woensdag 30 december 2015

Plat

Veuls te laat heb ik ze ontdekt: De Règȃhs. Voor wie het (nog) niet weet: Règȃh staat voor reiger, het volkse broertje van de ooievaar of uiver of eiber, ook bekend als stadswapen van ’s Gravenhage. En voor iedereen die iets met Den Haag heeft, klinkt niets zo mooi als het taaltje dat door echte Hagenezen wordt gebezigd. In dat plaatje pas ik. 
Maar vreemd genoeg had ik tot voor kort nog nooit van De Règȃhs gehoord. Van oorsprong (èguhnlèk) betreft het een stel flamencomuzikanten (zijzelf zeggen natuurlijk 'flamengo' met een g), maar gaandeweg ontpopte het viertal zich tot de platte stem van de Residentie. Heerlijk!
Ook heerlijk was het gesprek dat ik onlangs ergens achteȃh duh duinûh voerde. Ik dwaalde over een Haagse begraafplaats toen ik werd aangesproken door een tamelijk verwarde man. Of hij was gewoon gek, van lotje getikt dan wel met proefverlof. Maar hij leek me ongevaarlijk. De man stak zomaar van wal: ‘Je kunt beter met beesten te doen hebben dan met mensen. Ik heb thuis een zooi asieldieren. Hou ècht van ze. Met mijn buren heb ik ruzie, mijn familie zie ik niet meer, of ze liggen hier... Maar die beesten thuis, die zijn alles voor me.’
Ik schrijf hier Nederlands, maar dit alles werd in veȃhrpletteȃhrend Haags uitgesproken. Ik genoot. Net zoals ik geniet van 'de allermooiste meisjes van de hele wereld zijn de meisjes uit Den Haag'. Jawel, gezongen door De Règȃhs.

dinsdag 22 december 2015

Grandeur

De rode fluwelen broek van Jimmy Hendrix maakt deel uit van de tijdelijke expositie The Sixties, a worldwide happening, deze winter te zien in het Tropenmuseum te Amsterdam. Hendrix was tijdens een optreden in 1967 namelijk uit deze pantalon gescheurd. Geinig, maar als ik naar de in een vitrine tentoongestelde broek kijk, denk ik vooral: hij was een grootheid op de gitaar, maar fysiek een onderdeurtje. Toch mooi dit kledingstuk te zien, samen met allerlei andere attributen uit het decennium van de hippies, flowerpower, het idealisme, de eerste ruimtereizen én de protestbewegingen. Ach ja, dat waren nog eens tijden, denkt de ouder wordende homo nostalgicus. Maar eigenlijk is die gedachte voortdurend aanwezig in het Tropenmuseum, zeker bij de permanente expositie. Met name de schitterende displays van het magische Tempoe Doeloe in ’ons’ oude Indië, de woeste ongereptheid van Nieuw-Guinea en het slavernijverleden en de cultuurvermengingen in ‘De West’ spraken bijzonder tot mijn verbeelding. Dàt waren nog eens tijden! Ook mooi: de warme kleurenpracht uit het Indiase subcontinent, de vroege beschavingen in tropische Zuid-Amerika, het seksuele loskomen in China, de beeldschone overzichten, artefacten en interieurs uit donker Afrika, de woestijnculturen, et cetera.
Na dit voor mij allereerste bezoek aan dit tentoonstellingsgebouw ga ik het daarom nu meteen maar keihard van de daken roepen: het Tropenmuseum is door z’n architecturale grandeur in combinatie met het tentoongestelde, het mooiste museum van Nederland. En Jimmy Hendrix was een verrekt klein ventje.



donderdag 17 december 2015

Ho-ho-ho

Nog nooit bezocht ik een landelijk bekende kerstmarkt. Ook was ik niet eerder in Doesburg. Ik sloeg dus twee vliegen in één klap door vriendin slaafs te volgen naar dit schone in kerstsfeer gehulde vestingstadje, mooi én strategisch gelegen tussen de Oude en de Gelderse IJssel waardoor er tijdens de Tachtigjarige Oorlog flink om is geruzied.
Al snel bleek dat we op deze waterkoude zaterdag in Doesburg niet de enigen waren. Van heinde en verre was men toegestroomd om het feeërieke centrum te aanschouwen. Dat leverde vanzelfsprekend stress op bij de overvolle parkings. Een drukte van belang dus, ofschoon velen dat ‘gezellig’ plegen te noemen. Vervolgens zagen we baardige mannen die ho-ho-ho riepen, in witbont uitgedoste winterkoninginnen, een troubadour die 'Imagine' vertolkte, een levende kerststal met een kameel (maar zonder baby Jezus, dit wellicht vanwege de Kinderarbeidswet), talloze glühweinstalletjes en op elke straathoek stonden boertige blauwgekielde midwinterhoornblazers die ongevraagd je buizen van Eustachius naar de kloten hielpen. Door deze verpletterende kersttsunami viel voor ons aan het echte Doesburg helaas weinig te ontdekken. Hunkerend naar authenticiteit, keerden we de drukte uiteindelijk de rug toe. We slenterden door doodstille achterafstraatjes en belandden ten slotte in het mosterdmuseum. Hier waren wij de enigen zodat we van de mosterdmaker een private voorstelling kregen omtrent de bereidingswijze van de goudgele smurrie. Bijzonder leerzaam. En dat gold ook voor het fenomeen kerstmarkt, want daar zien ze me nooit weer. 

dinsdag 15 december 2015

Materiaalmoeheid

Mijn kerstboompje meet slechts 56 cm. Het opzetten vergt pakweg 3 minuten en 47 seconden. Het is namelijk zo’n kant en klaar kunstdingetje. Zelfs de lichtjes zitten er al in. Het enige wat me te doen staat is ‘m uit de verpakking en van zolder halen en de takjes rechtbuigen. Daarna breng ik snel nog wat extra glitters en balletjes aan en het feest kan beginnen.
Jaarlijks neem ik voor om me zelfs dié luttele arbeid te besparen, maar steeds weer is daar van binnenuit dat vermanende doe-niet-zo-ongezellig. Dat was ooit anders, want ik hou in principe bijzonder van kitsch en kleur. Snapte dan ook nooit dat mensen kozen voor slechts witte versiering. Wat is er bijvoorbeeld vrolijker dan een trits gekleurde lampjes? Maar oké, inmiddels heb ook ìk het moede hoofd gebogen voor meer geaccepteerde esthetiek. Mijn ballenzooi is echter nog steeds bijzonder kleurrijk en figuratief. Favorieten zijn het trompetje en het vogeltje. Beide zijn ook zo makkelijk aan te brengen. Het trompetje (hij moet ècht retteketetten!) schuif je over een takje. Het vogeltje clip je doodeenvoudig vast middels een knijpertje. Maar vanochtend, tijdens het vliegensvlug optuigen van mijn boompje, brak het trompetje spontaan in tweeën. Materiaalmoeheid wellicht, want hij was nog van mijn moeder en zo’n halve eeuw oud. Niet alleen het trompetje brak, maar ook ik. Mij wacht daarom een droeve en eenzame Kerst. Liever geen bezoek aan huis!


zaterdag 12 december 2015

Automaat

Met dierentuinen zit het lastig. Aan de ene kant is het geen pretje te zien hoe onschuldig gevangenen levenslang uitzitten. Aan de andere kant is er het zogenaamd educatieve aspect en de functie tot behoud van soorten. Daar komt bij dat het in moderne dierentuinen meestal prettig toeven is - voor bezoekers althans - vanwege het vele groen en de fraai aangelegde panorama’s. Zeker de Zoo van Emmen voldoet aan dat beeld. Desondanks stond ik er onlangs* moedeloos toe te kijken hoe een zwarte panter rusteloos op en neer liep langs het gaas dat zijn territorium ernstig beperkte. Vijf meter naar links, vijf meter naar rechts. Zijn footprint zat zo diep in de harde aarde gestanst dat 't mogelijk zichtbaar is via Google Earth. De panter ijsbeerde op de automaat. Van nature beeldschoon en perfect afgestemd op zijn omgeving, was hij verworden tot een slaafse robot. Waar zijn gedachten waren, weet ik niet, maar zijn lijf ging zijn gang.
Later die dag stapte ik in datzelfde Emmen de V&D binnen. De roltrap bleek defect. Op een opgeplakt briefje stond iets over onderhoudswerkzaamheden én dat de roltrap dus 'even als gewone trap’ te gebruiken was. Aha, dacht ik, nu goed opletten, want uit ervaring weet ik dat het vreemd aanvoelt een stilstaande roltrap te betreden. Brein en lichaam sporen dan niet met elkaar. En dàt bleek toen ik half struikelend omhoog liep. Omkijkend zag ik dat andere gebruikers eveneens stuntelden.
Wandelende automaten zijn we, met een beperkt aantal keuzes. Is dat erg? Niet echt, maar wel als je als zwarte panter je godganse bestaan achter gaas in Emmen moet doorbrengen.



dinsdag 8 december 2015

Gewone mensentaal

Onlangs kreeg ik een brief van Zilveren Kruis Achmea, mijn ziektekostenverzekeraar. In dat schrijven bood men aan het verplichte eigen risico in maandelijkse termijnen te innen opdat de lasten gespreid worden. De brief begon zo:

Beste meneer Nagel,
In 2016 stijgt het verplicht eigen risico naar € 385,-. Voor veel mensen is het verplicht eigen risico best een hoog bedrag om in één keer te betalen. [...]

