hebben in smalltalk met voorbijgangers. Beschroomd deed ik toch een poging.
'Mag ik u iets vragen?'
'Ja hoor.'
'Heeft u wel eens last van wolven?'
'Er loopt hier inderdaad wel een rond, ja. Maar echt last, nee. De schapen gaan ‘s nachts achter het hek waar stroom op staat. We doen wat we kunnen maar in de natuur kun je nou eenmaal niet alles regelen, hè.'
Daarna maakte ik nog een opmerking over haar mooie bordercollies en ook daarop reageerde ze prettig. Ten slotte wensten we elkaar een mooie dag.
Maar eigenlijk had ik haar nog veel meer willen vragen. Bijvoorbeeld of dit haar fulltime job was. Of ze misschien een idyllisch boshutje bewoonde, een doorzonwoning of juist een comfortabel appartement met een coole Mini Countryman voor de deur. Of zij immer solo was, of dat er in haar ledikant misschien ook een platvloerse IT'er of consultant lag te snurken. Of ze, als de schapen eenmaal veilig achter het stroomdraad zijn gestald, ook graag kroegen, feestjes of festivals bezocht. Of ze tijdens het schapenhoeden ook wel eens op YouTube of Instagram zat - per slot van rekening is anno 2021 niets wat het lijkt. Waar ik, kortom, vooral naar zocht was het antwoord op de vraag of een hedendaagse schaapsherder nog steeds zo’n romantische eenzaat is als ik hoop dat hij is. Of zij.

Door de harde wind is de conversatie helaas slecht te verstaan.

zondag 2 mei 2021

Venijn

Toen wij hem ontdekten lag hij lekker te zonnebaden, midden op een ruig zandpad, ergens op de golvende heide. We stonden erbij en keken ernaar; eerst ietwat geschrokken, later geobsedeerd en vol aandacht. Een adder is giftig, oppassen dus. Niet dodelijk voor een volwassene, maar in hoeverre dit venijn je gezondheid kan aantasten was mij niet heel duidelijk. Terwijl mijn begeleidster al cirkelend plaatjes schoot, vroeg ik me af hoe zo’n adderbeet zou aanvoelen. Zoiets als vijf wespensteken tegelijk? Gevolgd door koorts of een zwellend lichaamsdeel? Hoe dan ook, een snelle rit naar een eerste hulppost zou toch wel geboden zijn, leek me. Best beangstigend, zeker omdat het addergebroed inmiddels erg boos op ons was geworden, pisnijdig, sissend zelfs.
Zijn chagrijn ving aan nadat ik het serpent met behulp van een takje trachtte te verplaatsen naar een plek tussen de heidestruiken, wat hij natuurlijk als een bedreiging opvatte. Ik deed dat echter juist voor zijn eigen bestwil omdat-ie dwars op het zandpad lag. We hadden namelijk al eerder opgemerkt dat ook terreinfietsers zich deze route toe-eigenden. Overal op het zandweggetje waren de stoere bandensporen zichtbaar van in lycra gehuld fietsvolk. Zoals deze slang erbij lag zouden zij, wellicht verblind door hun fysieke inspanningen, dwars over hem heen crossen.
Jazeker, een adder is giftig. Maar terreinfietsers zijn gif voor de natuur als geheel. Misschien geldt dat inmiddels zelfs wel voor álle mensen die bos en hei bezoeken. Zelfs voor twee slaapwandelende pensionado’s, ofschoon het duo na deze ontmoeting weer klaarwakker was.

Dwars op het zandpad...


zondag 25 april 2021

Engelengezang

Er kan maar één dag de mooiste van het jaar zijn, en die is vandaag. Het is de dag dat ik mijn trouwe leger terracotta tuinpotten vul met allerlei schoons, een jaarlijks ritueel dat het leven op slag kleur geeft. Natuurlijk is het op deze dag immer mooi weer, want waarom zou je je tuintje optutten tijdens koude, wind of regen. Bovendien doe ik dit pas als ik me energiek en senang voel. 
Dús, op de dag dat alle zonnen hoog aan de hemel staan en engelengezang op mij neerdaalt, kar ik naar de plantjestoko, sla een paar zakken potgrond in en kies een zwikkie gezellig ogende lente- of zomerbloeiers. Weer thuis ga ik in mijn oude kloffie aan de slag, knietjes op de grond, handen in Moeder Natuur, zeg maar. De tuinpotten wordt verrijkt met omberkleurige aarde waar een organisch aroma uit opstijgt en daarna opgetuigd met campanula’s, vlijtig liesjes, lobelia’s of weet ik veel. Ten slotte bewater ik deze arrangementen ruimhartig en creëer er idyllische hoekjes mee her en der op mijn landgoed. Na al deze activiteiten neem ik - lichtjes nahijgend én een opkomende rugpijn negerend - plaats op een zeven-standen-tuinstoel, vul met mijn smoezelige en van rouwranden voorziene werkhanden een glas parelend bier, aanschouw het Hof van Eden, waarna ik zielsgelukkig het leven aan de borst druk. 
Mocht dit stukje tekst ietwat zoetsappig overkomen, herlees dan de openingszin en weet dat de overige 364 dagen minder zijn.

