zondag 27 december 2020

Gateway

Objectief bezien is de mens geen schoonheid. Lang en dun; kale huid, op wat vreemde toefjes beharing na; vier stakerige ledematen; een platte snuit. Vergelijk ons met een eekhoorn, zeeotter, poolvos, enzovoorts, en de conclusie zal zijn dat heel veel zoogdieren vanwege hun verhoudingen, rondingen, vachtstructuur en geprononceerde snuit, beter ogen dan wij. Het zal me dan ook niet verbazen als een intergalactische schoonheidscommissie een wrattenzwijn hoger beoordeelt dan Beyoncé. 
Gelukkig zijn 'we' veel inventiever dan onze mededieren. Zo bedachten onze voorouders een tweede huid, meestal van gedroogde vellen van andere soorten. In eerste instantie was dat tegen de koude, maar later ook voor de sier, zeker nadat we het naaigerei uitvonden en de weeftechniek onder de knie kregen. Dat kwam goed uit, want sinds we de goden ontwierpen zadelden zij, op hún beurt, ons op met allerlei doemscenario's en vooral veel zonden en schaamte. Dit zorgde er voor dat we ons kale, langwerpige lijf zedig zijn gaan bedekken dan wel camoufleren. Esthetisch gezien was dat maar goed ook, want, zoals gezegd, aan de natuurlijke schoonheid van een dolfijn, ocelot of dikdik kunnen we nooit tippen. Het enige wat echter tot op heden in het volle zicht bleef was ons platgedeukte smoelwerk, vooral met die paarsig omrande, op een snijwond lijkende inkeping die de gateway vormt van onze spijsvertering. Maar gelukkig was daar ineens Het Mondkapje. Zo jammer als die weer verdwijnt.






zondag 20 december 2020

Kitsch

De laatste jaren doe ik thuis niet meer aan kerstversiering. Ik word namelijk steeds kriegeliger van al die opsmuk. Bovendien gebiedt mijn autistische kant dat het relaxter is alles bij het oude te laten: je vertrouwde woonsferen, geurvlaggen en geluiden. Zelfs die kerstkaartenexpo, die menig huiskamer eind december siert, is mij te veel. Niet dat ik de feestdagenkitsch nu ineens categorisch afwijs, zeker niet, maar dan wel graag bij een ander thuis, in etalages, bij tuincentra of in suikerzoete teeveedecors. Bij mij echter slechts een paar extra waxinelichtjes, that’s it. Velen zullen het supersaai vinden. Hele hordes roepen immers dat het leven een feest is, maar dat je wél zelf de slingers moet ophangen. Leuk en aardig bedacht hoor, maar ikzelf zou dat toch graag ietwat bijstellen. Het leven is namelijk volkomen kut, ongeacht het aantal slingers dat je ophangt. Groot voordeel daarvan echter is dat een kutbestaan je onontkoombare levenseinde net zo licht verteerbaar maakt als een geprakte banaan. En alwéér blijkt het glas halfvol. Kutglas. 
Ik wens eenieder fijne feestdagen.

Hierbij een linkje naar een toepasselijk nummer van cabaretier/zanger/beeldend kunstenaar Jeroen van Merwijk: https://youtu.be/GBJi9VmpVfg

zondag 13 december 2020

TikTok

Vlakbij de basisschool bij mij om de hoek zag ik twee meisjes van een jaar of elf/twaalf synchroon een dansje doen. Een vrolijk gezicht; de meiden hadden er zo te zien lang op geoefend. Ingespannen smoeltjes met glanzende wangen en wild wapperende krullen. Dichterbij komend, zag ik dat ze een smartphone rechtop tegen een muurtje hadden geplaatst. Vermoedelijk filmden ze hun act óf ze kopieerden juist hetgeen ze op het schermpje zagen. Hoe dan ook, toen ze mij in de smiezen kregen staakten ze, lief en verlegen, geleidelijk hun vrolijke gehups waarna ze overgingen in aanstekelijk geproest, zoals alleen bakvissen dat kunnen. Best jammer, want meisjes - en jongens - mogen van mij overal dansen, hoe vaker hoe beter. Maar deze twee meiden waren daarvoor toch iets te bleu, wat op zich al hartveroverend is. Toen ik vlakbij was vroeg ik daarom met mijn allervriendelijkste gezicht alwaar menig kinderlokker terstond jaloers op zou zijn: ‘Hai kids, zeker iets met TikTok?’ (Een populaire dansapp, voor wie het niet weet.) De grietjes barstten tweestemmig uit in een opgewonden 'Jahaaaaaa’ waarna ze ineens toch weer hun schroom overwonnen en spontaan hun danspasjes hervatten. Kennelijk redeneerden ze nu zoiets als: Wow, die supercoole opa weet wat TikTok is, dús staan we hier niet voor aap en kunnen we chill verder met ons dansje. Nou ja, ik hoopte maar dat ze zo dachten. Want toen ik gepasseerd was hoorde ik ze achter mijn rug alweer proesten, zoals alleen bakvissen dat kunnen. 

Klik HIER voor een filmpje vol hippe dansmoves uit de afgelopen decennia.

zondag 6 december 2020

Big Brother

Het digitale tijdperk bezorgt ons technologisch snelle vooruitgang. Voor mijn persoontje blijkt dat onder andere uit de bekende muziek-streamingdienst die deze digikluns via zijn smartphone (pas sinds kort!) in gebruik heeft. Fijn, want tijdens autoritjes kan ik nu mijn zelf samengestelde hitparade, middels bleutooth, door de speakers van mijn karretje laten schallen. Aangezien ik de gratis versie van deze aanbieder gebruik, wordt mijn lievelingsmuziek nu en dan onderbroken door een reclameboodschap, maar daar is, vind ik, prima mee te leven.
In die hoedanigheid toerde ik op een duifgrijze ochtend als een glimlachende emoji door een stilaan winterse polder. Wat later stopte ik bij een benzinestation voor wat peut, tevens besloot ik er de bandenspanning te controleren. Dat laatste bleek geen luxe: er moest veel lucht bij. Maar al snel was ik weer lekker onderweg - favoriete muziekje erbij. Plots werden The Flying Burrito Brothers ruw onderbroken door een commercial die ik niet eerder hoorde. De boodschap (van een verkeersstichting of zoiets) was zorg te dragen voor een goede bandenspanning, want het kwam je veiligheid ten goede én je benzineverbruik. Verdomd, dat is wel héél toevallig, dacht ik. Maar dat was het niet, want zo'n tien minuten later hoorde ik dezelfde boodschap. En even later weer. Big Brother Is Watching You, wist ik nu zeker terwijl ik verwijtend naar mijn smartphone keek, en vond het meteen doodeng.
Toen ik later die dag, weer thuis, mijn mailbox opende, zag ik een berichtje van de betreffende muziek-streamingdienst. Vrij vertaald stond in de mail: ‘Je hebt vandaag een x-aantal minuten plezier gehad van onze gratis dienst. Misschien wordt het daarom tijd voor een abonnement. Dat geeft veel voordelen, waaronder geen reclame-onderbrekingen.’
Mijn tip is de term ‘vooruitgang’ uit de openingszin te lezen als 'voortgang'. 

Een van mijn favoriete countryrockbands 'van vroegah':
The Flying Burrito Brothers.
Hun sound horen (en meezingen met de lyrics)? Klik HIER






zaterdag 28 november 2020

Kierewiet

Mensen staan, zitten of lopen de godganse dag met gebogen hoofd op hun schermpje te turen: afhankelijkheid en verslaving ten top. Mag ik dat sneu vinden? Ja, dat mag. Vind ik. Maar sinds kort doe ik dat ook. Dat komt door een zopas geïnstalleerde app op mijn iPhoHuaSam G7 Gold Edition. Die app analyseert de vogelgeluiden die ik links en rechts waarneem en vertelt me om wat voor kwetteraars het gaat. Dus als ik in een mensluwe omgeving, waar ik graag vertoef, zoiets hoor als tsjepitsjietsjje-petietsjepetietie, dan vertelt die app mij dat ergens boven mijn kruin een goudhaantje zit. Of twietwietwiet-jippietjippie als het een puttertje betreft. Of tjinktjinktjink als het om een heggenmus gaat. Kortom, in plaats van vol verwondering en gelukzalige onwetendheid de natuur te observeren, of juist de schitteringen en gektes die het dagelijkse straatbeeld mij voorschotelt te doorgronden, zit ik nu - zoals vrijwel iedereen - met gebogen kop en strakgespannen nekspieren op mijn schermpje te turen teneinde mijn grijze hersencellen vol te plempen met belastende, ruimtevretende, kierewietmakende informatie die een mens kan missen als kiespijn. Dus ja, ik vind dat ik best sneu mag vinden. Vind ik. 

Goudhaantje zien en horen? Klik HIER

dinsdag 24 november 2020

Paraguay

Dit drieluikje over onbekende horizonten sluit ik af met Paraguay, ook al zo’n witte vlek op de wereldkaart. Ja, ik weet toevallig de hoofdstad bij naam en ook dat het, naast Bolivia, het enige land op het ganse Amerikaanse continent is dat niet aan zee ligt. Maar wat zich vooral in mijn moede hoofd heeft genesteld is dat na WO2 veel Nazi’s erheen zijn gevlucht - keurslager Josef Mengele was de bekendste. Waarom juist Paraguay? Laat ik een gokje wagen.
Je bent hartstikke fout geweest in een verloren oorlog. Je land ligt in puin, iedereen wijst met een beschuldigende vinger naar jou en als het tegenzit wacht je de strop of de kogel. Wegwezen dus! Met klotsende oksels raap je je Rijksmarken bijeen, pleurt het hoognodige in je koffer, pakt op een duister, half weggebombardeerd station de Eisenbahn richting Bremen of Hamburg en scheept in voor een overtocht op een roestige schuit naar een werelddeel waar die hele Scheisserei vrijwel aan voorbij is gegaan: Zuid-Amerika. Aldaar kom je uiteindelijk via omwegen terecht in een diepe uithoek ergens in het binnenland waar zich toevallig decennia eerder al een piepkleine religieuze Germaanse gemeenschap heeft gevestigd, wat je onzichtbaarheid vergroot: Paraguay. In dat verborgen land betrek je een stulpje in het groen en hou je je zoveel mogelijk gedeisd. Wat je dan nog rest is achterdochtig over je schouders kijken totdat je de pijp uitgaat, wat vermoedelijk uiterlijk 2020 zal hebben plaatsgevonden. Zum Wohl!
Voor iets meer feitelijke kennis betreffende Paraguay verwijs ik graag naar Wikipedia.