Het gaat mij om het laatste zinnetje, let vooral op dat 'best'. Daar is vast lang over nagedacht. Knappe koppen - taalkundigen, psychologen, communicatietypjes – hebben zich over de concepttekst gebogen. Uiteindelijk kwam men tot de slotsom dat de boodschap in gewone mensentaal gebracht moest worden waarbij Zilveren Kruis uiteraard begripvol en inlevend diende over te komen.
Geheel onbedoeld veroorzaakte de tekst echter chaos in mijn reptielenbrein. Want als het bedrag ‘voor veel mensen best hoog is’, dan is dat voor veel anderen dus ook weer niét. Zilveren Kruis zorgt daarmee voor tweespalt onder haar klanten. Aan de ene kant zijn er zeer velen die zo’n bedrag soepeltjes uitgeven, bijvoorbeeld aan een concertkaartje voor Adele. Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich de zieligerds die dat bedrag in termijnen moeten zien op te hoesten. Nu heb ik nooit taalkunde, psychologie of communicatie gestudeerd, dus waar bemoei ik me mee? Maar voor zeurpieten als ik is de toon in deze brief best badinerend, misschien zelfs neerbuigend. Of in gewone mensentaal: best lullig.


vrijdag 4 december 2015

Doorpakken

De Windroos is een basisschooltje, bij mij om de hoek. Toen ik er gisteren, 3 december, langsliep, werd de deur ineens opengesmeten en stormde een klas uitgelaten kids het schoolplein op. De meest vrolijke was een donker jochie verkleed als Sinterklaas. Hij droeg een oversized tabberd en op zijn zwarte krullenbol balanceerde een groteske mijter. Ik vond dat een grappig gezicht, zo’n negroïde joch dat de Sint uithing. Jazeker, zulks heeft met raskenmerken te maken, racisme in zijn zuiverste vorm dus. Excuses daarvoor. Ik vind trouwens ook zwarte bisschoppen en kardinalen geiniger ogen dan hun witte of roze collega’s. Dat beeld kietelt, bezorgt mijn humorpapillen een boost. Eigenlijk vind ik sowieso de doorsnee neger iets grappiger dan de doorsnee witmens. Kan er echt niets aan doen, sorry. Een neger met een pruik of raar hoofddeksel is meestal leuker dan een witmens met een pruik of raar hoofddeksel. Om Paul de Leeuw heb ik bijvoorbeeld nog nooit van mijn leven ook maar één seconde gelachen. Maar een donkerbruin jochie dat als Sinterklaas verkleed over het schoolplein stuitert, dan kan ik aan 't zuurstof. 
Dit geschreven hebbende, waarom breekt de gekleurde Santa eigenlijk nog niet door? En waarom maken zijn Lapse rendieren niet plaats voor een span Botswaanse kafferbuffels? En wie verbiedt nu eens en voor altijd die perverse witte Kerst? En wanneer wordt Sint Nicolaas' brave Amerigo ingeruild voor een bonte Appaloosa? Ik bedoel, laten we tijdens deze van racisme doordesemde feestmaand nu eens niet uítpakken, maar dóórpakken. Wir schaffen das, yes we can.


dinsdag 1 december 2015

Werelden

‘Mag ik u iets vragen,’ klinkt het in het centrum van de mij vreemde stad. Ik kijk opzij en zie het prettige gezicht van een jonge, lichtblonde vrouw.
‘Als u maar niet naar de weg vraagt, want ik ben hier niet bekend,’ zeg ik in mijn achteruit.
‘Heeft u misschien een euro of zo over,’ vraagt ze. Ik bekijk haar nu anders, beter, en zie niet zozeer en prettig gezicht, maar een prettig gezicht met zweertjes.
‘Het klinkt lullig,’ verontschuldig ik me, ‘maar ik heb nauwelijks contant geld bij me, want ik pin vrijwel altijd. Heel misschien een paar losse muntjes. Sorry.’
‘Geeft niets,’ zegt ze, ‘maar ook een paar losse muntjes helpen.’
Ik maak mijn portemonnee open en hoewel ik best rijk ben, zie ik slechts drie losse eurocenten en een celbatterijtje. Als bewijs gun ik haar een inkijkje in mijn buidel. Samenzweerderig en voorovergebogen vorsen we mijn opengesperde portemonnee.
‘Geeft niets,’ zegt ze opnieuw, nu met een geforceerde glimlach waardoor haar zweertjes zich strekken. Daarna draait ze zich om en verdwijnt tussen het winkelend publiek.
Vijf minuten later ontvang ik in dezelfde winkelstraat een elektronisch berichtje van mijn zoon die in een andere wereld woont, ver weg. Toch is zijn wereld een stuk dichterbij dan de wereld van de jonge, lichtblonde vrouw die ik zonet sprak.

woensdag 25 november 2015

Bond

Het plaveisel in het tochtige centrum van Almere glimt van de ijsregen. Het schaarse winkelvolk haast zich zo dicht mogelijk langs de etalages. Smerig weer, maar ik heb er weinig last van want verheug me op wat komen gaat.
Mijn kaartje zegt: zaal 10, rij 11, stoel 8. Ter plekke blijken het holle cijfers want in deze bioscoopzaal, waarin met gemak plaats voor honderdvijftig, bevinden zich slechts negen bezoekers. Wij allen zijn gekomen voor Spectre, de nieuwste Bond-film.
Tijdens een woeste achtervolging met beeldschone sportwagens door het stratenlabyrint van Rome, slik ik gauw een pilletje tegen de opkomende hoofdpijn. Tijdens een gruwelijke beukpartij in een treincoupé  tussen 007 en een massieve spierbundel, krijgt iemand in de zaal een gierende hoestbui. Tijdens een misselijkmakende scene waarin de vastgebonden James wordt gemarteld door een ultieme slechterik die ambities heeft de wereld te knechten, huppelt een bezoekster in het halfdonker zenuwachtig naar de WC, waardoor ze bijna struikelt.
Over Spectre zelf kan ik kort zijn: beste Bond ooit!
Om 16.00 uur sta ik weer buiten. Het regent en waait nu zo mogelijk nòg harder, bovendien is het vrijwel donker - nu al. Ik vlucht daarom de aanpalende V&D binnen, marcheer door naar de vreetafdeling, oftewel La Place, en bestel er een saucijzenbroodje. En een cappuccino. Stirred not shaken.


zondag 8 november 2015

Troostrijk

Je hoort wel eens dat bij begrafenissen en crematies het weer spontaan veranderde tijdens het definitieve afscheid. Of dit echt iets betekende is onzeker, ons land kent immers een wisselvallig weerbeeld. Maar zo’n plotse verandering gaf de nabestaanden vaak wel de nodige praat- of denkstof.
Bij strandpaal 32 - iets ten noorden van Bergen aan Zee - hebben we ons verzameld. We zijn met z’n twaalven. Nou ja, eigenlijk met zijn elven, want één van ons is dood. Hij bevindt zich in een kartonnen koker die tot vandaag als tijdelijke urn dienst deed.
We lopen naar de vloedlijn. Drie snel in zwemkleding gestoken vrijwilligers - de meest dapperen onder ons, want het is ver in oktober, het regent in waaiers, de wind is krachtig en de gevoelstemperatuur hooguit 7 graden - dragen de koker naar dieper water, tot zowat borsthoogte. Terwijl zij daar de as in de golven strooien, werpen de achterblijvers vanaf het strand rode rozen in de zich opdringende schuimkraag van de Noordzee.
Als geregisseerd.
Wanneer de drie badgasten - nu voorzien van blauwe lippen - weer zijn teruggekeerd van hun geslaagde maar bitterkoude missie, zich snel hebben afgedroogd en iets warms aangetrokken, staan we tezamen - min één - naar de grauwe maar o zo troostrijke zee te kijken. En verdomd, de massieve bewolking wijkt en we zien iets van zon.


vrijdag 6 november 2015

Verbanning

De vijf jongens lopen schouder aan schouder door het centrum. Best wel dreigend, maar daar zijn ze zich niet zo van bewust, vermoed ik. Ze zijn een jaar of 15. De middelste - de meest imponerende - is duidelijk de leider, de twee naast hem zijn z’n trouwste vazallen en de buitenste knapen doen er het minste toe. Heel klassiek dus. De drie middelste jongens roken, hun sigaretten zijn (nog) één decimeter lang. Ze hebben ze kort geleden opgestoken, zo te zien tegelijk; hun gepaf is een groepsdingetje, een rite de passage wellicht. Het ziet er overigens best lullig uit: drie van die slungels die simultaan en met verbeten bakkes een krampachtige hijs nemen aan zo’n lang dun wit nicotinestaafje. (Een kort stompje is helemaal kansloos, want hoort bij peukrapende zwervers. Een halve tot driekwart sigaret is het meest cool.)
De twee buitenste knapen roken niet, wat ik interessant vind. Zijn ze nog niet ‘zover’ of zijn het gewoon niet zulke meelopers als de jongens uit the inner circle? Is sprake van het eerste, dan vormen ze de kneuzen van de groep. Maar indien er sprake is van bewust-niet-roken dan zijn de twee buitenste jongens juist de stèrken van de groep. Zij laten zich immers niet gek maken door het gedrag van het alfamannetje. Daar betalen ze dan wel een tol voor: verbanning naar de periferie.


dinsdag 3 november 2015

Onzalig

Daar was het weer, dat gevoel tijdens mijn eerste schoolkamp. De spanning en de opwinding - voor het eerst een paar dagen van huis. We waren 13 of 14. Onze Haagse klas was ondergebracht in een eenvoudige groepsaccommodatie middenin de Onzalige Bossen (ja, zo heet dat daar) vlakbij De Steeg dat weer vlakbij Rheden ligt. Een jongensslaapzaal; een meidenslaapzaal; de leraren er tussenin. Niet leuk: verplicht afwassen en je bed opmaken. Hartstikke leuk: al het andere.
Waarom dat sentiment ineens terugkwam is simpel: ik wàs er weer, na dik een halve eeuw. Ik was weer op dezelfde locatie, in dezelfde accommodatie. Het gebouw – een 19e eeuwse boerderij – was omgetoverd tot pannenkoekenrestaurant. Maar het uitzicht, de splendid isolation, alles leek onaangetast. God, wat was het tof tijdens dat schoolkamp: spoorzoekertje, bonte avond, kampvuur, sparrengeur, overspannen leraren, gestoei op de slaapzalen, gedoe met de meiden - er ontlook veel. Alles daarna in mijn leven zou een slap aftreksel blijken van die paar hemelse dagen in 1962, in die onzalige bossen nabij Rheden. Nee, het had gewoon nooit 1963 moeten worden. En dat heeft weinig te maken met de moord op Kennedy, hoewel die gebeurtenis voor veel babyboomers een eerste kennismaking was met de écht onzalige wereld. 


vrijdag 30 oktober 2015

Zwakte

We bezochten museum De Fundatie gelegen in de binnenring van Zwolle. Prachtig gebouw, vooral vanwege de dôme, de blinkende koepel op het dak. Ook het interieur is snaarstrak, maar wel opvallend veel trapjes en kabinetjes, want dat heb je met oude stadse panden. Over de getoonde kunst waren we helaas minder te spreken: een rommeltje. We zagen werken van William Turner, misschien wel de grootste schilder van Engeland. En ook van Jan Cremer, ik denk niet de grootste schilder van Nederland. Daarnaast hier en daar een Tooropje, Warholletje of Krabbéetje. En er was een deelexpositie van een aantal opkomende kunstenaars die geïnspireerd waren door de muziek van Nick & Simon, de Volendamse barden. Het waarom van deze deelexpositie was ons niet duidelijk. Mogelijk hadden de bedenkers zin in een geinig projectje teneinde Nick & Simon-fans over te halen het museum te bezoeken en hoge(re) cultuur op te snuiven. Ons bekoorde het totaal niet; we vonden het, nogmaals, een rommeltje.
Maar toen wij helemaal bovenin De Fundatie uit de panoramische raampartij keken, waren we ineens bijzonder enthousiast vanwege het fraaie zicht op de oude binnenstad. Het toonde de aantrekkingskracht van Zwolle, en de zwakte van deze museumcollectie.