Kort filmpje zien over engelengezang? Klik HIER


zondag 18 april 2021

Laatste Prik

Afgelopen week werd ik gevaccineerd tegen het virus. Het ging snel: korte intake, vlugge administratieve handeling, prikje en ten slotte vijftien minuten wachten om te checken hoe het lijf reageert. Wat loopt alles hier toch soepel en gesmeerd, dacht ik tijdens dat kwartiertje terwijl ik mijn omgeving scande. Aangezien deze hele vaccinatieprocedure op leeftijd gaat, zag ik louter grijze dan wel kale hoofden. Groter was het verschil in gesteldheid. Waar ik de ene leeftijdsgenoot nog geschikt achtte voor een halve marathon, leken anderen klaar voor de Hoogovens.
De laatsten brachten me bij de vraag waarom dit soort priklocaties er nog niet zijn voor mensen die klaar zijn met hun leven. Ook dán kun je heel overzichtelijk en leeftijdsgewijs een lijst afwerken - uiteraard op basis van vrijwilligheid. Natuurlijk zal zo’n 'Laatste Prik'-locatie iets sfeervoller dienen te zijn: meer privacy, uitgebreidere intake, comfy divan in plaats van stapelstoel, gezellig bosje bloemen hier en daar, een fijn en zelf gekozen muziekje om bij in te slapen, prettige ambiance voor dierbaren, uitgelezen personeel en vooral minder haast, wat makkelijk kan want de toeloop zal echt niet reuze zijn. Net als vaccinaties tegen virussen bevordert die Laatste Prik het welzijn van de (oude of lijdende) mens en ontlast het de zorg.
Misbruik of wildgroei moet vanzelfsprekend te allen tijde worden voorkomen, maar wat of wie houdt ons verder eigenlijk nog tegen? Het idee dat de mens een uniek wezen is? Angst voor een glijdende schaal? De regering in Den Haag? De paus in Rome? De dominee op Urk? De influencer uit Mekka? Befaamde ethici als Peter R. de Vries, Ali B of Johan Derksen? Iemand anders? Nou, ík niet in ieder geval.

Persoonlijk voorstel voor een mooie, tevens treffende song om bij in te slapen, zie HIER.


zondag 11 april 2021

Bellissimo

Zopas heb ik nieuwe, door de RDW-goedgekeurde kentekenplaten op mijn autootje laten plaatsen. De oude werden (mij te) lelijk door steenslag en weersinvloeden. Ben ik een pietlut? Ja, zeker met auto’s. Ik erger me sowieso aan die geel fluorescerende Nederlandse kentekenplaten. Nu zijn tegenwoordig de meeste auto’s voorzien van grafkleuren, dus dat geel aan de voor- en achterkant vrolijkt de boel nog een beetje op, kun je zeggen. Maar mijn autootje hééft al een uitgesproken kleur en dan zijn die knalgele platen juist weer te veel van het goede. 
Analoog aan auto’s zijn kostuums voor heren. Ook die zie je vooral in treurtinten. Een opvallend gekleurde stropdas haalt zo’n mannenpak een beetje uit de misère. Maar als je een geel, rood of groen kostuum draagt, dan is een sobere stropdas juist weer de bétere keuze.
Italianen hebben natuurlijk veel meer gevoel voor bellissimo dan wij. Dat geldt - naast schone kunsten, mode en interieurs - zeker ook voor hun automobielen. Carrosserie-ontwerpers in dat land doen er dan ook alles aan hun creaties zo mooi mogelijk te presenteren, zonder storende elementen. Om die reden voorzagen ze in het land van de laars hun voertuigen aan de voorzijde van een klein, donker kentekenplaatje: esthetiek boven alles. Wij 'van boven de Alpen' hebben daar minder oog voor. Dus bedachten we voor ons wagenpark doodleuk nummerborden die menig autofront volledig om zeep helpen. 
Het was eigenlijk best begrijpelijk dat de voorouders van de Italianen - de Romeinen - ons noorderlingen destijds als barbaren bestempelden. Gezien onze kentekenplaten zijn we dat nog steeds.

Italiaanse schone (Ferrari Scuderia) met ingetogen
Italiaans nummerbord: bellissimo boven duidelijkheid.
Italiaanse schone (Lamborghini Aventador) met 'barbaars'
Nederlands nummerbord: duidelijkheid boven esthetiek.