Wist ik niet: de Paraguyaanse vlag verschilt weinig van de onze.


vrijdag 20 november 2020

Madagaskar

Lemuren leven nergens anders dan op deze reusachtige eilandstaat die ten oosten van Afrika in de Indische Oceaan dobbert. Zonder zoekwerk kom ik echter niet veel verder met mijn kennis over Madagaskar. Hoofdstad, staatsvorm, religie(s), producten of specialiteiten, voor mij allemaal dikke vraagtekens. Woont men er nog in lemen hutjes of inmiddels in penthouses met een Tesla in het souterrain? Zijn er snelwegen, treintrajecten, universiteiten? Is er honger en armoede of kan men er ook terecht bij McDonald’s en de Apple Store? Nooit lees ik iets over rampen of oorlogen, gelukkig niet, maar ook niets over successen. Neemt Madagaskar wel eens deel aan grote sporttoernooien of aan een VN-vredesmissie? Heeft het (ei)land ooit een bekende inwoner voortgebracht? Niets, nada, nul, weet ik. En het zou me niet verbazen dat deze onwetendheid voor nagenoeg iedereen geldt. Sterker nog: ik denk dat de gemiddelde Nederlander meer bekend is met de linksback van Top Oss dan met dat reuzeneiland in de Indische Oceaan. Niks ten nadele van die linksback, maar het zegt wel iets over onze beperkte blik, vergoelijkend ook wel 'de menselijke maat' genoemd.
Terug naar de lemuren, mijn enige kennis over Madagaskar, zij behoren tot de orde der halfapen. Primaten, zo hebben wijze wetenschappers ooit bedacht, zijn namelijk te verdelen in drie categorieën: halfapen, apen en mensapen. Wijzelf vallen in de laatste categorie, lemuren juist weer in de eerste. Goed beschouwd is dus zowel de lemuur als de mens een soort net-niet-aap. Dat schept een band. Lemuren en de linksback van Top Oss kunnen elkaar daarom gerust de hand schudden. Het liefst in het wild. En dat kan dus alleen op Madagaskar.

Ringstaartmaki's zijn wellicht de meeste bekende lemurensoort.
Foto: Beekse Bergen.


maandag 16 november 2020

Bosnië Herzegovina

Soms heb ik de onbedwingbare behoefte met mijn kennis te koop te lopen. Zo ook nu, want wie weet dat Oostenrijk ruim honderd jaar geleden nog aan de Adriatische zee lag en derhalve een fraaie en zeer lange kustlijn bezat? Tromgeroffel: moi
Nu ik toch zo egostrelend bezig ben met nutteloze weetjes over kustlijnen: zeer weinigen weten dat het bergachtige Bosnië Herzegovina voor een lachwekkend klein deel aan zee ligt. Pak daarom de kaart van dit zwaar bevochten Balkanland er maar ‘ns bij en ontdek dat het, jawel, maar liefst 22 kilometer kust bezit. Het heeft daarmee de een na kortste waterlijn van alle aan zee grenzende naties - alleen Monaco’s oever is korter. Best een ludiek gegeven dat een land dat groter is dan Nederland, slechts een kustlengte heeft vergelijkbaar met die van Rottumerplaat. Bosnië Herzegovina is als een obese badgast met één teen in het water. 
Afijn, aan die Bosnische mini-kust ligt slechts één stadje: Neum. Het badplaatsje is een, voor de meeste Europese toeristen, verborgen pareltje. Het schijnt daar bijzonder goed toeven vanwege de Adriatische geneugten plus het wel heel vriendelijke Bosnische prijsniveau vergeleken met dat van het populaire vakantie- en buurland Kroatië. Maar deze kennis had ik natuurlijk beter voor mezelf kunnen houden opdat iedereen er wegblijft. Helaas besliste mijn openingszin anders.  

Filmpje zien van Neum, de enige kustplaats van Bosnië Herzegovina? Klik HIER




woensdag 11 november 2020

Bipolair

Op een zeldzaam fraaie novemberdag dwaalden mijn begeleidster en ik over een stille Elspeetse heide. Leeuweriken buitelden in de lucht. Maar plots werd de rust gewelddadig verstoord door een wentelwiek die met ontzagwekkend geraas boven de boomtoppen opdook en vervolgens dreigend laag over ons heen scheerde. Terstond verkeerde ik in een mij kenmerkende spagaat. Vanwege mijn bipolaire gemoed hou ik bijvoorbeeld zowel van de stille heide als van vliegend oorlogstuig. Tsja. Zodoende stond ik ineens manisch tegen mijn begeleidster te krijsen - ook vanwege het motorlawaai - dat het een Apache gevechtshelikopter betrof om vervolgens als een zenuwzieke nerd al diens functies en eigenschappen op te sommen. ('Wauw, zie je die rakethouders...?') Als ik lid van de Taliban was dan lag ik nu diep weggedoken tussen de dopheide en het pijpenstro mijn angstplas op te houden. Maar goddank had ik geen kwaad geweten en begon ik zelfs kinderlijk spontaan te zwaaien naar de twee duidelijke zichtbare mannetjes in hun cockpit. Zei ik mannetjes? Fout, het konden natuurlijk ook twee vrouwtjes zijn geweest, want die tref je heden ten dage vaker aan achter een stuurknuppel dan achter een vuilniswagen, waaruit maar weer ‘ns blijkt dat vrouwenemancipatie ietwat selectief verloopt, maar dat geheel terzijde. Afijn, de twee achter elkaar zittende piloten (m/v) zwaaiden jammer genoeg niet terug. Logisch wel, ze waren - luttele meters boven de grond - ongetwijfeld druk in beslag genomen door technische dan wel strategische besognes. Het maakte me weinig uit, het kind in me was geheel bevredigd door deze spectaculaire ontmoeting midden op de (kort daarvoor nog stille) heide. Helaas waren de leeuweriken nu gevlogen.

Apache AH-64 gevechtshelikopter boven heide bij Elspeet.
Foto: Carla Broeders


vrijdag 6 november 2020

Writer's block

Langs de haven van het oude Zuiderzeestadje zitten twee oude mannen op een bankje. Dat doen oude mannen graag: op een bankje zitten, het leven doornemen of zwijgend rondkijken. Even later passeert een andere oude man het bankje. Hij komt van de waterkant en heeft een vishengel in zijn hand. De drie kennen elkaar, ze groeten. ‘En, wil ‘t wat?’ hoor ik een van de mannen op het bankje zeggen tegen de man met de vishengel. Vind ik mooi: aan een hengelaar vragen of ‘t wat wil. Veel mooier dan bijvoorbeeld ‘nog wat gevangen?’ of ‘bijten ze vandaag?’ Da’s te omslachtig, te veel info ook.
Wil ‘t wat? Misschien is het typisch West-Friese woordkeus, de regio waar dit zich afspeelt. Het werd zojuist immers ook in dat dialect uitgesproken: ietwat zangerig met een uitglijer omhoog aan het einde van de zin. Misschien vraagt in deze streek de anesthesist het ook aan de chirurg terwijl die geconcentreerd bezig is een tumor weg te snijden: Wil ‘t wat? Mogelijk vraagt in deze contreien de hoer het aan de klant terwijl die amechtige pompbewegingen op haar ligt te maken: Wil ‘t wat? Wie weet vraagt in dit gewest de eindredacteur het aan de met een writer’s block dan wel deadline worstelende columnist: Wil ‘t wat?
Jazeker, ‘t wil wat.

zaterdag 31 oktober 2020

Vouwbeen

Wie gebruikt er tegenwoordig nog een vouwbeen of weet überhaupt wat dat is? Zo jammer dat-ie uit beeld is geraakt, want ja, wie schrijft of ontvangt tegenwoordig nog papieren post? Zelf zou ik graag mooie brieven of kaarten ontvangen, maakt niet uit van wie. Ik stel me dan zo voor dat mijn butler me begin van de middag de binnengekomen post komt brengen, op een zilveren schaaltje. Vervolgens zou ik er echt voor gaan zitten; kopje thee erbij met een mariakaakje of, indien het later op de dag is, een glaasje oude port. Én een vouwbeentje natuurlijk, waarmee ik de enveloppen stijlvol open, vouw of juist gladstrijk. Vanzelfsprekend leg ik de rekeningen en andere zakelijke post meteen terzijde. Maar vol aandacht lees ik over het wel en wee van familieleden, vrienden en geliefden. Zo interessant om te weten hoe het met mijn verre neef in Swaziland gaat. Of met die lieve correspondentievriendin uit Sint-Michielsgestel die mij in groot vertrouwen bijpraat over haar zielenroerselen. Of die stille aanbidster uit Anna Paulowna wiens brieven altijd zo heerlijk geuren naar zondoorstoofde tijm en lavendel. Terwijl ik de gloedvolle post tot me neem, brengt mijn butler mij een tweede glaasje port waarna hij het open haardvuur nog ‘ns lekker voor me oppookt. Ach, wat moet een romanticus zonder ritselend papier en gepolijst vouwbeen? En zonder butler.

Vouwbeentjes zijn er in allerlei vormen en materialen:
kunststof, hout, (edel)metaal, been of ivoor.



maandag 26 oktober 2020

Kapitein Haddock

Vanwege fysiek ongemak toog ik naar de huisartsenpraktijk. Dit keer zou ik geconsulteerd worden door een arts in opleiding, werd me bij de afspraak verteld. Een jong ding liet me dan ook binnen en stelde zich voor. Nadat ze had gedaan wat ze moest doen – mij bepotelen – startte ik een luchtig praatje.
‘Arts in opleiding; hoe lang duurt je studie nog,’ vroeg ik terwijl ik me weer aankleedde.
‘Nog anderhalf jaar, dan ben ik legerarts,’ vertelde het jonge ding.
‘Legerarts? Zozozo’ klonk ik als een sleetse kerstman, ‘Maar dan ben je nu dus al militair?’
‘Klopt,’ zei het jonge ding.
‘Vaandrig of inmiddels luitenant,’ vroeg ik, want dat zijn aankomend legerartsen bij mijn weten.
‘Ik ben al kapitein hoor,’ zei ze met een trots lachje.
Duizend bommen en granaten, gierde het Haddockiaans en met veel uitroeptekens door m'n kop. Ik weet nog dat ik als dienstplichtig soldaat van pakweg twintig lentes enorm opkeek tegen een legerkapitein – zo’n addergebroed met wel drie sterren! Zo’n bliksemse, donderse, doortrapte Basji-Boezoek was destijds iemand van middelbare leeftijd met veel gezag, een snor én Korea-ervaring. Zo'n donderbomse knuppel die een hele compagnie aanvoerde, pakweg 150 man. Zo’n gekielhaalde blaaskaak die je soms op rapport riep en pittige straffen uitdeelde als je uitrusting niet op orde was of als je te laat van verlof terugkwam. En nu bleek dit jonge ding, deze duvelse zoetwatermatroos, die makkelijk mijn kleindochter had kunnen zijn, reeds legerkapitein!
Jaren ouder verliet ik de huisartsenpraktijk.



dinsdag 20 oktober 2020

Ina Adema

Naderend over het bospad zag ik in de verte twee vrouwen op een bankje zitten. Zo te zien genoten ze met volle teugen van de oktoberzon, hun gezichten half omhoog. De meest rechtse dame hield haar handen voor zich met de palmen naar boven, alsof ze elke vitamine Deetje wilde opvangen. Nee wacht, het leek meer alsof ze Vader Zon aanbad. Maar dat viel allemaal erg mee, want dichterbij gekomen hoorde ik de twee ginnegappen als bakvissen. Nóg dichterbij gekomen herkende ik in de linkse dame onze burgemeester, Ina Adema. Nou ja, op moment van schrijven was ze dat net niet meer, want mevrouw Adema was zojuist gepromoveerd tot commissaris van de Koning in Brabant. Ze ging dus aanstonds verhuizen en mijn stad verlaten. Jammer, want ze was erg bekwaam en geliefd, heb ik begrepen. Maar ja, commissaris van de Koning is wellicht een te mooie promotie om te weigeren. Bovendien woont haar levenspartner, Carolien, in Den Bosch, had ik ergens gelezen, dus ja, dan is Brabant zo gek nog niet. Maar wacht eens even, dan was die andere vrouw op het bankje vast Brabantse Carolien, degene die lacherig haar handpalmen in aanbidding van de zon omhoog hield.