maandag 26 oktober 2015

Wellness

In Thermen La Mer Almere is het goed toeven. Twee redenen. De eerste is het door werkelijk iedereen gerespecteerde verbod op mobiele telefoons. De tweede is de alom gemengde naaktheid die er voor zorgt dat zwartgekousde refo’s, chassidische pijpenkrullen en profeetminnende Mekkagangers wegblijven. Dat alleen al doet wat mij betreft recht aan het begrip wellness. Maar wees gerust, er rest genoeg om je aan te ergeren.
Vooraleerst vermaak ik me opperbest in het kruidenbad, de infrarood cabine, het Ottomaanse badhuis, de stoomkamer, de diverse dompel- en zwembaden en de ontspanningsruimte waar je kunt lezen, snurken of glutenvrije Albacore tonijn met eco-gambasalade en eekhoorntjesbrood bestellen. En natuurlijk is er de vertrouwde sauna, waar deze hele wellnessgekte ooit mee begon.
Ik stap de bloedhitte binnen, spreid mijn handdoek uit, neem er kuis op plaats en onderga het simultaan breken van de vliezen mijner poriën: zwetûh! De enige ben ik niet, naast mij zijn in deze hete grenenhouten Finse martelcel aanwezig een buikig m/v-stel en een esoterisch vrouwmens. De buikige en de esoterische vrouw praten met elkaar - túurlijk.
De buikige: ‘Ik heb een tijdje terug een documentaire gezien waarin hun zeggen dat koudwaterbaden goed zijn tegen reuma.’
De esotherische: ‘Mmm, dat werkt volgens mij alleen bij afwisseling tussen zeer koud en zeer warm. Zo werk ik ook in míjn praktijk.’
De buikige: ‘En toch zweren hun bij alleen koude baden. Echt hoor.’
De esotherische: ‘Nou, dat lukt dan misschien alléen als je het voldoende aandacht geeft en kunt dealen met meditatieve ademhaling.’
De buikige man zucht terwijl hij golven transpiratievocht van zijn witte dijen veegt. En ik fantaseer hoe ik beide vrouwen net iets te lang onderdompel in een naar keuze ijskoud of kokendheet bad.

woensdag 21 oktober 2015

Niemandsland

Mijn schoudertas was aan vervanging toe; hij had erg geleden, was goor en versleten. Er moest dus een nieuwe komen. Da’s echter niet zo eenvoudig, want het luistert nauw bij een schoudertas, vind ik. Voor je het weet wordt het koket of wuft, en dat wil je natuurlijk niet als masculiene Marlboroman. Maar ik blief ook weer niet zo’n typische herentas - vaak van leder - waarin je je gewichtige paperassen, tablet of laptop en andere statusverhogende prullen in vervoert op weg naar meetings, presentaties en andere dynamische afspraken. Welnee, ik neem doorgaans slechts mee: een paar bammetjes, een appel of banaan, flesje water, mueslireep, blocnootje, schrijfgerei, iets-te-lezen-voor-onderweg, telefoon-voor-noodgevallen, leesbrilletje, papieren zakdoekjes, tandenstokers en flosdraad, soms een routekaartje en ten slotte natuurlijk mijn identiteitspapieren voor als men mij in staat van ontbinding aantreft in een greppel in niemandsland, wat al met al best veel is eigenlijk.
Afijn.
Met deze imagotechnische en praktische wenslijst, en met een budget van maximaal 75 euro, kwam ik ten slotte uit bij een Camel Active Hunter M: een stoere lifestyle retrolook canvas schoudertas die overigens verdacht veel lijkt op de utilitaire ransel die ik ooit als dienstplichtig soldaat meetorste. Best een kek ding, die lifestyle retrolook canvas Camel Active Hunter M. Zou zonde zijn als-ie, samen met zijn bezitter, in een greppel belandt, in niemandsland.


vrijdag 16 oktober 2015

Friet

Vriendin en ik keken uit over de Noordzee. We zaten op een bankje en aten friet met mayonaise, smachtend aangestaard door 128 meeuwen, 4 duiven, 37 kraaien en 1 dappere mus die opdringerig aanspraak maakten op hun aandeel. Op het bankje rechts van ons zat een vrouw te bellen: ‘Weet je waar ik nu ben? In Kijkduin! Het is hier zo lekker jôh. Geen wolkje aan de lucht. Heeerrrrlijk weer! De zon glinstert over het water en het is echt windstil. En ook zo rustig, bijna geen hond. Echt zaaalig hier!’
We waren dus niet de enigen die van deze uitmuntende omstandigheden genoten. Aan het eind van haar luisterrijke beschrijving hoorden we: ‘Hoe laat zal ik je morgen ophalen? Tien uur? Prima, maar dan moet je wel klaarstaan, want ik wil niet wéer zo lang wachten…’
Op het bankje links van ons was ook een vrouw gaan zitten, een zakelijk type, en ook zij belde. Wij hoorden: ‘Je moet nu onderhand wel beslissen of je het leidinggevende traject in wilt stappen; het is zo’n beetje nu of nooit.’
Vriendin en ik waren ontzettend blij dat we niet zo lang hoefden te wachten op iemand. En dat we niet hoefden te beslissen over een leidinggevend traject. En de vogels waren blij dat ze van ons wat frietkruimels kregen toegeworpen, ja ook die ene dappere mus.  


dinsdag 13 oktober 2015

Wijnvlek

Een kennis liet me haar nieuwste tattoo zien. Erg fraai, maar ieder zijn meuk want ik vind niks mooiers dan ongerept vlees waarin adertjes, moedervlekjes en haartjes. Maar goed, velen houden nu eenmaal wèl van deze vorm van presentatie: het lichaam als kunstdrager; een weergave van het innerlijk; puur expressionisme.
Dezelfde kennis legde me ernstig uit dat tattoos je persoonlijkheid en/of je geschiedenis uitdrukken, en je daardoor iets eigens geven. Daar is iets voor te zeggen. Daarom stelde ik - nogal balorig - tijdens dit onderonsje meteen maar voor een wijnvlek op mijn gezicht te laten tatoeëren, en wel in de vorm van Nieuw-Guinea, want een mooie wijnvlek is niet lelijk. Mag best fors, bijvoorbeeld vanaf mijn rechter jukbeen (de Vogelkop), over mijn neusrug (de toppen van het Carstenszgebergte) tot ergens onder mijn linkeroor (New Britain). ‘Zo’n wijnkleurige tattoo over mijn porem heeft wel iets eigens,’ voegde ik er bloedzuigerig aan toe.
‘Overdrijven is ook een vak, Nagel,’ zei de kennis. En ook: ‘Nu weer effe normaal doen en anderen in hun waarde laten, oké?’
‘Och, grapje,’ verdedigde ik. Ook humor is eigen én expressief, maar wordt eveneens niet altijd gewaardeerd.


donderdag 8 oktober 2015

Mataglap

‘Shanana,’ riep de man in het bos, ‘Shanana, hier!!!’ De woedende man stond met drie aangelijnde hazewindhonden te tieren naar zijn vierde, die kennelijk de poten had genomen. Na enig speurwerk zag ik - passerende jogger - Shanana staan: de ranke hond staarde half verscholen tussen het struikgewas naar zijn of haar baas. Het dier was onzeker, stond te trillen, maar dichterbij komen? Ho maar! Dat betekent vrijwel altijd dat een ongehoorzame hond weet dat hij op zijn sodemieter krijgt zodra hij zich (weer) bij zijn baas voegt. Het is de klassieke fout die veel hondeneigenaren begaan: in plaats van hem te prijzen voor zijn komst, hem uit pure frustratie en onmacht flink straffen. Shanana wist waarschijnlijk wat 'm te wachten stond en verkoos daarom een veilige afstand.
Het baasje werd nu echt mataglap. Het Shanana-godverdomme-kom-hier echode meermaals door het herfstige bos, maar de patstelling bleef. Onverstandig van de man, want hij, kennelijk bezitter van een kleine roedel, zou toch moeten weten hoe je met je Canis lupus familiaris om dient te gaan. Het bewijst maar weer eens dat de meeste mensen geen huisdier verdienen. En dat blaffende bazen hard kunnen bijten.


zondag 4 oktober 2015

Jurken

Voor entree hanteert het Nationaal Militair Museum te Soesterberg twee tarieven, één voor volwassenen en één voor kinderen tot twaalf jaar. ‘Twee volwassenen,’ zei ik derhalve tegen de charmante dame achter de ticketbalie, wat tamelijk overbodig was want mijn zoon en ik zien er overduidelijk uit als twee volwassenen. Daarom gooide ik het snel over een andere boeg: ‘Geniet ik als 65-plusser geen korting?’
‘Nee, daar doen we helaas niet aan,’ lachte ze, ‘en was dat wel het geval dan had ik u toch niet geloofd.’ Moeilijk te zeggen of dit vrouwmens een geraffineerde dan wel klantvriendelijke slijmjurk was of dat ze het meende, maar al zwevend was ik geneigd én genegen haar te zoenen.
Na dit museumbezoek stopten zoonlief en ik op de terugweg bij 'onze' kartbaan; hadden we gewoon zin in. Het circuit lag er verleidelijk bij en we besloten tot een onderling duel. We betaalden voor één heat, trokken de ons aangereikte raceoveralls aan en kozen een stoere helm uit. Aangekomen bij de klaarstaande karts, bleek het vizier van mijn helm vast te zitten. Op dat vizier wijzend, zei ik tegen de jongeman die ons op weg hielp: ‘Ik krijg hem niet omhoog.’ De knul bleek een vileine grapjurk, want antwoordde: ‘Tja, dat krijg je op uw leeftijd.’ Baf, ik stond weer op de grond, met beide voetjes.

dinsdag 29 september 2015

Ahh, ohh & uhh

‘Jahaaa, hiér gebeurde het!,’ hoor ik naast me. ‘Jahaaa, hiér is het allemaal begonnen!,’ vervolgt hij. Ik kijk de vreemdeling aan, en knik begrijpend. De man heeft gelijk want hiér gebeurde het, hiér was de geboorte ons land. Ik sta namelijk in het Hof van Nederland, op de binnenplaats van het voormalige Augustijner klooster in hartje Dordrecht - was er nog nooit. Hier werd tijdens de Eerste Vrije Statenvergadering van 1572 de basis gelegd voor de Republiek, de opmaat naar onze huidige natie. Ik snuffel dan ook nieuwsgierig rond op deze intieme plaats en kijk naar de ramen waarachter de Hollandse en West-Friese afgezanten destijds hun besluit namen. Mooi wel.
Twee uur later zit ik in de waterbus die mij over de Noord van Dordrecht naar halte Erasmusbrug in hartje Rotjeknor vaart. Met die zo bepalende Statenvergadering nog in het achterhoofd stel ik me de vraag of ik eigenlijk wel van dit/mijn land hou. Lastig, want fervent nationalisme is me vreemd. [Nee, ik ben beslist óók geen wereldburger, dat vind ik modieus backpackersgezwets.] Maar varend - in gezelschap van veel ahh en ohh roepende buitenlandse toeristen - langs de scheepswerven, expressieve infrastructuur en architectuur van misschien wel het meest dynamisch stukje Nederland, zou mijn antwoord kùnnen zijn: Uhh, soms best wel.


zaterdag 26 september 2015

Pinda's

Indo’s zijn doorgaans welgemanierd, voorkomend en bijzonder aangepast. Maar vanzelfsprekend bevinden zich onder hen ook regelrechte eikels. Helaas werken een paar van hen bij ‘mijn’ toko. Deze Pinda’s, waarvan sommigen beslist al AOW vangen, bezitten een attitude diametraal tegenover die van de jongens en meiden van McDonald’s die je immer klantvriendelijk, blijmoedig en snel bedienen. Bij genoemde toko vinden ze het al heel wat om je gedag te knikken. Hun houding is indolent (!) dan wel stoïcijns, desondanks laten ze je nauwelijks de kans te kiezen tussen de gerechten. Bij de meeste Indische winkels mag je immers een keuze maken tussen verschillende soorten vlees en groenten, bijvoorbeeld bij nasi rames. Nee, bij mijn toko bepalen de oudjes dat liever zelf. Daarbij komt dat ze verschrikkelijk gierig zijn – soms leggen ze bloedbruisend irritant een petieterig stukje rendangvlees terug, want iets extra’s voor de klant lijkt een doodzonde. Als klap op de vuurpijl zijn ze schreeuwend duur. Hèt probleem is echter dat het eten er hemels is, bovendien kakelvers bereid in het muffe keukentje achterin de winkel. Dus tsja…
Voor mij mogen ze nog lang in dat keukentje rommelen – graag zelfs. Maar het bedienend personeel mag stante pede achter de geraniums. Of achter de kembang sepatu.


woensdag 23 september 2015

Kil

Met een lift ga je omhoog, vervolgens roetsj je omlaag en daarna maak je je het zo gezellig mogelijk. Zo ongeveer kun je wintersport omschrijven. Dat laatste - het gezellig maken – lukt Ebba en Tomas niet erg. Dit Zweedse modelechtpaar is samen met hun blonde grut neergestreken in een snaarstrak designhotel in de Franse Alpen. Die ‘ongezelligheid’ ontstond nadat Tomas tijdens dreigend lawinegevaar zichzelf en zijn smartphone belangrijker vond dan de veiligheid van zijn gezin. Ebba bekijkt Tomas hierdoor nu met andere ogen en Tomas worstelt dientengevolge met zijn zelfbeeld. Ziehier de hoofdlijn in Turist, een film die mij uitermate boeide. De landschappen zijn prachtig, het acteerwerk is klasse, het geluid (een ruisende stilte) indringend en de sfeer kil en leeg – tja, het is per slot een Scandinavische film. Het sterkst zijn de scenes in dat uitdrukkingsloze designhotel waar Ebba en Tomas verblijven, alsmede enkele vrienden van het stel die een wat onduidelijke bijrul vervullen. Wat heerst zijn vertwijfeling, leegte en langdradigheid - velen zullen de film daardoor als saai ervaren.
Ofschoon ik skiën stilistisch fraai en erg dynamisch vind, ben ik nog nooit met het verschijnsel wintersport in aanraking geweest. En dat zal waarschijnlijk ook nooit gebeuren. Gewoon geen behoefte aan, en na Turist al helemáál niet. Desalniettemin als film bijzonder intrigerend.


vrijdag 18 september 2015

Haahahatsjiiieeee!

Breeduit lees ik de krant. Mijn armen wijd uiteen, scan ik de twee opengeslagen pagina’s. Maar ineens, zonder dat ik het voel aankomen, krijg ik een niesbui van 8,25 op de schaal van Richter. Aangezien ik met mijn handen de beide uiteinden van de krant vasthoud, kan ik niet voorkomen dat ik het papier over de volle hoogte en breedte ondersproei. Weer tot bedaren gekomen, bekijk ik aandachtig mijn hoofdinhoud die nu van de artikelen afdruipt. Eigenlijk betreft het slechts één topic dat over beide krantenhelften is verdeeld: het migrantenprobleem. Verrassend is deze kwestie niet. Grote bevolkingsstromen zoeken zich een weg uit smeulende regio’s op zoek naar een nieuw Utopia dat ze waarschijnlijk niet vinden, temeer daar de Utopianen, vaak om best legitieme redenen, niet bepaald op deze nieuwkomers zitten te wachten. Het resultaat: boze burgers, onlusten en nog meer frustratie. En hoewel men dit al ver van te voren had kunnen zien aankomen, kan niemand het tij keren – menselijk handelen in een notendop. Afijn, om het nog ellendiger te maken zijn de bedrukte bladzijden, die deze misère zo treffend weergeven, via mijn gezichtsopeningen ook nog eens gemitrailleerd met van bacillen wemelend slijm en snot. Daarom sla ik snel om naar de volgende pagina. Deze bevat gelukkig minder drama. En minder smurrie.


dinsdag 15 september 2015

Pesten

Op de laatste zomerse dag van het jaar zaten we op een terrasje, ergens in de Drentse hooglanden, met uitzicht op een zwemvijver waarin een klasje schoolkinderen spetterde. Een jaar of twaalf waren ze; hun twee begeleiders zaten op een picknickbank. Zo, in zwemkleding, viel me op hoeveel van deze jongens en meiden overgewicht hadden: zeker een kwart van de klas. Twee van hen waren echt veuls te dikke jongens met hangwangen, spekruggen en D-cups. De andere dikkerdjes zagen er weliswaar minder spectaculair uit, maar hun tailles bolden evengoed aan alle kanten.
Een kwart van deze klas viel (mij) dus op vanwege overgewicht. In de tijd dat ik twaalf lentes telde, was slechts 1/40 deel van mijn klas te dik: één jongetje, Eddy.
Eddy werd vaak gepest. Gepest vanwege zijn omvang, die eigenlijk redelijk proportioneel was vergeleken met de obese kindekes bij de Drentse zwemvijver. Met z’n velen geneerden de laatsten zich zo te zien nergens voor - heel anders dan Eddy indertijd, die was niet alleen dik, maar vooral ook alleen.  
Zojuist heb ik hem proberen te googelen. Ofschoon hij een weinig voorkomende achternaam had, vond ik geen spoor van mijn oude klasgenoot. Heel jammer, want ik zou hem namens onze hele klas-van-toen willen berichten: sorry, Eddy, echt hartstikke veel spijt.


 

woensdag 9 september 2015

More

Afgelopen tijd zijn tal van musea vernieuwd en heropend. Stuk voor stuk prachtig. Er is wel één nadeeltje: het is er meestal dringen. Dat heeft natuurlijk met de massale aandacht van doen waar musea tegenwoordig zo graag naar hengelen én met de beroemde namen waarmee je om de oren wordt geslagen. Drommen toeristen, wachtrijen, zalen vol stuwende kunstminnaars. Het kan gelukkig anders.
Onlangs bezochten we Gorssel, een zuurstofrijk dorpje ergens tussen Deventer en Zutphen, riant gelegen tussen bossen, heidevelden, lommerrijke lanen en dromerige zandweggetjes. En jawel, sinds kort bevindt zich ook hiér een museum, en wat voor een. Het luistert naar de naam MORE, wat staat voor MOdern REalisme - in volkstaal: griezelig echt. Dit nieuw opgetrokken museum ligt in het hart van Gorssel, daar waar ooit het oude stadhuis stond.  
Terwijl C. de tickets afrekende (géén wachtrij) keek ik om me heen en wist dat we goed zaten. MORE is tof, zowel vanbinnen als vanbuiten. Dat laatste vanwege de weldadige ruimte er omheen waar je moeite- en kosteloos kunt parkeren en van waaruit je eventueel ook het dorpje in kunt kuieren. De architectuur is transparant, de zalen, trappenhuis en liften zijn fris en ruimtelijk, het restaurant c.q. grand-café is uitnodigend, de medebezoekers zijn niet overspannen, suppoosten hebben tijd en aandacht voor je en de kunst is verpletterend. More is less, maar niet hier.


vrijdag 4 september 2015

Short

Ik haal mijn korte broek van de waslijn, vouw hem netjes op en voordat-ie in de kast verdwijnt besnuffel ik ‘m nog even – een aroma van wasmiddel en tintelzilte westenwind. Het zijn vertrouwde huishoudelijke handelingen, maar vandaag is er triestheid.
Deze korte broek – short, zeiden we heel kakkineus vroeger thuis - is mijn lievelingskledingstuk. Weliswaar is-ie inmiddels vaal en vormeloos, maar juist daardoor draagt hij zo fijn. Het liefst doe ik dat vier maanden lang, van mei tot eind augustus. Zomerse, lijfelijke genoegens: tegenwind langs schenen, meewind langs kuiten, zon op dijen, koelte rond ballen.
Mijn broek mag dan oud en sleets zijn, hij is precies goed: niet te kort of te lang, niet te zus of te zo. Daarbij: vederlichte stof (tja, een gerenommeerd Germaans buitensportmerk), soepele rits en puike zakken. Ik hou van ‘m, ècht, niet in het minst omdat hij staat voor de mooiste tijd van het jaar. Dat is dan ook de reden van mijn bedruktheid: ik neem vandaag voor lange tijd afscheid van hem. Het is september dus een glorieuze indian summer daargelaten doe ik dit jaar geen beroep meer op deze korte broek. Waarschijnlijk haal ik hem pas over een maand of zeven, acht weer van stal. Tot dan, lieve vriend.

zondag 30 augustus 2015

Woestijn

Als gesjeesd katholiek vond ik het tijd voor een bezoek aan het bisdom Roermond. En daar wandel ik dan door het centrum van deze middeleeuwse (Hanze)stad gelegen aan zowel Roer als Maas. Mijn eerste stop is het Cuypershuis. Dit museum was ooit het zelfontworpen woonhuis van de grote bouwmeester Pierre Cuypers (1827-1921). Volgens Wikipedia was deze in Roermond geboren en getogen architect onze bekendste kerkenbouwer die met zijn neogotische stijl de Nederlandse katholieke architectuur op de kaart zette. Naast zeventig kerkontwerpen maakte hij echter vooral naam met het Amsterdamse Rijksmuseum en Centraal Station. Afijn, het klinkt misschien stoffig, maar had hij nu geleefd dan zat hij elke week in DWDD.
Terwijl ik sta te dubben het Cuypershuis wel of niet te betreden, rijdt een lawaaierige Seat Leon voorlangs het museum. Uit de auto hangen vier ongeschoren muzelmannen met donkerbehaarde armen en uit hun speaker(s) dendert een snerpende klaagzang vol woestijnzand. Ik weet niet of het Arabische reli-pop betreft of een popie jopie-versie van één van de soera’s, maar de Allah Akbars ketsen keihard tegen de gevels. Het viertal vindt het blijkbaar nodig dat tout Roermond meegeniet van dit kamelengeblèr. Arme, arme Pierre Cuypers met zijn verfijnde kerkarchitectuur, denk ik meewarig. Ik besluit daarom door te lopen naar de Sint Christoffelkathedraal vlakbij de Markt om er een kaarsje te branden voor een samenleving zonder al te veel woestijnzand.