Thuis gekomen deed ik meteen onderzoek naar mijn ex-burgemeester waarbij ik uit de krochten van het internet als bonus ook 'haar' Carolien kreeg voorgeschoteld, die ik meteen herkende. Het leken me beiden erg leuke dames. Ik hoop dat het stel nog heel lang en heel vaak samen op een bankje van de zon mag genieten. Waar of in welk ambt dan ook. 

Links Ex-burgemeester van Lelystad, Ina Adema, inmiddels commissaris 
van de Koning in Brabant. Rechts Carolien. Tussen hen in prins Carnaval.
(Foto Omroep Brabant)


dinsdag 13 oktober 2020

Stoelgang

Kortgeleden werd mij gevraagd een postoel in elkaar te zetten. Eerlijk gezegd had ik nog nooit van een postoel gehoord; het synoniem 'toiletstoel' zei me meer. Goed dat ze er zijn trouwens, want met een postoel naast het bed hoeft een immobiel persoon, niet (meer) in hoge nood naar de wc te strompelen. Een bedpan of luiers zijn de alternatieven, maar dat stadium stel je begrijpelijkerwijs zo lang mogelijk uit. 

Betreffende stoel kwam in onderdeel uit een doos, waarna ik als IKEA-slaaf aan de gang ging. Plaats van handeling was de aanleunwoning van een licht dementerende, oude vrouw die bovendien nauwelijks kon lopen. Zij zat op deze regenachtige zondagmiddag in haar woonkamer naar haar treurbuis te kijken terwijl ik in de beslotenheid van haar belendende slaapkamertje de postoel in elkaar schroefde. Na het nodige gezweet en gezucht mijnerzijds, stond er uiteindelijk een verrijdbare stoel waarop (of waarin?) iemand die niet meer zo makkelijk rondhuppelt, zijn of haar behoefte kon doen. Vervolgens ging ik, teneinde de stevigheid van deze constructie te testen, er zelf op zitten - er was toch niemand die me zag. Zo zat ik, op een verregende Dag des Heeren in een zijkamertje van een aanleunwoning, enkele seconden voor me uit te staren op een spiksplinternieuwe postoel. Maar dat was lang genoeg voor een riant zicht op de menselijke gangen: opgang, voortgang, neergang. En stoelgang.





dinsdag 6 oktober 2020

Consequent

Wie als Nederlander San Fransisco of Arizona op z'n Amerikaans uitspreekt, dus iets als Sènfr’nsisco of Èwrizone, loopt kans voor aansteller te worden uitgemaakt. Of voor iemand die hoognodig wil uitdragen dat-ie kosmopoliet is. ‘Doe normaal en spreek Arizona gewoon uit als Arizona, net zoals iedereen hier!’ De bijzin is veelbetekenend, want eigenlijk wordt bedoeld: volg de kudde. Maar de kudde is onnavolgbaar. Want wie bijvoorbeeld Utah of Houston niet uitspreekt als Joetà of Joest'n maar op z'n janboerenfluitjes, kan direct op hoongelach rekenen. Hij of zij laat hiermee immers ongewild merken géén wereldburger te zijn maar een boertige heikneuter, wat ook al geen aanbeveling is. Conclusie: Arizona moet je op klompen uitspreken, maar Utah op cowboylaarzen. Tamelijk inconsequent dus, met gevolg dat je op eieren loopt, ongeacht je schoeisel. 

Een tijdje terug passeerde ik, van achteren komend, een wandelaar op het fietspad. Hij schrok toen ik hem inhaalde en riep me woedend na: ‘Heb je geen bel of zo!’ (Nogmaals: hij wandelde op het fietspad!) Maar een paar dagen later gebruikte ik - wijzer geworden - in exact dezelfde situatie wél mijn fietsbel. Toen ving ik echter heel andere geluiden op: ‘Ja ja, rustig maar, je kan er toch makkelijk langs? Lul!’ 

Het is in onze samenleving kennelijk niet alleen vaak op eieren lopen, maar ook fietsen. Gek genoeg kun je dat nu juist wél consequent noemen.

woensdag 30 september 2020

Barbie

Vroeger, toen geluk nog heel gewoon was, was ik korte tijd lid van de plaatselijke tennisvereniging. Op die club hupte een woest aantrekkelijke Barbie rond. Soms lonkte ik naar haar, hopende dat ze, onderwijl met een roze tongpuntje haar gretige lippen aflikkend, op me af zou stappen en met een hese stem zou zeggen: ‘Hi there, zeg, ik zag je kijken en ja, ik heb zin in je. Kom mee naar de kleedkamer, er is daar nu niemand...’ Denk aan porno uit de seventies met bonte jarretels en Magnum-snorren, niet toevallig de tijd waarin deze fantasie mij overviel. Helaas pindakaas, als vanzelfsprekend bleef het bij luchtfietserij. Barbie was immers een populair verenigingslid, behorend tot de incrowd. Ik daarentegen, sloeg af en toe een schuchter balletje op baan elf. Kortom, ik was geen partij voor dit, in de perceptie van een hitsige twintiger, van seks sijpelende mokkel.
Vele jaren later, mijn racket bungelde al lang aan de wilgen, zag ik haar regelmatig passeren in mijn polderdorp. Zodoende constateerde ik hoe ze - ooit Barbie, later milf - op een mooie manier verrimpelde naar een gedistingeerde seniore dame. Totdat onlangs haar foto in de regiokrant prijkte. Een schok, want die foto stond ingekaderd bij haar overlijdensadvertentie. Te oordelen naar dat bericht moet ze een schitterend mens, lieve echtgenote, moeder en grootmoeder zijn geweest die haar ziekte 'moedig had gedragen'. Tevens was ze een zeer gewaardeerde buuf, want in een separaat krantenbericht uitten ook haar buurtgenoten hun verdriet en gemis. 
Vergankelijkheid is een mooi gegeven. Buiten is het herfst. Barbie is dood. Ik tennis al eeuwen niet meer, ook niet op baan elf. En porno uit de seventies is nu toch vooral om te lachen.

woensdag 23 september 2020

Nekhernia

De zomer van 2020 leek eindeloos. Het liep al richting oktober toen ik naar het strand fietste voor een allerlaatste, frisse duik in het Markermeer om daarna op mijn strandlaken te genieten van een warm vitamine D bombardement. 
Enkele meters links van mij bevonden zich twee mannen: een koppel, leek mij zo. De ene had een donkere huidskleur, een gladgeschoren schedel, gebeeldhouwde tors en vanonder was hij gestoken in strakke jeans. De andere was een buikige Batavier met zijn blond baardje en harige lijf, hij droeg een zwembroek. De twee converseerden gezellig in het Engels. Wat me het meest aan hen opviel was de hardware die ze links en rechts op het zand hadden uitgestald: professioneel ogende fotoapparatuur, een keukenkrukje en een bonte verentooi die zo kenmerkend is voor indianenopperhoofden. De verklaring kwam spoedig.  
De Batavier liep met het keukenkrukje in de hand het water in tot daar waar het zo diep was dat het krukje nipt onder het oppervlak verdween. Intussen zette de donkere man de imposante indianenhoofdtooi op z'n knar en waadde ermee, nog steeds gestoken in die strakke jeans, naar de plek waar het nu onder water verdwenen krukje stond. Daar stapte hij op het krukje en richtte zich op waardoor het leek of hij óp het water stond - denk aan een donkerbruine Jezus met een verentooi op zijn hoofd. Het was zowel absurdistisch als schitterend. Vervolgens nam hij geroutineerd een Apollo-achtige pose in. De Batavier had inmiddels een forse camera gepakt en fotografeerde daarmee zijn 'op het water staande' model vanuit verschillende ooghoeken maar altijd wel zo dat de lage septemberzon de gespierde tors van dit zwarte Apolliaanse opperhoofd met magisch strijklicht aftekende. Het was, zacht uitgedrukt, een niet alledaags schouwspel daar aan het strand van mijn polderdorp. Menig nieuwsgierige badgast liep dan ook een nekhernia op. Ikzelf zocht het antwoord in een bijzonder kunstproject of misschien iets artistieks voor Instagram. Hoe dan ook, de twee vrienden hadden volkomen schijt aan de lacherige blikken van onbegrip onder de strand-bourgeoisie en gingen onverstoord verder met hun fotosessie in het water. Toen ze klaar waren ruimden ze hun uitdragerij weer in waarna ze kalmpjes en voldaan vertrokken op twee volbepakte hipsterfietsen. In hun achtergelaten leemte bleef ik nog lang naar de kim van het Markermeer turen. De eindeloze zomer van 2020 leek nu toch echt ten einde.



woensdag 16 september 2020

Actieradius

Op een mooie nazomerdag zat ik op het terrasje van een gezellige uitspanning in het Gelderse gehucht Speuld. Wachtend op mijn bestelling raakte ik aan de praat met een oude man die anderhalve meter verderop achter een kop koffie zat. Nou ja 'zat', de man hing als een zak zand in zijn scootmobiel; in hem zat weinig beweging. Ook was hij moeilijk te verstaan. Dat lag een beetje aan zijn Veluwse accent, maar veel meer aan zijn spraakvermogen. Met zichtbare moeite vertelde hij hoe hij vorig jaar twee herseninfarcten had doorstaan, dat zijn ene been 'niks meer deed' en dat 'de vrouw weg was'. Maar hij woonde nu in een verzorgingshuis in Ermelo en daar was hij vol lof over. ‘Ze zorg'n goed voor me, het eten is uitstek'nd, elke dag wel vijf gang'n!’ Hij zei ook dat het verblijf in dat tehuis al z’n spaarcentjes kostte. ‘Maar ik kan toch niets meenem'n,’ klonk het met een lachje. Daarna weidde hij uit over zijn scootmobiel en hoe hij vanuit Ermelo over de fietspaden hier naartoe was getoerd. ‘Hij haalt tachtig kilometer.’ Even schrok ik van die snelheid, wat oerstom was want hij doelde natuurlijk op de actieradius. ‘Veertig heen en veertig terug kan-ie, m'neer.’
‘Kom,’ zei hij daarna zijn kopje trillerig op tafel terugzettend, ‘ik ga op huus an. Wens u nog een fijne dag. En g'niet van het mooie weer.’
Dat probeerde ik.

dinsdag 8 september 2020

Uniformiteit

Iedere man is zuiver en oprecht, maar zodra hij een ander ontmoet begint de hypocrisie. Zo luidde, vrij vertaald, een uitspraak van Ralph Waldo Emerson, de invloedrijke Amerikaanse essayist en denker uit de negentiende eeuw. Ik vrees dat hij gelijk had. Bij ontmoetingen wordt immers altijd enige aanpassing gevraagd die de zuiverheid doet wankelen. Kleine kinderen, hysterici en geestelijk gehandicapten hebben er geen last van, maar verder vermoed ik dat niemand voor honderd procent zichzelf is in gezelschap. Men is dan dus minder 'echt'.
Zuiverheid ontdek ik bij mezelf daarom slechts als ik solo ben. Heel fijn, maar solo kan ook best eenzaam zijn. Daarom fantaseer ik soms dat er een kloon van mezelf bestaat. Iemand die volkomen eender is. Lijkt me bijzonder prettig. Met hem kan ik geheel mezelf blijven - zuiverheid in optima forma. Hij kent immers dezelfde lusten en lasten; talenten en zwaktes; heeft dezelfde (wan)smaken, humor of fantasieën; is geïnteresseerd in gelijke onderwerpen. Op een terrasje bestelt mijn kloon natuurlijk hetzelfde als ik waarna we in verbondenheid keuvelen of juist zwijgen. Zuiverheid, oprecht jezelf zijn, geen enkel geheim of verborgenheid en tóch met een ander, wie wil dat niet?
De grote schepper, in wie toch verrassend veel slimme mensen geloven, heeft een enorme stommiteit begaan door individuen te ontwerpen. Dat lijkt mooi en voorziet het leven zeker van jeu, maar al die verschillende individuen zorgen vroeg of laat op zijn minst voor een beetje wrijving, steeds vaker meer dan ‘een beetje’, vooral als het om miljarden exemplaren gaat. Hoogste tijd daarom voor een en dezelfde mens, voor klonen dus, want ik denk dat uniformiteit - alle neuzen één richting uit - de enige redding is voor de mensheid én Moeder Aarde. Voorwaarde is wel dat wetenschappers mij als uitgangspunt nemen, anders lijkt het me helemaal niks.

Ralph Waldo Emerson (1803-1882).
De Bostonian stond zeer positief tegenover
alleen zijn, hoewel hij groot verschil maakte
tussen solitude en lonelyness.
O.a. Nietzsche werd later sterk door zijn
ideeën beïnvloed.
(Foto & bron: Wikipedia)


donderdag 3 september 2020

Camp

Moe en hongerig stopten we na een lange reisdag ‘s avonds bij een achteraf gelegen hotelletje. We kregen er te horen dat men nog één kamer beschikbaar had. (Bijna alle kamers, bleek later.) Ook was de keuken nog open. We twijfelden. Vanuit de kleine lobby om ons heen kijkend, zagen we louter oubolligheid en achterstallig onderhoud. Maar ja: moe en hongerig. Gelukkig bleken het snel opgediende avondeten en de bedden prima.
De volgende ochtend ontdekten we in een sfeerloos ontbijtzaaltje, op een prominente plek aan de muur, een Delfts blauwe tegel met de tekst: ‘Wie Niet Waagt Wie Niet Wint’. Regelrechte camp, meenden we. Zeer geslaagd bovendien, want wie anno twintigtwintig deze spreuk zo pontificaal in zo'n ambiance durft te presenteren verdient de Nobelprijs voor Ironie. Toch herzagen we ons idee van camp weer snel. Het belegen tegeltje paste immers naadloos tussen de andere oude meuk in het hotel. Niks geen dubbele bodem!
Hoe dan ook, het lekker allitererende gezegde wie niet waagt wie niet wint mag door zijn sleetsheid onbedoeld ironisch klinken, het is nog altijd de harde waarheid. Als niemand iets had gewaagd dan leefden we nog steeds in grotten. Zo kun je ook stellen dat wij best wat waagden door in dit treurig ogende hotelletje de nacht door te brengen. Maar als bonus kregen wij de volgende ochtend dit schitterend gedateerde, ontroerende muurtegeltje voorgeschoteld. Pure winst.

donderdag 27 augustus 2020

Hamburgers

Het was een kleine cabinelift. Hij zou ons naar de top brengen. We stapten in, samen met een ander stel. Duitsers. Ze zaten recht tegenover ons, een span van middelbare leeftijd. Ze hadden goede spullen: gave bergschoenen, lichtgewicht wandelstokken en ander moois dat geschikt was voor tochten door ruw terrein. Ook droegen ze veel coolere mondkapjes dan wij.
Elkaars ogen vorsend, raakten we halverwege onze stijging aan de praat. Hamburgers waren ze, dat wil zeggen dat ze uit die stad kwamen. Bij Hamburg moet ik altijd aan de Reeperbahn tijdens mijn diensttijd denken én aan de voetbalclub HSV. Het eerste leek me geen geschikt onderwerp, dus zei ik in mijn beste Duits: ‘Ahh, Hamboerk, Ha-eS-Vouuwww!’ Dat bleek een voltreffer, want de man was groot fan van die club, ooit een topploeg maar inmiddels weggezakt naar lagere regionen. Iets waar hij behoorlijk de smoor over in had, lichtte zijn vrouw lachend toe. Aangezien wij Holländer waren, leek het hem nu kennelijk wel aardig om over Raphael van der Vaart te beginnen, de Nederlandse voetballer die in zijn hoogtijdagen een tijdje voor deze Duitse club uitkwam. ‘Ahh ja, das war einmal,’ zei ik, opnieuw in mijn beste Duits.
Op het bergstation aangekomen, namen we afscheid van elkaar. Onze mondkapjes mochten weer af. Blij toe, want ze waren lang niet zo cool als die van de Hamburgers.



zaterdag 22 augustus 2020

Wild Tales

Je mag het niet hardop zeggen, maar wraak is verrukkelijk. Wanneer een ellendeling (m/v) je iets flikt, dan is het uiterst bevredigend hem of haar flink terug te pakken. Hollywood is met dit thema groot geworden; bitter- en zoetheid blijken een aangename en lucratieve mix. Officieel is wraak echter meestal niet toegestaan. Ik geloof zelfs dat het pakweg tweeduizend jaar geleden is afgekeurd door een goddelijke boodschapper (iets met de andere wang toekeren, de lieverd). Maar een andere vermeende hemelse gezant maakte van wraak en vergeldende straffen juist weer zijn corebusiness, wat anno nu soms nog is te merken. En misschien zit het wel in ons allen ingebouwd. Het is dan ook niet zo heel vreemd dat zelfs de meest zachtaardige ziel wel eens behoefte heeft aan wraakneming, al is het maar in fantasie. Gelukkig kan men daarvoor ook terecht bij de speelfilm Wild Tales. De Spaans-Argentijnse productie scoorde zeer verdiend een Oscar-nominatie. Wild Tales betreft eigenlijk zeven korte films die weinig met elkaar van doen hebben behalve dat de hoofdfiguren slachtoffer zijn van door anderen aangedane tegenslag en vervolgens op daverende (!) wijze reageren op dit onrecht of op het systeem dat dit onrecht faciliteert. De ene keer lukt dat beter dan de andere, maar de kijker wordt in ieder geval getrakteerd op inktzwarte, schrijnende, maar ook kolderieke en absurde situaties die voortkomen uit wraakverlangens. En wie kent die niet, soms? Aanrader dus.

Trailer zien? Klik HIER

woensdag 19 augustus 2020

Edelweiss

Een cabinelift bracht ons zojuist naar de top. Nu staan we met onze wandelschoenen in de Tiroler sneeuw. In het lieflijke dal ver beneden ons was het zonet nog zomers warm, maar op deze hoogte overheerst verkwikkende frisheid. Om ons heen de andere drieduizenders met hun besneeuwde pieken. We voelen ons nietig en ademen de pracht van deze grootse en verstilde bergwereld in. We zijn hier niet de enige toeristen, maar gelukkig is het rustig. (Dank, o gij machtig virus.) Iets verderop staan groepjes gezond ogende, welvarende mensen. Sportief volk, zeg maar. Zij maken foto’s of gooien sneeuwballen, net als wij. Ze lachen hun witte lach, laten hun konen gloeien. Kinderen maken een sneeuwpop; nergens een wanklank, slechts een door natuur gedempte stilte.
Om dit beeld ietwat te verduidelijken moet je eigenlijk even de Haagse Schilderswijk of het Utrechtse Kanaleneiland voor ogen hebben. Welnu, stel je daarna het tegenovergestelde voor en je bent weer in 'onze' Tiroolse regio met zijn almen en bergtoppen, zijn edelweiss en bergmarmotten. Iedereen is hier wit en spreekt een Indo-Germaans taal; niemand schreeuwt of rapt; nergens schotels; de seksen zijn gelijkwaardig; een schattig spits kerktorentje is de enige religieuze uiting; jeugd rijdt rond op ATB's en niet op scootertjes; geen mens rochelt, spuugt op de grond of dumpt afval; nergens etnische onvrede, boosheid of misdaad. Kortom, van een multiculturele samenleving heeft men hier nog geen last. Ik gun de bewoners dat het zo blijft. En ook hun gasten. Ons dus.

Bovenop de Gaislachkogel. 


vrijdag 7 augustus 2020

Het paradijs

Van jongs af aan had ik hier al willen zijn, eindelijk is het zo ver: ik reis momenteel door de Stille Zuidzee. Met vliegtuigjes, schepen, huurauto’s en een zeekano hop ik tussen grote en (piep)kleine eilanden. Het paradijs op aarde waar de kleuren smaragd, jade, turquoise, kobalt en aquamarijn voortdurend in elkaar vloeien. Me lavend aan klappermelk, ananassen, pisangs, zeevruchten, blote tieten en rieten rokjes.
Natuurlijk reis ik niet echt, ik zou wel gek zijn. Nodeloos reizen - toerisme dus - is een hopeloos achterhaald concept. In plaats daarvan zit ik in een makkelijke (tuin)stoel en lees ik De Gelukkige Eilanden van de vermaarde reisschrijver Paul Theroux. De Amerikaan brengt de wereld naar je toe, dus waarom moeilijk doen. Wat mij tijdens 'mijn' trip het meest bevredigt is dat Theroux de Stille Zuidzee presenteert zoals ik al vermoedde hoe het er in die regio momenteel aan toegaat. Hij bevestigt namelijk dat het e-nor-rum tegenvalt. Jazeker, Nieuw-Zeeland, Australië, Nieuw-Guinea, Vanuatu, Solomon, Fiji, Tonga, Cook, Samoa, Tahiti, Paaseiland, Hawaii en al die andere eilandengroepen of atollen in Melanesië, Micronesië en Polynesië, ogen zonder meer paradijselijk. Helaas zijn ze sterk vervuild en hun bewoners niet altijd oké. Alcoholisme, overgewicht, geweld, racisme en discriminatie (kennelijk toch geen witte privileges), godsdienstwaanzin dan wel ridicuul bijgeloof, grove aantasting van flora en fauna, lamlendigheid, hebzucht, een keihard klassenstelsel, et cetera, zijn er troef. En over hun bezoekers - toeristen, cruisepassagiers - kun je maar beter helemaal zwijgen. Daarom is het zo fijn door dit paradijs te reizen zonder er te zijn. Een beetje avonturier weet dat.

zondag 2 augustus 2020

Hommage

Ooms en tantes, ik had er veel. Een letterlijk bonte stoet aan types en persoonlijkheden. Gelukkig heb ik geen slechte herinnering aan al die ooms en tantes. Dat het anders kan bewijzen de literatuur én de ervaringen van anderen: het barst van de foute ooms en gemene tantes. Ik zal dus wel geluk hebben gehad, want al mijn tantes waren min of meer lief dan wel hartverwarmend en mijn ooms grappig, interessant of anderszins bijzonder. Ach, het zal te maken hebben met persoonlijke beleving, perceptie dus, zo ook in geval van ooms en tantes. Sommige van mijn ooms en tantes waren overigens geeneens echte ooms en tantes. Je noemde ze gewoon zo, en gek genoeg voelde het hetzelfde. Zelf ben ik ook een oom, ofschoon ik dat woord eigenlijk nooit in mijn bijzijn hoor gebruiken omdat ooms en tantes tegenwoordig vaak met hun voornaam worden aangesproken. Overigens is of wordt doorgaans iederéén oom of tante, of soort van, kortom het krioelt ervan. Vreemd genoeg heb ik toch het idee dat ooms en tantes heden ten dage een vergeten gezelschap vormen, het bezit nog amper status. Als hommage aan hen had ik daarom zin een stukje te tikken waarin het wemelt van de ooms en tantes. Bij dezen. Trouwens, wemelen vind ik een mooi en beeldend werkwoord. Evenals zemelen. Vooral over ooms en tantes.