dinsdag 25 augustus 2015

Hooghartig

Op een mooie woensdag zoefde ik per spoor over het Brabantse land. Ik zat riant, met dank aan de NS die mij, als vaste klant, had getrakteerd op een upgrade naar de eerste klasse. Vergenoegd omtrent mijn verheven status keek ik de coupé rond. Het viel me een beetje tegen dat niet alleen de gegoede burgerij, maar ook ‘gewoon volk’ in mijn rijtuig zat. Bijvoorbeeld een rafelig gezinnetje met twee schreeuwerige peuters, een spijbelpuber met een capuchon en een stratenmaker dan wel dakdekker in een T-shirt waarop met grote letters Dirty Dutch stond. Dit rapaille heeft niet door dat het hiero eerste klasse is, dacht ik in een hooghartige modus waar een volgevreten harpij jaloers op zou zijn. Ik verkneukelde me daarom op de komst van een controleur die deze minimumlijers op hun fout zou wijzen. En die kwam, een conductrice.
Tot mijn verbazing bleek iedereen in de coupé legaal aanwezig. Toen was ik aan de beurt. De conductrice hield mijn upgrade-ticket tussen haar vingers, pakte een ballpoint en onderstreepte iets. Daarna gaf ze mij het kaartje terug, wees ernaar en zei discreet: ‘Deze upgrade is alleen in het weekend geldig. Dus mag ik u verzoeken...?’
Ergens tussen Den Bosch en Eindhoven liep ik de walk of shame naar de tweede klasse. Die bleek echter geheel vol te zitten waardoor ik op het balkon moest gaan staan.
Afgang eerste klas dit.



woensdag 19 augustus 2015

Orgeltje

Als twaalfjarig jochie studeerde ik klarinet, mij aangepraat door mijn achterban. Een lastig instrument, bleek al snel. Snelle vingermotoriek en goede embouchure, oftewel lipspanning, zijn vereisten. Daarbij dien je steeds weer het vermaledijde rietje, onderdeel van het mondstuk, op de gewenste dikte te slijpen en schuren, want dit vliesdunne stukje bamboe zorgt voor beweging van lucht in het instrument, zodoende voor het gewenste geluid. Klarinet spelen vraagt dan ook veel geduld, toewijding en inzet. Afijn, toen de Beatles en Stones opkwamen slingerde ik ‘die fluit’ dan ook snel in de wilgen. Toch borrelen bij mij nog immer warme gevoelens op bij het horen van de ietwat nasale, houtachtige klanken van dit mooie instrument.
Het wellicht beroemdste klarinetnummer is Petite Fleur uit de fifties. En juist deze klassieker hoor ik wanneer ik over het stadsplein richting de HEMA loop. Midden op dat plein brengen drie wat oudere heren instrumentale nummers ten gehore: een bassist, een toetsenist en een drummer. Heel verdienstelijk. Maar ineens realiseer ik me dat ik de klarinet in hun uitvoering van Petite Fleur wel hoor maar niét zié. Sodeju, het is de toetsenist die deze klanken produceert, of beter: zijn keyboard! De zo kenmerkende klarinetklanken worden elektronisch voortgebracht door een gezapig kijkende grijsaard die op een lullig orgeltje priegelt.
Snel loop ik de HEMA binnen en zwiep de deuren hard achter me dicht. 



vrijdag 14 augustus 2015

Euro

Het is nou ook weer niet zo dat er dagelijks toeristenbussen vol Aziatische fotografen voor mijn gevel parkeren, maar ik durf de stellen dat mijn tuintje er momenteel eentje is van hallucinante schoonheid. Het bloeit en woekert dat ’t een lieve lust is. Ik laat het allemaal gebeuren, dit alles volgens het romantische principe van de Engelse cottagetuin. Aan de overkant van de Noordzee houden ze immers van organische vormen, van ruige en volle borders, kortom van een gezellig zooitje waar bladblazers en elektrische heggenscharen not done zijn en waar de natuur in redelijke mate zijn vrije gang mag gaan, dus ook mieren, slakken en egels.
Dit in groot contrast met de Franse tuin. Hier is classicisme troef: veel symmetrie, rechtlijnigheid en dus strak snoeiwerk en liefst dagelijkse verzorging. Ook deze tuinen kunnen zeer fraai zijn, maar ik geef toch de voorkeur aan de Engelse aanpak. Zij waren immers ook zo verstandig om niet slaafs achter de euro aan te lopen. 
Mooi zijn ook de Griekse tuinen: rustiek kruimelig metselwerk, slapende katten, een olijfboompje voor de broodnodige schaduw en ten slotte wat pot- of vetplanten die weinig onderhoud behoeven. En de euro’s krijgen ze van ons.




maandag 10 augustus 2015

Spiegelen

‘Is-ie lek,’ vraagt een struise vrouw met een grote spiegelende zonnebril terwijl ze naar onze kano kijkt waarin een decimeter water staat. ‘Nee, we zijn zojuist omgeslagen,’ antwoord ik zo luchtig mogelijk. ‘O,’ zegt ze, ‘daar heb ik wel wat voor.’ Ze loopt naar haar motorboot die aan de andere kant van de steiger ligt aangemeerd, komt terug en reikt mij een handig schepemmertje aan. Met dit emmertje schep ik het water uit ons bootje opdat we onze zomerse kanotocht over de Wieden kunnen vervolgen. Als de klus is geklaard bedank ik haar voor de hulp waarop ze antwoordt: ‘Ach, ik help graag. Mijn ouders hebben ook zo’n ding (ze trekt er een vies gezicht bij) en met hun gaat het ook soms mis. Laatst hebben we hun nog moeten slepen omdat ze te ver waren afgedreven door de harde wind.’
Het is me duidelijk dat ze ons – vriendin en mij – ziet als haar ouders: een stel oudjes dat zo nodig nog actief moet zijn. En wellicht heeft ze daarin gelijk, want in haar brillenglazen zie ik twee seniore stumpers op een steiger: ik in een zwembroek vol modder, vriendin met een bebloede hand die ze zojuist opliep tijdens onze scheepsramp en ook nog twee druipende rugzakken. Ik hou niet van spiegelende zonnebrillen. 

woensdag 5 augustus 2015

Nutteloos

Rusland, er is niets wat mij aantrekt: landschap, klimaat, keuken, cultuur, rites, flora en fauna en de mensen ook al niet, op tennisster Maria Sjarapova na. Natuurlijk is dat sterk generaliserend, maar de strekking is duidelijk: ik hoef er niet zo nodig naartoe. Er is echter één plek waar ik wel graag eens rond zou willen struinen: de velden rondom het nikserige stadje Borodino. Hier werd in 1812 de meest intense eendaagse veldslag geleverd uit onze moderne geschiedenis, die tussen Napoleons Grande Armée en het leger van de tsaar. De strijd ging alle begrippen te boven, ook in aantallen. Eén voorbeeld: in de maanden na deze veldslag moesten omwonende boeren 35.478 paardenkarkassen opruimen*. (Dit getal even hardop uitspreken.) Volgens alle historische bronnen en verslagen was het niet alleen een extreem bloederig, maar zeker ook ‘fraai’ schouwspel. Elegante charges, kleurrijke uniformen en vaandels, trompetten, trommels en heel veel heldenmoed – de Russen alleen al verloren maar liefst 29 generaals*. De grote tragiek is dat er geen duidelijke overwinnaar uit tevoorschijn kwam, ofschoon beide partijen dat wèl claimden. Zowel naar Parijs als Moskou galoppeerden estafettes om ‘het goede nieuws’ te brengen. Borodino was van een schitterende nutteloosheid waarover keihard werd gelogen. We leerden er weinig van.

* Bron: 1812, Napoleons fatale veldtocht naar Moskou van historicus Adam Zamoyski.


zondag 2 augustus 2015

Geheugen

Ik was nog geen zes toen we vanuit Nieuw-Guinea naar Nederland vlogen. De eerste korte etappe was per utilitaire Dakota van ons dorpje naar de regiohoofdstad waar een Super Constellation van de KLM, geschikt voor intercontinentale vluchten, op ons wachtte. We reisden met z’n vieren: ik zat naast een jonge vrouw van midden twintig, mijn oudere broer* zat naast mijn moeder iets verderop. Ik weet dat onze Dakota een korte tussenstop maakte op Numfor, een koraaleiland. Ik zie nog voor me hoe de deur openging en onze piloot postpakketten overhandigde aan enkele locals: naakte Papoea’s die op de landingsstrip stonden. Daarna vlogen we verder, onze toekomst tegemoet.
Zestig jaar later bezocht ik de jonge-vrouw-naast-mij weer, nu een bejaarde dame met Parkinson. We haalden herinneringen op, ook over onze vlucht. Volgens haar maakten we inderdaad een tussenstop op Numfor, maar daarbij landden we in de baai van dat eiland – met een Catalina, een zogenaamde vliegboot. De postpakketten werden afgegeven aan Papoea’s in prauwen! Ze wist het zeker. Kortom: een gekleurd kindergeheugen stond tegenover de vergeetachtigheid van een nu bejaarde dame. Dakota versus Catalina, vliegtuig versus vliegboot.
Dit alles is natuurlijk verrukkelijk onbelangrijk, maar ik noteer het toch voordat ik het vergeet.

*Mijn broer - destijds zeven - herinnert zich deze tussenlanding ook zeer goed. Op land!  

woensdag 29 juli 2015

Burgerman

Mijn parket. Essenhout. Zesendertig jaar oud. Bevalt me best. Praktisch en fraai. Heeft een druk gezin met vele huisdieren en een boel aanloop over zich heen gehad. Nu is het een stuk rustiger; het wordt doorgaans nog slechts betreden door mijn kakkies, de voetkussentjes van mijn kat en de schoenzolen van een enkele dwaalgast. De vloer behoeft weinig onderhoud: een paar keer in de week de stofzuiger erover en af en toe een doekje, bijvoorbeeld als de kat heeft gekotst. Maar eens per jaar is er groot onderhoud. Dan moet alles aan de kant en krijgt de vloer een nieuwe laag polish. Da’s hard werken - met krakende knieën - waarna de polish twee uur moet indrogen en gedurende die tijd niet mag worden betreden. Om dat te bewerkstelligen wordt de kat het huis uit gebonjourd en ik ga op de bovenverdieping uitrusten van de vermoeienissen. Wanneer de tijd rijp is, daal ik verwachtingsvol de trap af, overzie de nu spiegelende vloer, zet alle huisraad terug op z’n plek en ten slotte mag ook de (beledigde) kat het pand weer betreden. Mijn woonkamer glimlacht als vanouds. Klein burgermansgeluk.