zondag 26 juli 2020

Toonladders

Eergisteren reed de gemeentereiniging door de straat, daarna werden de geleegde kliko’s snel weer opgehaald door hun bezitters, op één na. Kennelijk is er iets misgegaan want deze ene rolcontainer ligt nu met geopende klep en op zijn kant langs de straat, met een aantal kartonnen dozen er half uit. In die dozen hebben wijnflessen gezeten, ik herken het merk, maar misschien moet ik chateau zeggen. Afijn, kennelijk zijn ze afkomstig van een grootverbruiker. Of van iemand die iets te vieren had.
Ah kijk, daar komt een man aan. Hij loopt naar de omgevallen container, die blijkt van hem. Hij beziet geërgerd de rotzooi die half op straat ligt, zíjn rotzooi. Ik ken de man van gezicht, hij woont aan het eind van het hofje. Het valt mij voor het eerst op hoe somber en onverzorgd hij eruit ziet: lijkbleek, oogwallen, ongekamd vettig haar, sloffende tred. Wat weet ik van hem? We zeggen mekaar soms gedag, that’s it. O ja, ik weet dat hij vaak oefende op zijn saxofoon; als je dan langs zijn huis liep hoorde je wankele toonladders. Maar sinds geruime tijd is het er stil. En had hij niet een leuke vrouw en een lief klein kindje? Ook die heb ik al een hele tijd niet meer gezien. Ineens rijst bij mij een berg triestheid op die verband houdt met de lege wijndozen en 's mans tekenen van verval. Maar misschien had hij toch iets te vieren, wat ik dan maar hoop.

maandag 20 juli 2020

Kleurgevoel

Sinds kort staat er een ander autootje voor mijn deur. De vorige, tien jaar oud, had een muizige grijsgroene tint. De nieuwe, slechts twee jaar oud, is echter felgroen, ergens tussen gif- en appel-. Zo’n kleur schreeuwt natuurlijk om reacties. In het gunstigste geval hoorde ik: kek, vrolijk of lekker racy. Maar veel vaker was er verborgen kritiek. Bijvoorbeeld: ‘Veilige kleur hoor, je valt ermee op.’ Dat laatste klopt, want zowat alle auto’s hebben tegenwoordig begrafenistinten. Maar ook hoorde ik het overbekende ‘mooi groen is niet lelijk.’ Origineler vond ik: ‘Voor zo’n klein autootje kan het best wel.’ Een seniore buurman verderop was zo eerlijk te zeggen dat ‘t hem pijn aan de ogen deed terwijl zijn vrouw er een schepje bovenop deed: ‘Joh, als-ie je maar overal naartoe brengt.’
Wat ben ik blij dat er geen welstandscommissie voor autokleuren bestaat, zoals we die bijvoorbeeld wel kennen voor woningen, zoals onlangs bleek in Den Helder waar een vrouw haar appelgroene huis van de rechter diende over te schilderen. Toch heeft zo’n welstandscommissie ook nut. Ik moet namelijk aarzelend bekennen dat ik, hoewel ik me bijzonder senang voel bij alles wat groen is, er toch moeite mee zou hebben als mijn directe buurtjes hun gehele woning de felle kleur gaven van mijn autootje - dit vanwege een eventuele waardedaling van mijn eigen pand. Ik ben qua regels dus behoorlijk variabel. Je kunt ook zeggen dat mijn mening sterk gekleurd is, wat vaak voorkomt.


De nieuwe(re).

woensdag 15 juli 2020

Lives Matter

Staand op een grasdijk zag ik hoe een stern loodrecht het IJsselmeer in dook. Meteen daarna steeg hij op, nu met een blinkend visje in zijn snavel. De stern, ook treffend visdiefje geheten, is een mooi gestileerd zeevogeltje dat een zwaar leven leidt (met korte ei). Hij reist jaarlijks vele duizenden kilometers daarbij honger, vermoeidheid en gevaren trotserend. Zijn slachtoffer, dat visje, heeft het natuurlijk ook niet makkelijk (gehad) in het wilde IJsselmeersop. Wat beide diertjes gemeen hebben is dat ze een zwaar maar puur bestaan leiden of hebben geleid (weer met korte ei).
Bij mooi weer, als de tuindeuren openstaan, hoor ik ergens in mijn huizenrij vaak een kanarie zingen. Een prachtig gekweel, maar vrolijk word ik er niet van. Een zingende vogel – hét symbool van vrijheid – in een kooi lijdt ook een zwaar bestaan, maar nu met lange ij geschreven. Een vogel achter tralies is misdadig, iets wat ieder weldenkend mens anno nu zou moeten beseffen.
In het o zo gezellige Brabant zitten ook veel nertsen achter tralies. (Alsmede varkens, enzovoorts...) Ook zij hebben nooit vrijheid gekend. Na een monsterlijk leven te hebben geleden - dus niet geleid - worden ze uiteindelijk verwerkt tot luxe. Ach, konden kanaries, nertsen en al die andere traliedieren maar een écht leven leiden (met korte ei), net zoals sterns in de lucht en visjes in vrije wateren.
We worden tegenwoordig om de oren geslagen met kreten als Black Lives Matter of All Lives Matter. Maar het lijkt er veel op dat men daarbij slechts doelt op één diersoort.

Stern of visdiefje


vrijdag 10 juli 2020

Babylon

Kampen ligt niet ver van mijn bedstee, toch was ik er ruim twee decennia niet meer geweest. Hoogste tijd dus voor hernieuwde kennismaking, dit keer samen met mijn begeleidster.
Ik parkeerde mijn autootje op de IJsselkade, vlakbij het historische centrum. Maar parkeren is ook hier allang niet meer eenvoudig dus moest ik dealen met zo’n nieuwerwetse parkeermeter. Helaas ging dat ding mijn verstand te boven. Gelukkig parkeerde op dat moment vlakbij een sympathiek uitziende dame die ik dan ook meteen om hulp vroeg. ‘O, maar dat doe ik altijd met mijn smartphone,’ klonk het vriendelijk. Ik legde haar uit dat ik hier vreemd was en bovendien op digitaal gebied een kluns. ‘Geen probleem, ik help u wel even,’ zei ze kordaat waarop ik haar wel kon zoenen, ware het niet dat mijn begeleidster ons van een afstandje streng gadesloeg. Samen voorovergebogen bij de parkeermeter, instrueerde de bereidwillige vrouw me welke data ik in moest tikken en hoe de betaling verliep. Na wat gerommel floepte het gewenste bonnetje er uiteindelijk uit. ‘Wat had ik zonder u gemoeten,’ zei ik o zo charmant waarna we vrolijk afscheid namen. ‘Veel plezier in ons mooie Kampen,’ riep de schat me guitig na.
Goed gemutst wandelden we het sfeervolle centrum binnen van deze oude Hanzestad met zijn scheefgezakte gevels, streng ogende kerken, zijn vermaarde theologische universiteit, kunstacademie, intieme pleintjes, plantsoenen en gezellige terrassen waarvan we eentje uitkozen om te proosten op al dit fraais. Twee uur later, weer terugwandelend naar de IJsselkade, kwamen we - wat een toeval - ergens in een steegje mijn 'parkeerhulp' opnieuw tegen. Ze stapte, voorzien van zonnebril en glimlach, op me af en vroeg of ik hier misschien bekend was. Gezien ons eerste conversatie bij de parkeermeter ging ik ervan uit dat ze een grappig toneelstukje opvoerde dus trachtte ik ook vlot en amusant uit de hoek te komen, want ik ben graag de leukste thuis. Hartstikke fout, het bleek een vet misverstand. Deze dame léék namelijk veel op de parkeer-mevrouw-van-daarstraks, maar was het niét. Gevolg: een absurde spraakverwarring in Kampen, het Babylon van Overijssel.

zaterdag 4 juli 2020

Stadium 4

Het was betrekkelijk rustig op het terras in het oude centrum van Enkhuizen alwaar ik op een mooie zomerdag neerstreek. Ik bestelde een koffie 'gewoon' en een aardbeien bavarois, zo’n smeuïg roze taartje dat me lekker smaakte. Iets verderop zaten twee mevrouwen van in de vijftig te keuvelen, een grijze en een donkergeblondeerde. Ik verstond ze duidelijk, of ik dat nu wilde of niet. De grijze vertelde over het restylen van haar woonkamer. Ze pakte daarbij haar mobieltje om haar vriendin een paar foto’s te tonen. Van een afstand gluurde ik mee naar het omhoog gehouden schermpje. Ik zag een Jan de Bouvrie-achtig landschap - sommigen houden ervan. ‘Perachtig,’ riep de donkergeblondeerde enthousiast waarop plotseling haar eigen mobieltje ging ratelen. Ze nam op, natúúrlijk nam ze op.
‘Hoi… bla, bla, bla… Ja… bla, bla, bla… Ja… Lymfeklier… Ja… Stadium 4... En nu zitten er uitzaaiingen in haar nek en zo. Ja… Nee… Een half jaar had ze gezegd, hooguit… Ja… Oké… Hou je op de hoogte… Oké… Doedoei.’
De roze aardbeien bavarois vond ik intussen een stuk minder smeuïg. Sterker: hij was wat aan de droge kant. Of dat te maken had met het luide telefoongesprek kan ik niet bevestigen. Wat ik voor de zoveelste keer wél bevestigd zag, is dat mobieltjes erg handig zijn. Maar dat je dat gevoeglijk kunt wegstrepen door het onaangename dat ze voortbrengen. Dus dat we er geen moer mee zijn opgeschoten. 

donderdag 25 juni 2020

Sales advisor

Ofschoon sinds mijn Dinky Toys-jaren gevoelig voor vroem-vroem, loop ik niet graag een autoshowroom binnen. Zo’n ruimte oogt meestal kil en steriel. In voornamelijk streng-gereformeerde laktinten glimmen de bolides je tegemoet, voorzien van prijskaartjes die je subiet nopen in een plastic zakje te blazen. Hier en daar een grote vingerplant, mooie poster of quasi-gezellig zithoekje die voor enige sfeer moeten zorgen. En dan het personeel. Altijd keurig geklede en gekapte heren - net Mormoonse deur-aan-deur apostelen - met wie je slim moet onderhandelen wanneer je je oude voertuig wilt inruilen teneinde bij te blijven in de stompzinnige mobiliteitsrace. Afijn.
Na mijn proefritje in een mij aantrekkelijk ogende occasion (die overigens niet in de showroom stond te glanzen maar op het minder gelikte buitenterrein) nodigde de verkoper - op zijn visitekaartje stond sales advisor - mij uit aan zijn bureau plaats te nemen, waarbij hij mij vanzelfsprekend direct koffie ‘of iets anders’ aanbood. Tijdens mijn proefrit had hij mijn autootje op waarde getaxeerd en nu zou hij met zijn voorstel komen, wist ik. Het financiële plaatje, zo omschreef de sales advisor het zowel clichématig als doeltreffend.
‘Kijk, ik zie graag een blije klant want een auto is toch ook een stukje emotie.’ Ik zou de man graag aan zijn foute stropdas over zijn desk getrokken hebben, maar dat soort emotie bedoelde hij vast niet. ‘Daarom mijn vraag: maak ik u blij met dit voorstel?’ ging de verkoper verder waarbij hij, devoot kijkend, mij zijn financiële voorstel over het gepolitoerde bureaublad toeschoof.
Lang verhaal kort: we werden het eens en ik tekende een koopcontract. Maar echt blij was ik niet, want ik had vooral instant verdriet dat ik zojuist mijn oude, zo beminde torretje van de hand had gedaan. De sales advisor was tergend glad, maar had volkomen gelijk: auto’s zijn emotie.

donderdag 18 juni 2020

Ceanothus

Het was druk bij het tuincentrum; er stond zelfs een groepje wachtenden bij de (verplichte) winkelkarretjes, waaronder ik. Een man kwam zijn lege karretje terugbrengen. Het lukte hem echter niet direct om dat ding weer ‘in het rijtje te duwen’. Zijn geduw ging daardoor over in geram en gebeuk waarbij hij met zwellend volume driemaal kut riep. Een wachtende vrouw en ik keken elkaar aan met een glimlach van verstandhouding. Ze droeg een hoofddoek. Geen religieuze uiting, maar een fleurig lapje stof om haar kaalheid te verbergen. Chemo, vermoedde ik, want ze miste ook haar wenkbrauwen. Voor haar was een onwillig winkelkarretje wel het laatste om je druk over te maken. Naast kaal was ze ook aantrekkelijk, met name door haar mooie ogen waarin je spreekwoordelijk kon verdrinken.
Die ogen bleef ik voor me zien tijdens mijn zoektocht naar de Ceanothus thyrsiflorus, oftewel een Amerikaanse sering. Deze struik blijft ‘s winters groen en bloeit in het voorjaar prachtig lichtblauw. Helaas bleek die Ceanothus in dit tuincentrum uitverkocht. Toen ik even later onverrichter zake mijn karretje weer wilde inparkeren, merkte ook ik dat dat nog niet meeviel. Slechts na het nodige geduw en getrek lukte het. Maar ik voelde geenszins de behoefte om kut te roepen, want zoiets was wel het laatste om je druk over te maken, wist ik dankzij een kale vrouw met mooie ogen.

woensdag 10 juni 2020

A dirty mind

Een fietstochtje over de dijk. Vanaf het IJsselmeer kwam een loodgrijze wolk aandrijven. Even later barstte de bui los. Met piepende remmen stopte ik bij een onbemande houten keet naast de jachthaven. De keet had een afdakje waar ik dankbaar onder kon schuilen. Vanaf hier keek ik op een naastgelegen, geheel verlaten parkeerterrein. Zo stond ik een poos door het regengordijn te turen ofschoon er geen hond te zien was. Ineens tuften twee auto’s langs mijn positie het lege parkeerterrein op: een grote Citroën Picasso bereden door een heerschap met een grijze kuif, gevolgd door een kleine Kia bestuurd door een ook niet meer zo piepjonge blondine. De twee auto’s reden naar het achterste deel van de parking en stopten pal naast elkaar, tegen de boomrand aan. Vervolgens zag ik de blondine haastig (het regende immers) vanuit haar kleine Kia overstappen naar de grotere Citroën. Wat die twee daarin vervolgens uitspookten was de vrucht van mijn verbeelding. Jazeker, a dirty mind is a joy forever. Maar al snel voelde het toch ietwat ongemakkelijk. Ik besefte namelijk dat ik, schuilend maar toch prominent in beeld staand, de intimiteit bij deze vrijage danig stond te versjteren. Weg wilde ik! Gelukkig dreef de bui snel over zodat ik weer op mijn fiets kon springen. Het stel in de auto kon nu ongehinderd verder achter de snel beslaande ruiten.

donderdag 4 juni 2020

Racisme

Fascinerend vind ik het. Het is zo oud als de mens en wij allen maken ons er wel eens (onbewust?) schuldig aan, maar iedereen keurt het af. Racisme, want daar gaat het hier over, wekt anno nu zelfs grote woede op. Volkomen terecht natuurlijk. Maar soms kan een kanttekening geen kwaad.
Onlangs werd in Amerika een man op gruwelijke wijze mishandeld door een politieagent, en wel zodanig dat hij eraan overleed. De agent verdient daarmee een zeer zware straf, punt. Maar daar bleef het niet bij. Even later kwamen wereldwijd mensen tezamen om te protesteren, soms braken er onlusten en plunderingen uit. Dé reden was dat de politieagent wit was en de arrestant zwart. Als de politieagent of de arrestant een andere huidskleur zou hebben gehad, dan betrof het een lokaal akkefietje, maar dat terzijde.
Over de kernvraag van deze brute wandaad hoor ik vreemd genoeg (nog) niemand, want daarvoor zou je in het hoofd van de politieman moeten kunnen kijken. Die vraag luidt: heeft hij de man zo mishandeld omdat hij zwart was? De agent kan namelijk ook ‘gewoon’ zeer gewelddadig van aard zijn, of wreed, of sadistisch, of een ontzettende lul. Maar daarover is, naar mijn weten, tot dusver niets bekend. Toch vulde de openbare ruimte zich razendsnel met boze burgers die vol inzetten op racistische motieven.
De open zenuw ligt natuurlijk in de historische context. Zwarte mensen werden/worden vaak openlijk gediscrimineerd, mishandeld of anderszins racistisch bejegend, zeker in de VS. Voor rode, bruine en gele burgers gold/geldt overigens hetzelfde. Maar als nu een witte politieagent een zwarte man mishandelt dan is dat, hoe verschrikkelijk ook, nuchter bekeken niet automatisch een racistische daad. Daar direct van uit gaan getuigt van een beschuldigende aanname van 'wit racisme' bij de agent. Zolang niet vaststaat dat de huidskleur van zijn slachtoffer een rol speelde in het brein van deze gewelddadige diender, kun je stellen dat al die woedende demonstranten, waar ook ter wereld, zich schuldig maakten aan iets waar ze juist fel tegen zijn: racistisch denken en etnisch profileren. Vandaar mijn eerste alinea.

zondag 31 mei 2020

Helletocht

Trouwe lezers kennen mijn interesse voor de Eerste Wereldoorlog. De speelfilm ‘1917’ was voor mij dan ook een must see. Door allerlei gedoe had ik bioscoopbezoek steeds uit moeten stellen, maar eindelijk was het dan zo ver.
Na allerlei jubelberichten omtrent Oscars en Golden Globes en de bijzonderheid dat deze film uit slechts één take bestaat (wat niet zo is), hield ik rekening met teleurstelling. Dat was gelukkig niet het geval: ik vond '1917' sterk, intens en vol van bijzondere sferen. Wat de film gelukkig niet voortdurend toont, is de beruchte horror van de loopgraven en het prikkeldraad; er wordt zelfs relatief weinig in geknald en gemoord. Waar je als kijker veel meer van meekrijgt, is hoe smal het front in De Grote Oorlog vaak was, en dat het buiten die zone des doods al snel (dreigend) stil was. De film speelt zich deels daar af, aan de periferie van de slagvelden, ergens tussen killing fields en Noord-Franse land. De twee belangrijkste karakters zwoegen tijdens hun gevaarlijke missie - een ware helletocht - door die vaak kapotgeschoten verlatenheid. Ze lijken los van de wereld, weg van de andere soldaten, ontkoppeld van de massa. De twee zijn eenzaam, klein en bang, maar toch soms ook opvallend nuchter en ‘best wel' dapper. En ze hebben grote haast, want...
Regisseur Sam Mendes en zijn team hebben dit verhaal bijzonder fraai vormgegeven, onder andere door middel van indringende muziek en grafisch lichtspel. Oké, het zal niet ieders kopje thee zijn, en sommige scenes zijn echt een tikkie over the top, maar wie een hapje van de bijzonder soldatensfeer wil proeven in die absurde WO1, in zowel de loopgraven als de verlatenheid daar net buiten, is ‘1917’ een heuse aanrader. Ondanks die Oscars en Golden Globes.

Benieuwd? Klik HIER voor de trailer, ofschoon die vooral strijdfragmenten toont en niet zozeer datgene wat de film volgens mij zo bijzonder maakt.

donderdag 28 mei 2020

Misogynie

Ze houden me zó vaak op in zelfbedieningszaken: vrouwen, vooral de praatgrage types - ze zijn met velen. Terwijl ze met hun winkelkarretje je doorgang blokkeren, kleppen ze met andere shoppers, giebelen ze met een kennis, praten ze overdreven pedagogisch tegen hun kind en wel zo dat iedereen het kan horen, ouwehoeren ze met de kassajuf. De thuissituatie, vakantie, kwalen, et cetera. Tijdens het geleuter gaan ze uiteindelijk op zoek naar hun portemonnee die zich meestal op de bodem van een diepe tas bevindt. Is die eenmaal gevonden gaan ze, doorpratend, als een forensisch specialist op zoek naar kleingeld, het liefst gepast, want aan pinnen doen ze niet. En ze sparen natuurlijk van alles, want ze vinden dat ze ondanks hun luxe leventjes nog veel meer nodig hebben.
Vanochtend had ik er zo eentje voor me die, nadat ze de caissière haar mening had gegeven over de nieuwste EU-begroting, uiteindelijk dan toch maar op zoek ging naar haar beurs. Na een theatrale zucht bleek die thuis te liggen, met gevolg dat al haar boodschappen weer uitgeboekt moesten worden. ‘Sorry hoor,’ zei ze lachend tegen het rijtje achter haar, waarop ik mijn denkbeeldige machinepistool doorlaadde.
Misogynie. Excuses dames, ze is er soms.

vrijdag 22 mei 2020

Hemelvaart

De eerste door het KNMI officieel bestempelde zomerse dag viel samen met Hemelvaart, de dag dat Jezus ten hemel voer. Dus was het druk op het strand waar ik me heen had gespoed voor de eerste duik van het jaar. Die duik was van zeer korte duur want het IJsselmeerwater was nog gemeen koud. Al snel lag ik daarom weer op mijn badlaken in de weldadige zon op te warmen. Vanuit mijn (ietwat afgelegen) positie had ik riant uitzicht op de kleurrijke mensheid om me heen. Het strand was goed gevuld, voornamelijk met de bloem der natie. Al die jonge mensen zagen er mooi en blakend uit. Met mijn tenen wellustig in het warme zand gestoken, zag ik groepjes sportschooljongens met een volleybal in de weer en schaamteloos poserende meiden die elkaar fotografeerden; er klonk eigentijdse muziek waarop ritmisch werd bewogen. Ik hoorde zeemeeuwen, rook zonnebrandolie en tuurde naar de passerende zeiljachten die, komend uit de nabij gelegen sluis, het ruime sop kozen. Ik werd er blij van, ook toen een grappig torretje van rechts komend over mijn buik trippelde, mijn navel omzeilde en vervolgens van mijn linkerzij afgleed om op het strandlaken weer verder te marcheren. Even later dommelde ik in.
Het moge duidelijk zijn dat dit verhaaltje geen enkele diepte bezit. Maar lome zomerse strandtaferelen kunnen makkelijk zonder. Zelfs op de dag dat Jezus ooit ten hemel voer.

vrijdag 15 mei 2020

Schompes

In mijn tuin woekerde een manshoge bamboestruik. Die moest er dan ook hoognodig uit. Omdat bamboewortels zeer taai zijn gebruikt men daarvoor meestal een kleine graafmachine, maar dat was hier niet mogelijk vanwege de positie van de struik tussen andere siergewassen. Het zou dus zwaar handwerk moeten worden, mij té zwaar. Dus plaatste ik een bericht op een digitaal klussenplatform. Daarop ontving ik drie offertes van hoveniers of andersoortige werklui. De eerste vroeg 380 euro, de tweede 175, de derde 100.
Twee dagen later stond ‘de man van 100’ in mijn tuintje. Hij zag er uit als een Schotse rugbyspeler en was ook nog eens bewapend met twee scherpe spaden plus een indrukwekkende bijl. Maar de bamboestruik gaf zich niet snel gewonnen. De rugbyspeler transformeerde binnen vijf minuten tot een zwaar zwetende zwoeger. Het kostte hem bijna anderhalf uur om de struik met wortel en al af te voeren. En ik? Ik zat me in ledigheid te verbijten, want weinig is zo ongemakkelijk als nutteloos rondhangen terwijl iemand anders zich voor jou het schompes werkt.
Ineens wist ik weer waarom ik nooit (goed) leiding heb kunnen geven of personeel in dienst zou willen. 'Mensen boven me' vond ik eveneens drie keer niks, maar dat terzijde. Waar ik echter nog meer van baalde, was de woekerende bamboe in mijn tuin. Had ik maar een panda.