 

vrijdag 24 juli 2015

Coulissen

Afgelopen week, terwijl iedereen met Lonely Planet op stap was naar kleurrijke oorden, las ik in mijn comfortabele tuinstoel twee Amerikaanse klassiekers: The Grapes of Wrath van John Steinbeck en The Catcher in the Rye van J.D. Salinger. Deels deed ik dit om te checken in welke mate mijn Engels aan roest onderhevig is. Maar deels ook omdat het wel interessant klinkt als je zegt dat je tijdens je vakantie The Grapes en The Catcher hebt gelezen. Het geeft je een culturele status - ben ik best gevoelig voor -, en dat voor een fractie van de kosten van zo’n verre trip. Stel nu dat zo’n Lonely Planet-reiziger vertelt dat-ie onlangs in Burkina Faso, onder een schitterende sterrenkoepel en gezeten op een termietenheuvel, een nacht lang met een lokale, qat kauwende albino heeft zitten filosoferen over de invloed van pigment op ritmegevoel, dan is het nuttig terloops te droppen dat jíj in dezelfde tijd The Grapes of The Catcher tot je hebt genomen. Per slot gaat het in het leven om wat een ander denkt dat je bent, of naar de tijdgeest: hoeveel likes en volgers je scoort. Overigens vond ik die twee boeken knap deprimerend. Maar als je tussen de coulissen kijkt, geldt dat ook voor heel wat vakantiereizen.

zondag 19 juli 2015

Praten

‘Bezwaar als ik erbij kom zitten,’ vroeg de vrouw toen ze van haar elektrische fiets stapte. Ik zat op een eenzaam bankje, in stilte, mijmerend en uitkijkend over het Veluwemeer. Natuúrlijk had ik bezwaar, maar ik zei van niet.
‘Vaak zaten mijn man en ik hier op dit bankje,’ stak ze van wal. ‘Hij genoot zó van het uitzicht.’ Ik dacht, daar begint het gelazer. En jawel, al snel kreeg ik haar larmoyante verhaal over me heen.
Jarenlang stonden zij en haar man met hun caravan op een camping hier vlakbij. Tot hij doodging. Darmkanker. Zij stond nu dus alleen op die camping en dat vond ze ‘best moeilijk’. Drie jaar lang had ze haar man thuis verpleegd. Tot het niet meer ging en hij naar het ziekenhuis moest. Nu deed ze in datzelfde ziekenhuis vrijwilligerswerk. ‘Bedden rondrijden en soms met de mensen praten. Want ja, ik heb dus zelf meegemaakt hoe groot het leed daar is.’
Er kwam een andere vrouw aanrijden, nu eentje op een gewone fiets. Ook zij stopte en vroeg ons vriendelijk of we een beetje wilden inschikken. Zij moest even op adem te komen, had tegenwind. Ik maakte van de gelegenheid gebruik door haar mijn zitplaats aan te bieden. ‘Moet hoognodig verder,’ verzon ik. Daarop zei ik de vrouwen gedag en toen ik op mijn Gazelle sprong hoorde ik achter me: ‘Vaak zaten mijn man en ik hier op dit bankje.’



woensdag 15 juli 2015

Agiel

Sportauto’s kun je onderverdelen in vijf categorieën: kapperswagentjes, patserbakken, stuurmanskarretjes, chique spul en ten slotte de klasse der supersports.
Kapperswagentjes zijn redelijk betaalbaar, maar vooral ietwat androgyn. De Fiat Barchetta, Alfa Spider en Mazda MX5 zijn goede voorbeelden. Haaks daarop staan de patserbakken, ook wel bekend als muscle cars. Hier niks geen halfslachtigheid maar pure testosteron, brute kracht en een donkerbruin rochelend geluid zoals bij de Chevrolet Corvette, Dodge Viper of Mercedes SLS. Bij de derde categorie, de stuurmanskarretjes, draait het niet zozeer om het aantal pk’s maar om agiliteit. Het zijn daardoor echt karretjes voor liefhebbers van ‘lekker hoeken’. Merken als Lotus en Donkervoort hebben een uitstekend imago op dit gebied. Dan het chique segment. Hier zit je goed in een Aston Martin of Jaguar, maar ook in (pseudo-)oldtimers als Morgan, MG of Austin Healey. Niet zelden zie je gedistingeerde heren achter het stuur, vaak met een petje op teneinde hun kaalheid te verbergen. Ten slotte de supersportklasse. Hier scoren vooral Ferrari, Porsche en Lamborghini. Dikwijls rijden goed boerende voetballers in dit soort peperdure bolides. Wat me bij deze beroepsgroep opvalt is hun minutieus gecultiveerde haardracht. Ik vermoed daarom dat ze vaak een een-tweetje spelen met hun kapper. Dus als je een androgyn sportwagentje naast een Ferrari geparkeerd ziet staan, dan weet je hoe het zit.



vrijdag 10 juli 2015

Jongensleed

‘Mneer-mneer,’ klinkt het achter me. Ik kijk om en zie een joch achter me aan spurten. Een jaar of dertien-veertien, ontbloot bovenlijf, korte broek, baseballpetje, gympen. Ik knijp in de remmen en wacht ‘m op. Naderbij gekomen, legt de knul amechtig zijn situatie uit. Hij was met zijn vriend aan het skaten vanaf het viaduct, en die vriend was loeihard tegen de grond gesmakt en vergaat nu van de pijn. Hij wijst naar het slachtoffer dat zo’n dertig meter verderop tegen het talud zit te creperen. Op diens blote rug en armen ontwaar ik vuurrode plakkaten.
‘Ons beltegoed is op, heeft u een mobieltje,’ vraagt de jongen ietwat paniekerig, ‘dan kan ik thuis bellen om te vragen of ze ons op komen halen.’ Ik overhandig hem mijn mobieltje. Hij belt maar krijgt geen gehoor. De knul geeft mij m'n mobieltje terug. ‘Dank u mneer.’
Ik heb met het tweetal te doen, vraag of ze niemand anders weten die ze kan ophalen. Niet dus. ‘Je kunt ook 1-1-2 bellen,’ opper ik voorzichtig. ‘Mwah, da’s ook weer zo iets,’ zegt de jongen terwijl hij naar zijn gewonde vriend op het talud kijkt, ‘zo erg is het nou ook weer niet, denk ik...’ Ergens begrijp ik hem wel. Iedereen had de jongens natuurlijk al aan de kop gezeurd geen malle fratsen uit te halen met de skateboards, maar die waarschuwingen hadden ze stoer weggelachen. En om dan nu met een zieken- of politiewagen thuis te worden bezorgd is natuurlijk uncool. En op school is waarschijnlijk ook alles ruk. En de meiden uit de klas zijn niet erg chill. Dan maar met z’n tweetjes skaten vanaf het viaduct. Dan maar risico’s nemen. Dan maar lijden. Jongensleed.


zaterdag 4 juli 2015

Bereisd

Vriendin en ik zitten in een strandpaviljoen in Kijkduin. De zon buldert op de parasollen. Een karafje witte wijn en 'n schotel carpaccio pimpen ons tafeltje. Ook bij het gezelschap naast ons gaat het er gezellig aan toe. Het betreft een groepje Hagenezen. (Geen Hagenaren dus!) De buikige man die het meest aan het woord is, blijkt een bereisd type. Hij verhaalt daarover in geuren en kleuren.
‘Kèk, nâh Spanje of Turkèe ga je allein mâh om te zuipuh. Dat kan altèd nog, mâh nu wil ik eerst dinguh zien, begrèp je? Vreemde culturȃh, natuȃh, mauie steduh en zo.
Ik wilduh èguhnlèk nâh Kenia, Tanzania en Zanzibar, die kant op. Mâh daâhrvoâh gold un negatief rèsadvies, want eâh was gelazuh met Boko Haram. Daâhrom ben ik mâh nâh Costa Rica gegaan. Maui joh. Niet allein ut strand, mâh ben oâk vèf dagen lang doâh ut oeâhrwoud getrokkuh. Je weit nie wat je ziet. Beistuh,  tropiese vâugels en zo.’
Hij laat opnieuw een rondje (pils) aanrukken en vertelt over een andere reis. Thailand.
‘Kek, ik zeg mâh zo, als je thuisblèft kost ut oâk géld. En Thailand in januȃri is geweldug. Heil modeâhrn oâk; ze zèn dâh ech nie achtelèk. Ik hep dâh een bodycheck latuh doen, in zo’n MRI-scanneâh, weit je. Kostuh drie mèeâh*. Kost hieâh minstuns vèftien mèeâh. En je krègt dâh echt un A1-behandeling, kwa medische zorrȃg, omdat ze weten dat ze alles kunnuh declareâhren omdat westersuh mensuh meestal goed verzekȃhd zèn. Aâhrdiguh gastuh trauwens, die Thai.
Daarna herhaalt de man zijn adagium: naar Spanje of Turkije ga je slechts om te zuipen, en dat kan later altijd nog. Wij daarentegen, willen niet op later wachten en bestellen nog een karafje teneinde stiekem mee te kunnen genieten van de verhalen van deze wereldreiziger.

*Een  mèeâh (meier) was/is Bargoens voor honderd gulden/euro.


dinsdag 30 juni 2015

Wachten

We brengen ons leven in een wachtkamer door, wachtend op geluk. Het is een bekend aforisme. Maar dit wandtegeltje komt ineens tot leven wanneer je voor het echie in een wachtkamer zit, zoals ik nu, in zo’n ziekenhuispoli waar verschillende specialisten een toko runnen. Het aanbod aan tijdschriften is mager, dus enige afleiding is welkom.
Een ouder paar en een jongere man melden zich bij de balie. Een lichtgetint trio, vermoedelijk uit een regio vol ellende. De twee senioren spreken geen Nederlands, de jongere man wel. De drie krijgen te horen dat het spreekuur van hun specialist vandaag is uitgevallen - ze zijn dus voor niets gekomen. ‘Spijtig, maar als het goed is heeft u daarvoor thuis een brief ontvangen,’ zegt de baliemevrouw.
‘Mijn ouders kunnen geen Nederlands,’ zegt de man op barse toon waarop de assistente hem van repliek dient door erop te wijzen dat zij dat niet kan weten en ook dat dàt niet het probleem van het ziekenhuis is. ‘Wij zijn geen vertaalbureau en bovendien kon ú dat toch voor ze vertalen,’ voegt ze er stekelig aan toe. De man wordt (nog) kwader en zegt dat hij niet bij zijn ouders woont en dat dit een kutziekenhuis en een kutland is. Juist dan gaat er een deur open waarna een witte jas 'Meneer Nagel' roept. En nu maar hopen dat mijn wachten wordt beloond met geluk.  