Links, naast de schutting, stond de bamboestruik. Nu rest er een kale plek.
Trouwens, door de droogte ziet het gras er ook niet uit. 


zondag 10 mei 2020

Apezuur

Sinds ik geen honden meer als huisgenoten heb, kijk ik extra graag - soms met enige jaloezie - naar mensen die met hun trouwste vriend een wandelingetje maken. Mens en (mede)dier in pastorale harmonie.
Gisteren liep ik enkele meters achter zo'n stel aan: een puberjoch dat naast een aangelijnd asbakkie wandelde. De jongen oogde weinig opvallend, had eigentijdse looks: opgeschoren achterhoofd, hoodie, jeans met de juiste scheurtjes, sneakers van het juiste merk. Toch had deze knaap iets extra's, maar wat? Mijn kwartje viel: pubers die hun puistengrot (moeten) verlaten om de hond uit te laten, doen dat meestal neuzend op hun smartphone, anders vervelen ze zich het apezuur tijdens het korte loopje. (Niet zelden geldt dat ook voor hun opvoeders.) Maar niét deze jongen. Integendeel, al zijn aandacht ging naar zijn hond. Ik hoorde zijn stem vol warmte omhoog krullen terwijl hij ‘Chip kom’, ‘goéd zo’ en ‘braaf’ zei. Chip kwispelde onafgebroken en keek om de paar meter verwachtingsvol op naar zijn jonge baasje. Anders dan veel van zijn leeftijdsgenoten, leek dit bijzondere joch er dan ook juist eentje die uit eigen initiatief een eind met de hond ging wandelen, zomaar, er even uit zonder schermpje. Paradijsvogelkuikens zijn uiterst zeldzaam.

zaterdag 2 mei 2020

Tail gunner

Op een door fraai strijklicht beschenen dodenakker stond ik voor de graven van drie omgekomen Engelse oorlogsvliegers. De drie waren kennelijk tezamen omgekomen; hun zerken lieten gelijke sterfdata zien, 16 maart 1945. De mannen waren flight sergeant, navigator en tail gunner, las ik in het geëtste marmer. Ik gokte op een deel van de crew van een bommenwerper die in de problemen raakte tijdens een missie richting Ruhrgebied. Zo’n toestel kende zeven of acht bemanningsleden, dus mogelijk hadden de anderen het ongeval overleefd. Zouden zij nog steeds in leven zijn dan liepen ze inmiddels tegen de honderd, tja. Over leeftijden gesproken: de drie arme drommels onder de grond werden respectievelijk slechts 23, 22 en 20 jaar oud.
Onvoorstelbaar: als jong volwassene kreeg je toen zomaar de verantwoordelijkheid over een kist met bommen om die vervolgens op goed geluk - in het pikkedonker - ergens boven een Duitse stad vol doodsbange burgers te dumpen. En dat in een zinloze wereldoorlog die indirect het gevolg was van een al even zinloze wereldoorlog ruim twee decennia eerder, die op zijn beurt weer het gevolg was van een zinloze moord op een Oostenrijkse aartshertog, enzovoort enzoverder. Terwijl ik daar bij die graven stond te mijmeren kwam alles, ja werkelijk alles, mij plotsklaps uiterst zinloos voor. Gek genoeg voorzag dit geniale inzicht me terstond van de nodige lichtheid in mijn meestentijds door schaduwen bevlekte bestaan. Ofschoon zinloos, banjerde ik opgewekt verder over de door fraai strijklicht beschenen dodenakker.

dinsdag 28 april 2020

Boemerang

Een prachtige setting, zo stel ik me voor. Een klein groepje homo sapiens landt - zonder enig benul - voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid op een nieuw continent. Verwonderd kijken ze om zich heen; donkerbruine naakten, grof gebeitelde hoofden, klein maar lenig. Hun voetafdruk in het zand is compact maar voorzien van krachtige grijptenen. Ze zijn uit hun wankele kano's van schorshuiden gestapt en staren vanaf het witte strand naar het nieuwe landschap. Serene schoonheid.
Australië, want daar speelde zich deze scene zich dertigduizend jaar geleden af, was destijds veel groter. Doordat het zeeniveau in het Plistoceen tientallen meters lager lag, was dit continent nog vergroeid met Nieuw-Guinea en Tasmanië. De afstand tot zuidoost-Azië – nu bekend als Indonesië – was dan ook kleiner zodat van daaruit bovengenoemd groepje de oversteek in nietige notendopjes kon maken. En daar stonden ze dan, de anonieme ontdekkers van een nieuwe wereld die tot dan slechts bevolkt was door buideldieren, vogels en reptielen. Vanaf deze landingsplek, in het noordwesten, niet ver van het huidige Darwin, zouden ze zich verspreiden over de onmetelijke ruimte, door dichte oerwouden, rode woestijnen en stoffige laagvlakten. Pas twintigduizend jaar bereikten ze de overkant van de landmassa, het zuidoosten, daar waar Sidney nu ligt. Weer tienduizend jaar later, in 1770, zouden ze alhier voor het eerst zeilen aan de horizon zien verschijnen - het betrof de Britse bark HMS Endeavour van captain James Cook - wat tevens het begin van het einde inluidde van de Aboriginals, zoals ze door de bleekwitte nieuwkomers zouden worden genoemd. De neergang van een bijzonder soort mens diende zich daarmee aan, een volk dat zich in de voorbije dertigduizend jaar amper ontwikkelde, geen goden vereerde, slechts uiterst povere kunst en cultuur naliet, geen hiërarchie kende, nauwelijks onderkomens bouwde of bezit nastreefde, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de veel expressievere Maori's en Polynesiërs. Nee, de oude Aboriginals brachten hun dagen voornamelijk door in rauwe ledigheid, starend naar de vlakte, luisterend naar zoemende insecten, de wind, de ruis van een rivier - slechts bij honger gingen ze op jacht, las ik ergens. Je zou kunnen stellen dat dit volk door zijn lethargische levensstijl weinig bijzonders doorgaf (boemerang en didgeridoo zijn uitzonderingen) en de aarde dus nauwelijks met iets opzadelde. Zo bezien lijken me deze mensen uniek, zo niet briljant.



donderdag 23 april 2020

Vervanging

Op mijn deurmat lag een folder van een bekende elektronicawinkel. Vervangingsweken stond er met jubelletters op. Mijn interesse was gewekt. Met de folder in de hand ging ik vrolijk na wat er van mijn elektronische meuk zoal aan vervanging toe was. De ijskast (een Neff, bestaat dat merk eigenlijk nog?) was dertig jaar oud maar liep nog als een zonnetje, nou ja, als een gletsjer. De wasmachine was met haar achttien lentes stemgerechtigd, maar reinigde nog als de beste. Televisie? Oké. Geluidsinstallatie? Sterk verouderd, maar voldeed prima. Laptop? Okidoki. Stofzuiger? Yesss, die was absoluut aan vervanging toe! Dat ding was zeker vijftien jaar oud en der dagen zat. Hij produceerde inmiddels meer decibellen dan een squadron F-35's terwijl zijn zuigkracht omgekeerd evenredig afnam.
Lang verhaal kort: gretig bestelde ik online een nieuwe stofzuiger. Hiermee bewees ik meteen hoe knap het bedenksel ‘vervangingsweken’ was en hoe sneu ik als consument hapte. Wat speurwerk achteraf toonde immers aan dat de actieprijs waarmee deze elektronicawinkel mij over de streep had getrokken, nauwelijks verschilde van de reguliere prijzen bij de concurrentie. Maar goed, dat was het punt niet, mijn ouwe stofzuiger was gewoon aan vervanging toe. En zijn gebruiker gaat zoetjes aan dezelfde kant op.

zondag 19 april 2020

First Dates

Graag geef ik me over aan heimelijke genoegens. Guilty pleasures, in goed Nederlands. Mooi voorbeeld is een datingprogramma op teevee waarin deelnemers elkaar voor het eerst ontmoeten tijdens een dinertje in een met minicamera’s behangen restaurant. First Dates, want zo heet het programma in goed Nederlands, is een succesrijk internationaal format waarin de producenten niet schromen achteraf flink te manipuleren met de beelden. Het doel dient vooral de romantiek, maar stiekem zijn makers - en kijkers - vooral uit op pijnlijke situaties. Awkwardness, in goed Nederlands.
Mijn plezier zit ‘m vooral in de domheid van de deelnemers, want dat zijn ze stuk voor stuk, iets wat overigens weinig met opleiding te maken heeft. Grofweg kun je deze 'domme' liefdeszoekers in twee categorieën opdelen: naïeve jongeren en simplistische ouderen. Hun stupiditeit wordt uitvergroot doordat beide categorieën één ding gemeen hebben, ze willen graag met hun onzalige hoofden op de treurbuis, oftewel exposure, in goed Nederlands. Ook zijn deze deelnemers bereid om tussen het smakken door, elkaar – en ons, kijkers – hun levens op te biechten en van commentaar te voorzien waarbij ze natuurlijk pogen zichzelf zo goed mogelijk af te schilderen. Een en ander bezorgt mij kleffe smeuïgheid in deze tijden van dorre isolatie. Of lockdown, in goed Nederlands.

woensdag 15 april 2020

Serendipiteit

Omdat ons lot vaak in hun handen ligt, zien velen doktoren als heiligen. In het echie zijn het echter doodgewone lieden die, ondanks een lange studie, vaak vanuit onwetendheid handelen en bepaald niet foutloos zijn. Zo gebeurt het regelmatig dat een patiënt incontinentie overhoudt aan een prostaatoperatie, gekmakende tinnitus aan het uitspuiten van oren of een ziekenhuisbacterie aan een huis-, tuin- en keukeningreep. Voorbeelden genoeg die ervoor zorgen dat enige terughoudendheid in de verering van dokterende professionals gepast lijkt. Heus, het ligt niet aan hun bedoelingen of zorg. Gebrek aan kennis en techniek is meestal de oorzaak. Dat geldt overigens voor de hele medische wetenschap. Denk alleen al aan het feit dat goede medicijnen vaak door stom toeval ontdekt worden, iets waar we een mooi woord voor kennen: serendipiteit.
Wie het niet eens is met deze onwetendheids- of toevalsfactor nodig ik graag uit een eeuw terug te reizen, naar de gezondheidszorg in 1920. En huiver. Ook toen hadden artsen een zeer hoge status, maar naar onze maatstaven waren hun praktijken destijds buitengewoon onhygiënisch, de diagnoses uit de lucht gegrepen, behandelingen barbaars, therapieën stompzinnig (en ook barbaars) en van antibiotica had men nog nooit gehoord. Welnu, zo kijkt men in 2120 ook naar onze hedendaagse zorg. Geloof me, over een eeuw (maar waarschijnlijk veel eerder, want technische ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op) vertelt men elkaar horrorverhalen over de artsenij van nu. Nee, doktoren zijn beslist niet heilig. Net als veel anderen zijn het slechts beroepsmatige roeiers, met de riemen van het moment.

donderdag 9 april 2020

Bouwstenen

Mijn zonen waren vroeger gek op LEGO, met name op de ruimtevaartserie. Uren brachten ze ermee door in die (voor ons) gelukzalige jaren tachtig. Ver weg gestopt, in een duister hoekje op zolder, trof ik onlangs de grote krat met duizenden legosteentjes die me aan die periode herinnerde. Hoogste tijd om het spul door te geven aan volgende generaties. Maar eerst moest ik de minstens dertig jaar oude stoflaag van al die elementjes af zien te krijgen.
Ik koos ervoor de zooi over speciale nylon waszakken te verdelen en mieterde deze vervolgens in de vaatwasser. Dat werkte prima, alles werd schoon, maar daarmee was ik er niet. Ik kwam er namelijk achter hoe lang kunststof, en zeker LEGO, vocht vasthoudt. Al die hoekjes en holtes bieden waterdeeltjes immers een schuilplek waar zowel Anne Frank als Osama Bin Laden stikjaloers op zouden zijn geweest. Dus moest ik na de wasbeurt al die minuscule bouwsteentjes weer over allerlei lekbakjes verdelen, maar ook dat werkte niet helemaal. Daarom verspreidde ik het spul op theedoeken buiten op het terras om zon en wind het droogwerk te laten voltooien. Afijn, dat hele proces kostte me twee dagen. Maar omdat ik een waarlijk fantastische kerel ben deed ik dat graag. Uiteindelijk gaf ik de bouwsteentjes met liefde door aan volgende generaties. En die zullen waarschijnlijk hetzelfde doen aan de generaties na hen. Enzovoorts.
LEGO is oersterk en overleeft ons allemaal, wat ook te denken geeft.

zondag 5 april 2020

Rücksichtslos

Zolang buiten het virus rondwaart is het fijn thuiszitten met een boek, gezien de ongewisse tijd het liefst een dikke. Hitlers Beul van de Duitse historicus Robert Gerwarth is er zo eentje. De ondertitel: Leven en dood van Reinhard Heydrich 1904-1942.
Heydrich was minder bekend dan collega’s als Göring, Himmler en Goebbels, maar hij was wellicht de meest ijzingwekkende van allen. Zijn bijnaam Het Blonde Beest zegt voldoende. Als geen andere invloedrijke nazi was hij behept met Arische utopieën. Het kwam erop neer dat er één hoogwaardig volk was, de Germanen, grofweg de bewoners van noordwest Europa met hun fiere lengte, blonde haren en blauwe ogen, niet toevallig Heydrichs eigen fysieke kenmerken. De rest - Joden, Slaven, zigeuners en alles ten oosten van het vroegere Pruisen - was hooguit geschikt om Germanen te dienen als dwangarbeider. Het overgrote deel kon echter het beste worden vernietigd. Dit ideaal bracht Heydrich op zijn kenmerkende kille manier in de praktijk, totdat hij in 1942 in Praag om het leven kwam na een bijna mislukte aanslag door het Tsjechische verzet. Een paar dagen later bezweek hij alsnog aan bloedvergiftiging ontstaan uit zijn niet eens zo zware verwondingen. Maar reeds lang voor hij de pijp uit ging had hij in nazi-kringen grote faam verworven door het rücksichtslos scheiden van Übermensch en ‘minderwaardige’ waarna hij zijn vuurpelotons en gaskamers hun grondige werk had laten doen. Zo bezien is het virus veel humaner. Voor hem zijn we allemaal gelijk.

Reinhard Heydrich kreeg in 1942 de grootste nazi-begrafenis ooit. Iedereen die in het
Derde Rijk iets voorstelde was aanwezig tijdens deze ceremonie vol pracht en praal in Berlijn.
Voor geen enkele van zijn beruchte vakbroeders was die eer weggelegd, zelfs voor Hitler niet...


donderdag 2 april 2020

Badr Hari

Het was hooguit een graad of acht, de scherpe wind blies uit het noorden. Onder die onaangename omstandigheden stonden drie mannen op het IJsselmeerstrandje hard en meedogenloos te sjorren aan het multifunctionele fitnesstoestel waarvan iedere sportieve strandbezoeker vrijelijk gebruik mag maken. Meedogenloos trainen, dat hadden de drie vaker gedaan, ze zagen er uit als professionele kickboksers die bovendien niet vies van show waren. Ondanks de tepelhardende gevoelstemperatuur deden ze hun krachtoefeningen met ontbloot bovenlijf. Ik zag imposante lichtbruine torso’s, gewaxt tot in elke uithoek, met daaronder in strakke maillots gestoken hammen van dijen.
Pal naast het fitnesstoestel met de drie glanzende gladiatoren stond een kapitale auto geparkeerd, een al even glanzende grafietgrijze Jaguar F-Page. De vier brede portieren van dit bakbeest stonden wagenwijd open zodat een stuwend kaboefff, kaboefff, kaboeffff uit de mobiele geluidsinstallatie over het winderige strandje rondpompte. Kabaal inspireert tot inspanning, zullen we maar zeggen.
Ik vroeg me af hoe ze met die chique kar hier waren gekomen want het strand wordt van een ruime parkeerplaats gescheiden door een metershoge grasdijk. Het kon niet anders dan dat de krachtige Jag over de dijk was gecrosst, misbruik makend van het fietspad. Dat kon natuurlijk nooit de bedoeling zijn van deze locatie, dus leek het mij - toevallig passerende fietser - behoorlijk asociaal wat tevens gold voor de stuwende teringherrie waarmee de heren hun biceps opbliezen. Eigenlijk had ik als brave burgerman de drie Badr Hari's vermanend moeten toespreken dat de wereld niet van hun was. Maar dat durfde ik niet, dus vervolgde ik lafjes mijn weg, kilometerslang achtervolgd door het kaboefff, kaboefff, kaboefff.

Kickboksgrootheid Badr Hari                                            © Stef Nagel



zaterdag 28 maart 2020

Schuldgevoel

Het overkomt me ieder voorjaar weer. De hele naargeestige winter heb ik gedroomd, verlangd, gesmacht om lijf en leden bloot te kunnen stellen aan de koperen ploert. Maar als die stralende dag in maart of april uiteindelijk is aangebroken, dan zit ik binnen de kortste keren in de volle zon (uit de wind) in mijn luie tuinstoel te zweten om, godbetert, snel weer een koeler plekje op te zoeken. Watje!
Maandenlang fantaseren over dat gelukzalige moment om al rap te merken dat de zonnestralen wel erg warm zijn - té warm. Misschien komt het doordat je winterbleke vlees nog moet wennen. Mogelijk loopt je geest uit de pas met je lijf. Of betreft het onrust? Bij de eerste mooie lentedagen dien je immers volgens je biologische smartwatch je woonstee op te poetsen, het tuingereedschap gevechtsklaar te maken, bomen en hagen te snoeien of op je racefiets te springen. (Op zoek gaan naar een welwillend medemens teneinde een liederlijk paringsritueel op te voeren valt onder dezelfde noemer.)
Aha, dát zal het zijn: een schuldgevoel omdat je in die heerlijke lentezon zit te luiwammesen terwijl er juist nu allerlei acties van je worden verwacht. Daar krijgt een mens het snel (te) warm van. Was het maar november.

donderdag 26 maart 2020

Hart onder de riem

Le Frecce Tricolore (de driepuntige pijlen) vormen het demonstratieteam van de Italiaanse luchtmacht, deel uitmakend van het 313de squadron. Het toestel dat ze daarvoor gebruiken is de Aermacchi MB 339A/Pan, een licht grondaanvalsvliegtuig van Italiaanse makelij. Het team, dat al sinds 1961 bestaat, haalde vooral de krantenkoppen na het vreselijke ongeval in 1988 tijdens een luchtvaartshow in het Duitse Ramstein waarbij 3 piloten en 67 toeschouwers omkwamen. De ramp zorgde voor vergaande veiligheidsmaatregelen in de wereld van de luchtacrobatiek. Shows worden daardoor nu vaak boven zee gehouden.
Afgelopen week kwamen Le Frecce Tricolore veel positiever in het nieuws toen een al eerder opgenomen video van ze viraal ging om de Italiaanse bevolking een hart onder de riem te steken in de (nationale) strijd tegen het coronavirus. Een jet – voorstellend het virus – vliegt agressief op het squadron af, maar wordt daarna letterlijk overvleugeld door een strak gesloten formatie die in de Italiaanse kleuren heldhaftig zegeviert. Zeer indrukwekkend, zeker als daaronder de stem van Pavarotti is gemonteerd die het beroemde Nessun Dorma ten gehore brengt. Italianen zijn meesters in dramatiek. Benieuwd? Klik HIER.

dinsdag 24 maart 2020

Gevoeg

Afgelopen week had ik familie te logeren, dat was erg gezellig. Maar voor een solistisch, ietwat asociaal, in balsturige tijden ronduit misantropisch mens, is een logeerpartij ook best een opgave. Zelfs als je gasten van het meest lieve en ingetogen soort zijn.
Want.
Ineens kun je niet meer in je blote toges door je pand. Ineens moet je de wc-deur zedig achter je dicht trekken als je je gevoeg doet. Ineens zeg je ‘goedemorgen, lekker geslapen?’ terwijl je juist zo graag je dan nog ongepoetste bakkes zou willen houden. Ineens mag je niet meer in al je ontluistering op je eigen bank hangen. Ineens moet je gezellig converseren, ook al zou je het liefst stilzwijgend naar wolkenluchten staren of mijmeren over verloren liefdes. Ineens moet je vaste etenstijden aanhouden, douchebeurten inplannen, je woning permanent aan kant hebben. Ineens moet je 'rekening houden met' terwijl je juist zo gesteld bent op de persoonlijke ebjes en vloedjes die een nogal egocentrisch mens zo comfortabel doen deinen in zijn eigen sop.
Natuurlijk kun je je als gastheer best teweerstellen tegen dit soort ongemakken. Het beste wapen is - zoals altijd - gewoon lekker jezelf blijven en overal schijt aan hebben. Maar ook dán is het raadzaam de wc-deur achter je te sluiten.