vrijdag 26 juni 2015

Aap

Groot nieuws, ik heb een nieuwe zwembroek gekocht. Daar moet men niet te licht over denken, want bij zo’n aanschaf spelen heikele factoren een rol. De staat van het ouder wordende lichaam bijvoorbeeld, en ook zoiets als de nieuwe preutsheid. Vroeger ging dat eenvoudiger, alhoewel.
Als jonge knaap had ik slechts één wens: een destijds onder leeftijdsgenootjes erg gewild zwembroekje in luipaardkleuren. Zo eentje als Tarzan droeg. Deze film- en stripheld slingerde halfnaakt en masculien gillend van boom naar boom, al dan niet in gezelschap van Jane of van zijn beste vriend, een aap.
Toen ik eind jaren vijftig aan de hand van mijn moeder naar de herenconfectiewinkel stapte om een zwembroekje uit te zoeken, hoopte ik dan ook vurig op zo’n Tarzanbroekje. De verkoper verkocht vanachter zijn toonbank (zo ging dat toen) echter slechts drie varianten: een donkerblauwe, een donkerblauwe en een donkerblauwe. Het verschil zat ‘m in textuur en elastiek. Met forse tegenzin koos ik een donkerblauwe.
Een zwembroekje als van Tarzan kwam er helaas nooit, ook al doordat deze cultfiguur relatief snel weer uit beeld verdween. Nu leeft zijn naam slechts voort in de zoemende staaf op het nachtkastje van mijn Jane. En de aap, die ben ik.



zondag 21 juni 2015

Uitleg

Wis en waarachtig behoor ik tot het kleine deel der mensheid dat zich rijk mag noemen. Zo heb ik maar liefst tien wielen tot mijn beschikking, vier onder mijn limousine en zes onder mijn fietsen. Jazeker, ik bezit drie rijwielen, wat ik beschamend veel vind, dus dat schreeuwt om uitleg. Eentje is er voor het dagelijks gebruik, eentje voor sportieve tochten en eentje die ik met een gerust hart op het fietsenslagveld bij het station durf achter te laten. Soms overweeg ik zelfs de aanschaf van een vierde: een vouwfiets. Om mijn rijkdom verder te etaleren bezit ik ook nog eens tien paar schoenen. Dat vind ik beschamend veel, dus dat schreeuwt om uitleg. Wandelschoenen, hardloopschoenen, fietsschoenen, twee paar sandalen (waarom twee eigenlijk?), een paar canvas tropenboots, dan nog een paar keurige voor begrafenissen en zo, verder outdoorshoes voor gebruik op losse ondergrond of bij regen en sneeuw, en ten slotte twee paren dagelijkse stappers die men als casual pleegt te omschrijven. (tuinschoeisel, slippers en pantoffels laat ik buiten beschouwing.) Mijn schoenen kosten doorgaands beschamend veel want voor een goed voetbed betaal ik royaal, wat om uitleg schreeuwt. Daarvoor verwijs ik naar mijn openingszin.

maandag 15 juni 2015

Aambeien

In de Hermitage Amsterdam stond een aantal niet-meer-zo-jonge mannen, waaronder ik, gebogen over de grote maquette die de slag bij Waterloo weergaf. De maquette maakte deel uit van de tentoonstelling ‘Alexander, Napoleon & Joséphine’ die onderdak vond in de fraaie Hermitage. Onder de aanwezigen bevond zich ook de bouwer van deze schitterende maquette – hij had er bijna dertig jaar aan gewerkt. De maquettebouwer gaf ons, liefhebbers van militaire historie en Stratego, uitleg over zijn werkproces en de slag bij Waterloo in het algemeen. Maar aangezien alle aanwezigen meenden iets van deze veldslag af te weten, ontstond al snel een levendige discussie over de posities van bepaalde regimenten, de manoeuvres van Wellington en de Prins van Oranje, de rol van de Pruisische troepen en vooral over de aambeien van Napoleon.
Dat zat zo.
Napoleon was tijdens de slag bij Waterloo op z’n zachts gezegd niet lekker. Hij leed die bewuste dag -  18 juni 1815 - aan migraine, buikklachten en aambeien. Dat laatste was volgens veel beschrijvingen de aanleiding dat de Franse keizer, anders dan men van hem gewend was, bij Waterloo zich zelden te paard in de voorste linies liet zien. Velen meenden dat de keizer om die reden de slag in achterhoede doorbracht, gezeten in een comfortabel stoeltje met stro. Anderen wisten echter weer zeker dat Napoleon tóch op zijn paard was geklommen. Onder hen de maker van deze maquette die het figuurtje van Napoleon daarom fier op zijn beroemde witte paard Marengo had gepositioneerd.
‘Dat klopt niet,’ zei een van de aanwezigen die erg geloofde in het stoeltje-met-stro.
‘Dat klopt wel,’ zei de maquettebouwer, ‘want Napoleon kennende (hij kende hem dus), had hij zich op dat moment suprême beslist niet door aambeien laten weerhouden op zijn schimmel plaats te nemen.’
Er volgde gekuch en geroezemoes.
Wij - maquettebouwer, (pseudo-)historici, kenners, liefhebbers – kwamen er in de Hermitage niet uit. Wel waren we unisono van mening dat 't vragen om moeilijkheden was indien je, geteisterd door aambeien, te paard Europa wilde veroveren. 

woensdag 10 juni 2015

Leegte

Een vrouw met kinderwagen steekt zonder op of om te kijken pal voor mij het fietspad over - totaal gefocust op haar mobieltje. Met een slingerbeweging weet ik haar nipt te ontwijken. Onwetend van mijn capriolen stapt moeders verder de wijde wereld in. Wanneer ik (woedend) omkijk, zie ik hoe haar duim in razend tempo over haar schermpje glijdt. Haar baby slaapt rustig verder.
Op een doodstil fietspad komt een tienermeisje me tegemoet. Doordat ze druk is met haar mobieltje geraakt ze op mijn weghelft waardoor ze recht op mij afstevent. Ik schreeuw waardoor zij van schrik het plantsoen in crosst. Ze komt net niet ten val.
Soms zijn er wel gevolgen.  Zo werd onlangs een vrachtwagenchauffeur berecht. Hij had op een snelweg in Zeeland een wegwerker aan flarden gereden die op de vluchtstrook zijn beroep stond uit te oefenen. Onderzoek wees uit dat de beroepschauffeur tijdens de letale rit 94 maal (!) in de weer was geweest met zijn smartphone. Preciezer: hij bleek al rijdend actief met Facebook, internet, het schieten van foto’s en - natuurlijk - met app.
De echte boosdoener van dit alles heet Leegte. Het verdrijven ervan is van oudsher levensgevaarlijk. Je erover druk maken heeft dus nauwelijks zin. Tenzij je wegwerker bent.  


  

zaterdag 6 juni 2015

Zon

Mata betekent 'oog'. Hari betekent 'dag(eraad)'. Matahari betekent dus zoiets als ‘oog van de dageraad’, of in gewone mensentaal: de zon. Tot zover deze korte cursus Indonesisch.
In Leeuwarden sta ik in een smal straatje voor een statig pand dat is opgetrokken uit roodbruine bakstenen. In deze patricierswoning groeide Griet Zelle op, beter bekend als Mata Hari. Deze jonge schone Friezin trouwde met een Schotse KNIL-officier (dit verzin ik niet; ze bleek sowieso erg gecharmeerd van mannen in uniform), hield zich daarna op in de betere Haagse kringen, reisde vervolgens naar Indië, werd na terugkeer in Europa beroemd als exotische dan wel erotische danseres in nachtelijk Parijs en verloor daar ten slotte, in 1917, het leven voor het vuurpeloton na verdenking van spionage voor de Duitsers, wat erop wijst dat ze ook gecharmeerd was van Pruisische uniformen. Pittig, kun je zeggen, voor een burgermeiske uit Leeuwarden.
Het straatje waarin ik me nu bevind ligt op het hoogste punt van de Friese hoofdstad (van oorsprong een groep terpen). Ik probeer me voor te stellen hoe het leven hier was, zo tussen 1880 en 1890, met name voor een jong meisje. Speelde ze hier verstoppertje of rende ze achter een hoepel aan? Of flaneerde ze hier als vroegrijpe deerne en zaaide ze daarmee onrust onder hengstige Liwwadders?
Ach ja.
Mijn ogen dwalen nog een laatste maal langs de scherp tegen het blauw afstekende gevels van het straatje. Matahari schijnt fel vandaag.

vrijdag 5 juni 2015

Koptelefoon

Eerst krijg ik een infuus met contrastvloeistof in mijn arm gejetst. Vervolgens word ik, op mijn buik liggend, het MRI-scanapparaat in gerold. Daarna breekt de hel los: een orgie van mitrailleursalvo’s, gebonk, geratel, getik en gedreun. Men heeft mij voor dit lawaai gewaarschuwd, mij zelfs een koptelefoon over mijn papieren hoofdkapje getrokken opdat ik naar ‘een gezellig muziekje’ kan luisteren (SkyRadio). Maar de slagveldgeluiden verdrijven de muziek totaal. Ik kàn op het noodknopje drukken, bij paniek en zo, maar dat doe je natuurlijk niet als coole krijger.
Dus lig ik drie kwartier in een hi tech-machine die mogelijk de waarde overstijgt van het hele ruimteprogramma van NASA. Maar een beetje geluidsisolatie kon er kennelijk niet af. Tja.
De herrie, het ongemakkelijke doodstil moeten blijven liggen in een nauwe, fobische tube: heel erg niet leuk dit.
‘Gaat het nog een beetje daarbinnen,’ klinkt het in mijn koptelefoon.
‘Ja,’ lieg ik.

dinsdag 2 juni 2015

Luchtkusjes


'Attenzione!,’ hoorde ik achter me. Ik keek om en zag een groepje giebelende Italianen op robuuste stadsfietsen. Links van mij liepen twee halfdronken Russen op elkaars schouders te beuken. Vanachter haar raam gaf een hoer mij een luchtkusje. Het fijne van het Red Light District is dat je er als solo wandelende senior onbezorgd kunt rondneuzen zonder meteen als hoerenloper te worden gebrandmerkt. We zijn met velen en iedereen lijkt hier toerist. Dat bleek alras toen ik in het Spaans werd aangeklampt door een man en een vrouw. Of ik wist waar de synagoge was. Het duo sprak geen Engels en ik nada Spaans. Met een haastig geïmproviseerd ‘Mio speak no Espagnol,’ probeerde ik me ervan af te maken. Maar prompt trokken ze een stadskaartje tevoorschijn waarna de vrouw haar puntige felrode nagel op de synagoge richtte. Ik construeerde aan de hand van de kaart waar we ons op dat moment bevonden – ergens op de Kloveniersburgwal – en duwde hen vervolgens in de goede richting. De twee waren me muchos dankbaar. Vijf minuten later kreeg ik alweer een luchtkusje, nu van een lady met wulpse heupen in een limekleurig tangabroekje. Ze onderbrak daarmee het sensuele borstelen van haar lange zwarte manen en wenkte me. Bij Centraal, hier niet ver vandaan, wachtte mijn intercity op perron 13B.


vrijdag 29 mei 2015

Problemen

Ik plukte het AD van de leestafel en ging zitten aan het raam met uitzicht op het Veluwemeer, op een van die gezellige oranje zitjes van hotel-restaurant Monopole. Aan een tafeltje verderop zaten een man en een vrouw. Ze zeiden geen stom woord tegen elkaar en staarden naar het water. Ze leken me volstrekt gelukkig.
Ik bestelde een kop koffie.
In het AD las ik dat Gerard Joling met zijn luxe terreinwagen een overstekende bejaarde vrouw had platgereden. En ik las dat de jeugd steeds moeizamer omgaat met blootheid in kleedkamers. Volgens sommigen heeft dat met de gestage islamisering van Nederland te maken. Maar dat was allemaal niets vergeleken met mijn probleem. Want toen ik een half uurtje later naar de kassa liep om aldaar te pinnen, sloeg de vriendelijke bedienster mij aan voor € 2,10. (Hoe komt men op zo’n bedrag?) Doorgaands rond ik naar boven af, maar moest ik nu van 2,10 dan 2,50 maken? Twee en een halve euro is niet alleen vijf gulden vijftig in oud hard Hollands geld, maar een fooi van bijna twintig procent vond ik toch wat veel voor het op tafel neerzetten van een kopje koffie. En om nou van 2,10 bijvoorbeeld 2,30 te maken vond ik ook weer zo lullig. Problemen, problemen.
Uiteindelijk besloot ik tot geen fooi. Ter compensatie vroeg ik naar de wc.

dinsdag 26 mei 2015

Gedistingeerd

Gelijktijdig arriveerden we voor de dierenartsenpraktijk: een (echt)paar in een sjieke Mercedes E-Klasse en ik op mijn fiets. Doordat de luxe sedan moeite had met parkeren verscheen ik als eerste voor de balie waarachter de als altijd vriendelijke praktijkassistente. Voor mijn oude kater J. - thuis behaaglijk slapend op zijn vaste stek op de Klippanbank - vroeg ik om insuline en 'n voorraadje injectienaalden. De Mercedes-mensen stapten intussen achter mij langs en namen plaats in de open wachtruimte; zij hadden een afspraak. Het was een gedistingeerd, knap duo. Vijftigers. Een geslaagd zakenstel, gokte ik. Op ‘s mans schoot lag een open rieten mandje waarin een kussentje waarover een behaaglijk fleece dekentje. Op dat kleedje lag een kat, een cyperse. Het beestje keek loom om zich heen, maar bleef kalm liggen. Opvallend, want katten blijven bij een dierenarts meestal niet kalm in een open mandje liggen.
Leunend tegen de balie wachtte ik lang op de insuline, die moest van ver komen, ergens uit de koeling. Buiten mij en het stel met de kat was er nu niemand aanwezig. De klok tikte. Normaal praat ik niet graag in een wachtkamer, maar nu liet ik in de drukkende stilte vallen: ‘wat is-ie rustig.’
Even bleef het stil.
‘Dit zijn haar laatste minuten,’ sprak de vrouw ineens zacht waarna de man een pijnlijke grimas trok en prompt in hartverscheurend snikken uitbarstte. ‘Ach goh,’ zei ik lullig terwijl ik toekeek hoe hij vooroverboog om zijn gezicht achter een flap van het fleece dekentje te verbergen.
De assistente verscheen (gelukkig) weer, met mijn bestelling. Ik pinde, zei haar gedag en wenste het verdrietige stel heel veel sterkte.
Thuis lag J. nog steeds op de bank te knorren. Ik keek naar zijn ademhaling en dacht, hoe lang heb jíj nog? Ik wilde het niet weten.


vrijdag 22 mei 2015

Overgeven

Je ziet ze niet meer zo veel, ouderwetse zakdoeken. Toch heb ik graag zo’n snotlap op zak; klassieke ruit, effen beige, boerenbont, het maakt me niet uit. Vreemd genoeg is-ie voor snot juist het minst geschikt. Zeker bij verkoudheid is het dragen van een zakdoek een onhygiënisch gedoe vanwege de bacillenbom die je dan meetorst. Maar daarbuiten voel me ik even naakt en hulpeloos zonder dat lapje stof als een puberend hockeytrutje zonder Samsung Galaxy S6. Misschien komt dat door mijn moeder. Zij drukte me op het hart om mijn centjes of huissleutel in een zakdoek te proppen zodat ze er niet uit konden vallen, bijvoorbeeld als je ondersteboven aan een klimhek hing. Het voelt voor mij daarom als iets van thuis, als iets dat vertrouwd is, veilig en warm.
Maar nog immer kan een zakdoek praktisch nut hebben. Je kunt er bijvoorbeeld je gezicht mee afvegen als je tijdens een aardbeving een Bossche bol hebt genuttigd. Of ermee de nacht uit je ogen wrijven. Je mag met zo’n stukje textiel heerlijk diep in je neus wroeten, wat zonder erg onsmakelijk wordt bevonden. Mits schoon, kun je ‘m aanbieden aan iemand die in snikken uitbarst. En last but not least kun je je ermee overgeven, maar dan moet hij wel wit zijn.


maandag 18 mei 2015

Vetrollen

Aan de linkerflank van Bataviastad bevindt zich een aantal snackterrassen. Het is vandaag druk in dit koopjeswalhalla en bovendien mooi weer, dus overal waar mogelijk is volk neergestreken voor de hapsnap. Mijn aandacht wordt getrokken door een manshoog softijsje direct naast een doodstil terras. Eigenaardig, maar wie weet. Eenmaal over de drempel, word ik aangestaard door drie Turkse mannen. (Jaja, ik bezit een aardige antenne voor de verschillen tussen bijvoorbeeld Ottomanen en Berbers.) Als ik, wijzend naar de ijskaart, mijn bestelling opgeef zegt de middelste: ‘Het zpijt me meneer, maar ik moet u mededelen [sic] dat onze ijzmachine ztuk iz. Dus helaaz. Maar bij onze buurman hebben ze wèl zoftijz.’ Heel netjes en sportief, vind ik. Ik bedank dan ook vriendelijk en wandel naast mijn fiets naar de buurman, tien meter verderop. Anders dan bij de aardige Ottomanen is het er retedruk, zowel op het terras als binnen voor de counter – logisch, hier is de ijsmachine niét stuk. Uit het lood geslagen door de rij wachtenden besluit ik dat je van ijs alleen maar koppijn en vetrollen krijgt. Kortom, wegwezen hier!
Tien minuten later ben ik weer thuis waar ik me ernstig uit mijn hum in een tuinstoel laat zakken. Vetrollen rimpelen over mijn broekriem en ik voel koppijn opkomen. Daar heb ik dus helegaar geen softijs voor nodig.

woensdag 13 mei 2015

Klagen

Tijdens het joggen werd ik ingehaald door twee andere hardlopers. (Ter verdediging: ze waren minstens dertig jaar jonger dan ik.) Ik hoorde de ene tegen de andere klagen: ‘Die trut appt me midden in de nacht. Niet te geloven. Appt ze: “ik kan nie slapen.” Ja zeg, wat kan ik daar mee! En de volgende nacht weer hetzelfde liedje hè: “ik kan nie slapen.” Dat zielige zeurderige gedoe, schijtziek word ik ervan.’
Dit alles werd rennend en zwaar hijgend uitgesproken. Eveneens rennend en zwaar hijgend, bedacht ik de de simpele oplossing voor het probleem van de klagende jogger: dump je vriendin óf je smartphone! Maar zo eenvoudig werkt dat natuurlijk niet in grote mensenland. Zowel vriendin als smartphone bieden de jogger kennelijk meer voor- dan nadelen zodat de ergernissen voor lief worden genomen. Maar de jogger heeft klaarblijkelijk een derde uitweg bedacht: alles zo laten, maar achter haar rug om lekker klagen tegen zijn hardloopvriend. Trouwens, vrouwen kennende is de kans dat zij zich over hèm beklaagt ook levensgroot. Misschien doet ze dat eveneens zwaar hijgend.

maandag 11 mei 2015

Advocaatjes


Mijn ex-schoonmoeder Corrie verhuisde onlangs naar een verzorgingshuis in Voorburg. Ik bracht de bejaarde vrouw er een bezoek. Na haar gecomplimenteerd te hebben met haar nieuwe home, besloten we haar nieuwe buurtje te verkennen. Ik duwde Corrie voort in een rolstoel. We wandelden door de mooie tuin van het tehuis, daarna door het park aan de overzijde. De lente deed haar best. Vervolgens dronken we thee in het restaurant van het tehuis. Ik keek om me heen en zag de dingen die je kon verwachten: vrouwen – en een enkele man – die kaartten, scrabbelden, advocaatjes met slagroom naar binnen lepelden, sjoelden of zwijgend naar buiten keken. Na de thee namen we de lift naar acht hoog, waar Corrie woonde. In ons kielzog stapten ook twee dames met hun rollators in de kleine liftruimte. Het paste net; de oude vrouwen maakten er grapjes over.
‘Bent u al een beetje gewend,’ vroeg een van de dames aan Corrie. ‘Nou, niet echt,’ antwoordde mijn ex-schoonmoeder terwijl ze met vertrokken mond naar de grond keek. ‘Dat hadden wij nou ook,’ zeiden beide dames unisono waarbij ze zich, ietwat merkwaardig, tot mij richtten. Daarna kreeg ik uitgebreid uitleg hoe het ze (in het leven) was vergaan en vervolgens moesten we hun kamers bewonderen; ze woonden eveneens acht hoog. Uiteindelijk rolde ik Corrie terug naar haar eigen kamer, zette haar in d’r makkelijke stoel voor het raam, pal naast de telefoon en de afstandbediening van de TV. Vervolgens deed ik haar schoenen uit en pantoffels aan, gaf ik de plantjes water en ruimde wat op. Ten slotte nam ik afscheid, daalde met de lift naar beneden en haalde buiten heel diep adem.

vrijdag 8 mei 2015

Motoriek

Er gebeuren verschrikkelijke dingen in de wereld om ons heen. Maar niets is zo verschrikkelijk als het afscheuren of -breken van een lipje van een verpakking, dan stort ik pas echt in. Plakjes kaas of worst, Indische boemboes, kant- en klaarmaaltijden, desserts, voorverpakte haring, kattendiners, katjang pedis, bijna alles zit (vacuüm) verpakt in kunststoffen bakjes waarover een plastic vliesje waaraan een lipje dat onbedoeld kan afscheuren zodat je het product niet naar behoren kunt openen. Zodra dat gebeurt, verval ik in een staat van schuimbekkende redeloosheid waarbij Mussolini, Saddam en Pol Pot met terugwerkende kracht zouden verbleken tot zoetgevooisde Weense koorknaapjes.
Godallemachtig, worden die verpakkingen nooit getest of zo?! Het lijkt me voor een fabrikant immers zo’n kleine moeite om een stagiair in te huren die om de zoveel tijd een steekproef neemt. Gewoon af en toe aan een lipje trekken en je weet genoeg. Zit dat lipje (en het vliesje) te vast, voeg dan minder lijm toe! Scheurt dat lipje af, maak sterkere lipjes!
Er zit echter nog een andere kant aan dit verhaal, een lichamelijke. Het betreft namelijk mijn eigen motoriek die er - door ongeduld, onhandigheid of beginnende Parkinson – voor zorgt dat ik regelmatig lipjes en vliesjes aan gort trek. Reden genoeg om in foetushouding op de keukenvloer te gaan liggen.